Duidelijke samenvatting van het vak Orthopedagogiek in blok 2.7. De samenvatting bevat de volgende problemen: Persoonlijkheidsproblematiek, ADHD, ODD & CD, Autisme, Leerstoornsisen, Stemmingsstoornissen, Angststoornissen.
PROBLEEM 1 PERSOONLIJKHEIDSPROBLEMATIEK
Leerdoel 1 Wat is het verschil tussen temperament en persoonlijkheid
Temperament: individuele kenmerken van jeugdigen (bijv. extravert of introvert). Vier kenmerken:
1. Vanaf de vroege kindertijd
2. Relatief consistent
3. Sterke genetische of neurologische basis
4. Multidimensionaal: temperament omvat verschillende dimensies
Persoonlijkheid: groep eigenschappen met voor het individu kenmerkende manieren van denken,
voelen en gedragen.
Klassieke visie: temperament is de biologische basis van persoonlijkheid (causale relatie) >
persoonlijkheid is breder.
Kritiek:
- Persoonlijkheid heeft ook een biologische basis
- Veel gemeenschappelijke kenmerken
- Beiden beïnvloedt door ervaring
- Sommige kenmerken van temperament ontwikkelen zich pas op latere leeftijd.
Drie theorieën temperament:
1. Gedragsstijlbenadering (Thomas & Chess)
- Temperament: ‘hoe’ van het gedrag (stilistisch aspect).
- Negen gedragscategorieën > Vier dimensies: sociale remming, activiteit, aandacht, prikkelbare
stress.
- Drie soorten temperament: gemakkelijk kind, traag-op-gang-komend kind, moeilijk kind.
Kritiek:
- Weinig aandacht voor emotionele en motiverende componenten (inhoud en motivatie)
- Weinig bewijs voor de negen dimensies
- Stemming opgevat als continuüm > twee losse temperament kenmerken: positief en
negatieve gevoelens.
2. Kritische benadering (Buss & Plomin)
- Vijf criteria temperament: moet geërfd zijn, stabiel tijdens kindertijd, behouden tot volwassenheid,
evolutionair adaptief, aanwezig in stamboom.
> Vier dimensies: emotionaliteit, activiteit, gezelligheid, impulsiviteit.
- Verschil model Thomas & Chess en Buss & Ploming:
- Thomas & Chess: kinderen, Buss & Ploming: volwassenheid.
- Buss & Ploming kijken naar ‘hoe’ + inhoud van gedrag.
- Buss & Ploming: temperament makkelijker meten (5 criteria).
,3. Psycho-biologische benadering (Rothbart)
- Temperament: ligt vast in DNA. Individuele verschillen in:
- Reactiviteit: hoe prikkelbaar is je zenuwstelsel
- Emotionaliteit
- Activiteit (motorisch)
- Zelfregulatie: aandacht regulerende processen en vermogen om reacties te remmen.
> Drie dimensies:
1. Negatieve affectiviteit (reactiviteit): neiging negatieve emoties te voelen
2. Positieve affectiviteit (reactiviteit): neiging positieve emoties te voelen
3. Effortful control (regulatie): vermogen respons af te remmen.
- Verschil andere modellen: verklaart zowel ‘hoe’, inhoud als motivatie van gedrag.
Conclusie dimensies van temperament:
1. Emotionaliteit (negatieve/positief)
2. Vriendelijkheid vs. sociale inhibitie
3. Activiteit (motorisch)
4. Persistentie (effortful control)
Five Factor model persoonlijkheid:
1. Extraversie: mate waarin je op zoek bent naar andere mensen of juist graag alleen bent.
2. Emotionele stabiliteit vs. neurocitisme: mate waarin je gevoelig bent voor prikkels uit de
omgeving en behoefte hebt aan zekerheid.
3. Altruïsme: mate van vriendelijkheid/meegaandheid.
4. Consiënthieusheid: mate van impulscontrole, verantwoordelijkheid en zorgvuldigheid (op werk).
5. Openheid voor ervaring: mate van flexibiliteit en openheid (vindingrijkheid bij kinderen).
> Dimensies zijn bipolair (twee uitersten).
Artikel Shiner: persoonlijkheid en temperament samengenomen. Drie verschillen:
- Boosheid/irriteerbaarheid: binnen temperament emotionaliteit, binnen persoonlijkheid
vriendelijkheid.
- Dominantie: binnen temperament extraversie, binnen persoonlijkheid lage vriendelijkheid
- Sociale inhibitie: dubbelzinnige term.
- Higher orders: overkoepelende term (bijv. extraversie).
- Lower orders: specifieke eigenschappen (bijv. enthousiast).
- Klassieke trek theorie: persoonlijkheid verandert niet met de tijd (nature)
- Contextuele perspectief: persoonlijkheid verandert met de tijd door invloed omgeving (nurture)
Wisselwerking persoonlijkheid en omgeving > zes processen:
1. Leerproces: temperament vormt de ervaring van het kind met klassieke en operante
conditionering.
2. Omgevingsuitlokking: temperament vormt de reactie van volwassenen en
leeftijdsgenoten op het kind.
, 3. Omgevingsbewustzijn: temperament vormt de manier waarop kinderen de omgeving en
hun ervaringen interpreteren.
4. Sociale en temporele vergelijkingen: temperament vormt de manier waarop kinderen
zichzelf evalueren ten opzichte van anderen en zichzelf gedurende de tijd.
5. Omgevingsselectie: temperament geeft vorm aan de keuzes van kinderen over hun
dagelijkse omgeving.
6. Omgevingsmanipulatie: temperament vormt de manier waarop kinderen hun omgeving
veranderen, aanpassen en manipuleren.
Leerdoel 2. Wanneer is er sprake van een (ab)normale persoonlijkheid en wanneer van een
persoonlijkheidsstoornis? Wat houdt een Borderline persoonlijkheidsstoornis in?
1. Normale persoonlijkheid: op iedere dimensie en de onderliggende facetten aangeven in welke
mate van toepassing (Five Factor Model).
2. Abnormale persoonlijkheid: extreme positie of afwijking van het gemiddelde op de vijf dimensies.
> Verschil normaal en abnormaal is kwantitatief
3. Gestoorde persoonlijkheid: substantiële beperkingen in het functioneren op het gebied van het
zelf (bijv. identiteit) en op het gebied van relaties (bijv. empathie).
> Verschil normaal en gestoord is kwalitatief
Persoonlijkheidsstoornis: psychische aandoening waarbij het dagelijks functioneren ernstig wordt
verstoord door beperkingen in de persoonlijkheid en door pathologische
persoonlijkheidskenmerken:
1. Individuele problemen: identiteit en zelfsturing
2. Intermenselijk functioneren: empathie en intimiteit.
Vijf pathologische persoonlijkheidstrekken DSM-V: negatieve affectiviteit, afstandelijkheid of
introversie, antagonisme (vijandigheid), disinhibitie (impulscontrole), psychoticisme.
DSM-V 11 specifieke persoonlijkheidsstoornissen: borderline, dwangmatig, histrionische,
afhankelijk, vermijdend, paranoïde, schizoïde, schizo typische, antisociale, narcistische, andere
gespecificeerd en ongespecificeerd.
DSM-V criteria persoonlijkheidsstoornis:
- Afwijkend patroon van ervaringen en gedragingen, uitingen in minimaal twee gebieden:
cognities (waarnemen en interpreteren van zichzelf, anderen en gebeurtenissen),
affectiviteit, intermenselijk functioneren en impulsbeheersing.
- Komt tot uiting in een breed scala van persoonlijke en sociale situaties
- Veroorzaakt lijdensdruk
- Stabiel, van lange duur en begint op zijn laatst in de adolescentie
- Niet worden verklaard als uiting of gevolg van een andere psychische stoornis
- Niet worden toegeschreven aan effecten van een middel of somatische aandoening.
> voldoen aan 5 van de 9 kenmerken.
Prevalentie:
- Persoonlijkheidsstoornis: 11% in de algemene populatie jeugdigen en 40% in klinische
populaties.
- Borderline persoonlijkheid: 20% in de klinische populatie jeugdigen.
, Problemen classificeren persoonlijkheidsstoornis bij jeugdigen: angst te stigmatiseren en jeugdigen
hebben een instabiele persoonlijkheid.
Borderline persoonlijkheidsstoornis: instabiele relaties met anderen en een instabiel zelfbeeld,
sterke stemmingswisselingen en impulsief.
DSM-V criteria BPS:
- Pogingen om verlating te voorkomen.
- Instabiele en intense intermenselijke relaties
- Identiteitstoornis
- Impulsiviteit die de betrokkene kunnen schaden
- Suïcidale gedragingen, dreiging of automutilatie
- Instabiele stemming
- Chronisch gevoel van leegte
- Inadequate, intense woede of moeite met boosheid beheersen
- Paranoïde ideeën of dissociatieve symptomen
> Problemen moeten op jongvolwassen leeftijd beginnen en in verschillende contexten.
> Voldoen aan minstens 5 van de 9 symptomen.
Dus: snel wisselende stemming, instabiele relaties, impulsief, cognitieve stoornis, hallucinaties,
problemen emotieregulatie, verstoorde hechting.
Vier probleemgebieden BPS:
1. Affectregulatie: sterk wisselende stemmingen of emoties.
2. Intermenselijke relaties: instabiele of intense relaties en verlatingsangst.
3. Impulsbeheersing: sterk impulsief gedrag.
4. Cognitieve stoornissen: paranoïde ervaringen, hallucinaties en dissociatieve klachten.
Prevalentie BPS: bij 17-23% van de jeugdigen. Jongens meer externaliserend, meisjes meer
internaliserend.
Comorbiditeit: bijna de helft van adolescenten met BPS heeft een gedragsstoornis. Jeugdigen met
BPS doen vaker suïcidepogingen (criterium BPS).
Five Factor Model BPS: hoge scores op neuroticisme, lage scores op altruïsme (emotioneel instabiel.
niet empathisch).
Leerdoel 3 Wat is de relatie tussen persoonlijkheid en psychopathologie?
Hypothesen over de relatie tussen persoonlijkheid en psychopathologie:
1. Spectrumhypothese: normale persoonlijkheid en psychopathologie maken deel uit van hetzelfde
continuüm. Onderliggende genetische-biologische factor is hiervoor verantwoordelijk.
Psychopathologie kan uiteinde van een persoonlijkheidsstrek zijn. > Geen relatie
- Continuïteitshypothese: maakt geen assumpties over een gemeenschappelijke oorzaak.
2. Kwetsbaarheidshypothese: bepaalde persoonlijkheidstrekken weerspiegelen een kwetsbaarheid
om bepaalde symptomen te ontwikkelen onder invloed van stressoren. > Wel relatie
- Complicatiehypothese: andersom > langdurige psychopathologie veroorzaken tijdelijke
veranderingen in de persoonlijkheid.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller shannonspork. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.79. You're not tied to anything after your purchase.