Samenvatting | Woordenlijst Thema 3: Mens en Milieu Biologie voor jou Vwo 5
1 view 0 purchase
Course
Biologie
Level
VWO / Gymnasium
Book
Hand-opdrachtenboek 5a Biologie voor Jou 2e Fase Vwo
Dit document bevat een samenvatting/woordenlijst voor vwo 5 over thema 3- Mens en Milieu van het boek Biologie voor jou, biologie voor de bovenbouw. Het document bedraagt basisstof 1 t/m 5. Het document is geschreven met google documenten.
Biologie
Thema 3: Mens en Milieu
§1 De relatie mens en milieu
- Ecosysteemdiensten: Diensten die een ecosysteem aan mensen leveren.
- Vervuiling: Mensen voegen stoffen aan het milieu toe.
- Uitputting: Mensen onttrekken stoffen aan het milieu.
- Aantasting: Mensen veranderen het milieu zodanig dat er sprake is van aantasting.
- Bevolkingstoename: De toename van het inwonersaantal in een bepaald land of gebied gedurende een
bepaalde tijd.
- Bevolkingsdruk: De verhouding tussen het aantal mensen in een gebied en de hoeveelheid werk en eten.
Deze druk wordt hoog als het aantal mensen toeneemt terwijl het werk en de hoeveelheid voedsel gelijk
blijft.
§2 Voedselproductie
- Bemesting: Het verspreiden van mest over grond ten behoeve van planten.
- Bodembewerking: De grond klaarmaken voor een beplanting.
- Bescherming tegen ziekten en plagen: Het beschermen van een gewas tegen schade door ziekten en
plagen door verschillende maatregelen te benutten als biologische bestrijding.
- Voedingsstoffen: Stoffen die onontbeerlijk zijn voor de groei en de instandhouding van een organisme.
- Uitspoeling: Mineralen zakken met het regenwater naar diepere lagen.
- Kunstmest: Mineralen die aan de bodem toegevoegd worden die de voedingsgewassen nodig hebben.
- Stalmest: Uitwerpselen en urine van dieren.
- Monocultuur: Op een groot landbouwareaal wordt één soort gewas geteeld.
Chemische bestrijding
- Chemische bestrijdingsmiddelen: Toxische chemische stoffen die worden gebruikt om onkruiden of
organismen te bestrijden die als hinderlijk of schadelijk worden beschouwd.
- Pesticiden: Toxische chemische stoffen die worden gebruikt om onkruiden of organismen te bestrijden die
als hinderlijk of schadelijk worden beschouwd.
- Insecticiden: Insectenbestrijdingsmiddelen.
- Herbiciden: Onkruidbestrijdingsmiddelen.
- Niet soortspecifiek: Doden veel soorten organismen, ook onschadelijke soorten.
- Resistentie: Door genetische variatie in de populatie zullen sommige individuen in de populatie ongevoelig
zijn voor bestrijdingsmiddelen. Deze ongevoelige organismen zullen zichzelf voortplanten en nakomelingen
krijgen die ook resistent zijn.
- Persistent: Pesticiden die zeer langzaam op een natuurlijke weg worden afgebroken.
Biologische bestrijding
- Biologische bestrijding: De bestrijding van schadelijke organismen in de land- en tuinbouw door een
natuurlijke vijand van het schadelijke organisme uit te zetten.
- Natuurlijke vijanden: Predatoren, parasieten of ziekteverwekkers.
, - Vruchtwisseling (wisselteelt): Houdt in dat er nooit twee jaar achtereen hetzelfde gewas op een bepaald
stuk grond wordt verbouwd.
Verandering van erfelijke eigenschappen
- Veredeling: Plantenveredeling richt zich op het ontwikkelen van planten die zo goed mogelijk aan de eisen
van de mens voldoen. Een veredelaar selecteert planten met de beste erfelijke eigenschappen.
- Fokkerij: Veredeling met dieren.
- Kunstmatige inseminatie: Sperma van donor stieren met gunstige eigenschappen wordt ingebracht in de
baarmoeder van de koe waardoor deze zaadcellen eicellen kunnen bevruchten. Hierdoor hopen de
kwekers dat er nageslacht ontstaat met de door de kweker gewenste eigenschappen.
- In-vitrofertilisatie: In vitrofertilisatie, ook wel IVF. Bevruchting van de eicel door de zaadcel vindt buiten
het lichaam plaats. Het wordt ook wel reageerbuisbevruchting genoemd.
Bio-industrie
- Intensieve veehouderij: De vormen van veehouderij die niet direct aan gras- of bouwland zijn gebonden.
Het gaat vooral om de varkens- kalver- en pluimveehouderij.
- Bio-industrie: In de bio-industrie worden per bedrijf veel dieren gehouden in megastallen.
Biologische landbouw
- Biologische landbouw: Een landbouwvorm waarbij nadrukkelijk rekening wordt gehouden met
milieueffecten en dierenwelzijn. Er wordt weinig tot geen gebruik gemaakt van bestrijdingsmiddelen.
- Ecologische voedingsmiddelen: Bij biologische voedingsmiddelen draait alles om leven, wat wil zeggen dat
alle gebruikte producten afkomstig moeten zijn van planten of dieren. Geen chemicaliën tegen ongedierte
dus, en ook kunstmest is uit den boze.
§3 Duurzame ontwikkeling en kringlopen
- Duurzame ontwikkeling: Een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de
behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar te brengen.
- Kringloop: Een circulatie van materiaal waarbij het materiaal steeds opnieuw wordt gebruikt.
Koolstofkringloop
- Koolstofkringloop: Kringloop waarmee het element koolstof door het ecosysteem circuleert. Om de
kringloop in het ecosysteem draaiende te houden heb je producenten, consumenten en reducenten nodig in
het ecosysteem. De producenten zetten anorganisch koolstof in de fotosynthese om in glucose.
Plantaardige glucose wordt gegeten door de consumenten. Door de reducenten wordt het koolstof in
organische stof weer omgezet in koolstof in anorganische vorm van koolstofdioxide.
- Autotrofe soorten: Organismen die zelf de organische stoffen produceren die ze nodig hebben uit
anorganische stoffen. Dit doen ze met energie afkomstig van zonlicht (foto-autotroof) en/of
anorganische stoffen (chemo-autotroof).
- Heterotroof organisme: Organismen die niet zelf organische stoffen kunnen produceren uit anorganische
stoffen en zich daarom voeden met andere organismen.
- Dierlijke afvaleters: Een heterotroof organisme dat niet-geconsumeerd dood materiaal eet. Kleine
insecten en wormen die rondscharrelen in en op de bodem behoren tot de afvaleters.
- Schimmels: Behoort tot de eukaryoten. Kenmerken: heterotroof. Ze zijn voor hun energierijke stoffen
dus afhankelijk van de organische stoffen uit organismen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmalynn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.