HOORCOLLEGE IV – AANMERKELIJK BELANG
De achtergrond van de invoering van het ab-regime is dat de fiscale voordelen die een
directeurgrootaandeelhouder had ten opzichte van andere belastingbetalers moest worden
veranderd.
Een voordeel dat in box 1 valt, kan niet in box 2 vallen; een voordeel dat in box 2 valt, kan
niet in box 3 vallen.
Heb je te maken met een ondernemer met een belang van 3%? Dan val je in box 1.
Heb je te maken met een niet-ondernemer met een belang van tenminste 5%? Dan val je in
box 2.
Heb je te maken met een niet-ondernemer met een belang van 3%? Dan val je in box 3.
De aanmerkelijk belang regeling volgt uit 4.1 Wet IB. Het tarief bedraagt 25%, dit volgt uit
2.12 Wet IB.
Wanneer is er een aanmerkelijk belang (art. 4.6 Wet IB 2001)?
De belastingplichtige heeft een aanmerkelijk belang indien hij, al dan niet tezamen met zijn
partner, direct of indirect:
a. Voor ten minste 5% van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is in een vennootschap
waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;
b. Rechten heeft om direct of indirect aandelen te verwerven (koopopties) tot ten minste 5%
van het geplaatste kapitaal;
c. Winstbewijzen heeft die betrekking hebben op ten minste 5% van de jaarwinst van een
vennootschap dan wel op ten minste 5% van wat bij liquidatie wordt uitgekeerd;
d. Gerechtigd is tot ten minste 5% van de stemmen uit te brengen in de algemene
ledenvergadering van een in artikel 4.5a bedoelde rechtspersoon.
Met tezamen met partner wordt de fiscale partner uit art. 5a AWR en art. 1.2 Wet IB 2001
bedoeld.
Dit zijn de gehuwden; Geregistreerde partners; (Meerderjarige) samenwonenden met een
notarieel samenlevingscontract die in de GBA staan ingeschreven op hetzelfde woonadres;
en Ongehuwd samenwonenden met een gezamenlijk kind, een gezamenlijke woning of een
gezamenlijke pensioenregeling, mits zij in de GBA staan ingeschreven op hetzelfde
woonadres. De niet duurzaam gescheiden levende echtgenoten zijn altijd partner.
Het indienen van een verzoek bij de rechtbank tot echtscheiding ex art. 1:150 BW dan wel
tot scheiding van tafel en bed ex art. 1:169 BW en tevens het niet meer ingeschreven staan
op hetzelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, leidt
ertoe dat bij beide echtgenoten de ab-kwalificatie eindigt.
Aandelen en winstbewijzen van de partner moeten worden meegenomen.
,Bij een huwelijksgoederengemeenschap zijn beide echtgenoten zijn voor de onverdeelde
helft aandeelhouder.
Bij geen huwelijksgoederengemeenschap moet de ab-positie worden beoordeeld op basis
van eigen bezit. Je kan alleen een ab hebben als je zelf aandelen hebt. De vordering op grond
van 1:87 leidt niet tot een ab en de vergoedingsgerechtigde echtgenoot kwalificeert dan dus
niet als aandeelhouder voor de ab-regeling.
Het economisch belang is bepalend, niet de zeggenschap, want alleen economisch eigendom
kan leiden tot een ab-voordeel. Desalniettemin kan wel sprake zijn van een ab op grond van
juridisch eigendom, maar het economisch eigendom prevaleert.
In 4.3 worden degenen die slechts gerechtigd zijn tot de voordelen uit aandelen gelijkgesteld
met een aandeelhouder. In een geval als deze zijn zowel de genotsgerechtigde (indien
voldaan aan het kwantitatieve bezitspercentage) als de bloot eigenaar ab-houders. In 4.6 sub
c worden ook de winstbewijzen als ab gekwalificeerd.
Je hebt een aanmerkelijk belang indien je 5% van het geplaatste aandelenkapitaal in handen
hebt. Dit geeft hiermee de volgende eisen:
- Kapitaalvennootschap moet in aandelen zijn verdeeld.
- Winst mag niet rechtstreeks aan de betrokkene toekomen, maar eerst na besluit
gezamenlijke deelgerechtigden.
- Het geplaatste kapitaal is van belang en niet het gestorte deel van het kapitaal.
- Het omvat niet de ingekochte, maar nog niet ingetrokken aandelen (art. 4.8 Wet IB
2001).
Voorbeeld: er zijn 100 aandelen uitgegeven en X bezit er 4, dan heeft X geen ab. Immers,
4/100 = 4%. Zijn er van de 100 aandelen 20 aandelen ingekocht, maar nog niet ingetrokken,
heeft X wel een ab. Immers is 4/80 = 5%.
- Aandelen ter tijdelijke belegging.
Direct of indirect, indirect is wanneer een ander de aandelen voor je houdt (denk aan een
holding bv). Er is alleen sprake van een ab wanneer de belastingplichtige in de
tussenliggende houder vennootschap een ab heeft.
Soortaandelen (art. 4.7 Wet IB 2001)
Stap 1: beoordeel of er al dan niet tezamen met partner een aanmerkelijk belang is ex art.
4.6 Wet IB 2001.
Stap 2: is er een aanmerkelijk belang in een bepaalde soort aandelen ex art. 4.7 Wet IB
2001?
Voorbeeld: het geplaatst aandelenkapitaal van Y BV bestaat uit 100 gewone aandelen en 400
preferente aandelen
,X heeft 10 gewone aandelen. X heeft geen ab. Immers: 10/500 = 2%. Kijk naar art. 4.7 Wet IB
2001. X heeft 10/100 gewone aandelen en dus een ab. Immers, 10/100 = 10%.
Koopopties worden gelijkgesteld met een aandeel respectievelijk winstbewijs (art. 4.4 Wet IB
2001). Maar dit geldt niet voor toepassing van art. 4.6, 4.7 en 4.8 Wet IB 2001. De
gelijkstelling geldt dus niet voor vaststelling of aan het 5%-criterium wordt voldaan:
aandelen en opties moeten dus niet bij elkaar worden opgesteld om het ab te bepalen.
Aandelen en koopopties moeten afzonderlijk aan het 5%-criterium voldoen, wil er sprake
zijn van een ab.
Voorbeeld: X heeft 5% opties op de aandelen van Y BV. X heeft een ab. Voorbeeld: X heeft
2% opties op de aandelen van Y BV. Na uitoefening heeft X 2% aandelen en 3% koopopties.
X heeft geen ab.
Een vennootschap heeft diverse soorten aandelen als aandelen niet onderling vervangbaar
zijn, dat wil zeggen dooreen leverbaar. Bepalend is dan of de belastingplichtige gerechtigd is
tot enig vermogensbestanddeel of reserve van de vennootschap waarin niet alle
aandeelhouders voor gelijke delen zijn gerechtigd. Aandelen die slechts van elkaar
verschillen door het nominale bedrag, maar waarvan de aan de aandelen verbonden rechten
overigens identiek zijn, behoren tot eenzelfde soort.
Aangezien het bij de ab-regeling gaat om het economische belang bij de aandelen en niet
om de zeggenschap, worden aandelen die louter een van de gewone aandelen afwijkend
stemrecht hebben, in beginsel niet beschouwd als een afzonderlijke soort aandelen (art. 4.7
lid 2 Wet IB 2001). Degene die dus alle prioriteitsaandelen heeft in een vennootschap, heeft
in het algemeen geen ab in die vennootschap, aangezien deze prioriteitsaandelen doorgaans
minder bedragen dan 5% van het geplaatst aandelenkapitaal van de prioriteitsaandelen en
de gewone aandelen gezamenlijk.
HR: er is sprake van verschillende soorten aandelen niet alleen indien sprake is van een
bijzondere gerechtigdheid tot een vermogensbestanddeel of een reserve van de
vennootschap, maar ook indien tussen verschillende soorten aandelen uitsluitend een
verschil bestaat met betrekking tot de besluitvorming omtrent de uitkeringen van winst of
vermogen van de vennootschap.
Meesleepregeling (art. 4.9 Wet IB 2001)
Indien een belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap ex art. 4.6
of art. 4.7 Wet IB 2001, behoren daartoe ook zijn overige aandelen in of winstbewijzen van
die vennootschap. Deze worden als het ware ‘meegesleept’.
Dit is van toepassing op overige aandelen en winstbewijzen die niet uit eigen hoofde een ab
vormen en dit geldt ook voor de koopopties (art. 4.4 Wet IB 2001). Koopopties worden voor
toepassing van dit artikel dus wel gelijkgesteld met aandelen.
N.B. Ook de aandelen die ingevolge art. 4.6 of 4.7 Wet IB 2001 niet bij de ab horen, worden
alsnog in de ab-regeling betrokken.
, Voorbeeld: X heeft 10% aandelen van Y BV. X heeft 4% koopopties op de aandelen van Y BV.
Ex art. 4.6 Wet IB 2001 moeten aandelen en koopopties afzonderlijk aan het 5%- criterium
voldoen. X heeft een ab bij de aandelen en geen ab bij de koopopties. Maar, ex art. 4.9 Wet
IB 2001, worden de koopopties meegesleept en behoren de koopopties derhalve tot de ab-
positie.
Meetrekregeling (art. 4.10 Wet IB 2001)
De tot het vermogen van de belastingplichtige behorende aandelen in of winstbewijzen van
een vennootschap waarin hij geen, maar zijn partner of een van de bloed-of aanverwanten in
rechte lijn van de belastingplichtige of zijn partner wel een aanmerkelijk belang heeft,
behoren voor de belastingplichtige tot een aanmerkelijk belang.
Voorbeeld: vader 97% van de aandelen, zoon andere 3%. Dan heeft hij op basis van dit
artikel toch een ab.
Er is geen sprake van een meegetrokken ab als het mee te trekken ab indirect wordt
gehouden. Geen ab is dus aanwezig in de situatie, waarin een vader indirect via zijn
holdingvennootschap 4% van de aandelen houdt in een werkmaatschappij, waarin zijn zoon
ex art. 4.6 Wet IB 2001 een ab heeft. De vader is nu geen ab-houder in de werkmaatschappij,
omdat in art. 4.10 Wet IB 2001, anders dan in art. 4.6 Wet IB 2001, de woorden ‘direct of
indirect’ niet voorkomen.
N.B. Dit geldt ook voor koopopties.
Voorbeeld: X heeft 4% aandelen van Y BV. Opa X heeft 10% aandelen van Y BV. X heeft geen
ab-positie ex art. 4.6 Wet IB 2001. Maar, ex art. 4.10 Wet IB 2001, is opa X een bloedverwant
in rechte lijn van X en heeft X een ab-positie.
Wanneer niet reeds op grond van art. 4.6, 4.7, 4.8, 4.9 of 4.10 Wet IB 2001 sprake van een ab-
positie is, kan desondanks sprake zijn van een fictief ab door het bepaalde in art. 4.11 IB. Dit
gaat over de volgende gevallen:
De fictieve ab-claim kan in afwijking van het echte of meegetrokken ab op elk willekeurig
tijdstip op verzoek van de belastingplichtige worden afgerekend (art. 4.16 lid 3 Wet IB 2001).
De inkomsten die moeten worden betrokken zijn de reguliere voordelen (art. 4.12 Wet IB).
‘‘Dat kenmerk van een als opbrengst van een aandeel in aanmerking komende uitkering in
het algemeen is, dat daaraan ten grondslag ligt een vermogensverschuiving van de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marijkemichielsen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.05. You're not tied to anything after your purchase.