Dit document bevat een samenvatting van alle hoofdstukken uit het boek Fiscaal Straf- en strafprocesrecht, die zijn voorgeschreven voor het vak Fiscaal Strafrecht.
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 2: De fiscale strafbaarstellingen.........................................................................................................2
§ 2.1 Waarom handhaving via Strafrecht?......................................................................................................2
2.2 Strafsoorten en strafmaxima.....................................................................................................................2
§ 2.3 Soorten fiscale delicten...........................................................................................................................2
§ 2.4 Kwaliteitsdelicten?..................................................................................................................................2
§ 2.6 De overtredingen van art. 68 lid 1 AWR.................................................................................................3
§ 2.7 De bijzondere strafuitsluitingsgrond van art. 68 lid 3 AWR...................................................................7
§ 2.8 De misdrijven van art. 69 AWR...............................................................................................................8
§ 2.9 Art. 69 lid 3 AWR: de inkeerbepaling....................................................................................................15
§ 2.10 De verhouding tussen art. 225 Sr en de strafbaarstellingen van art. 69 lid 1 en 2 AWR...................18
§ 2.11 Art. 69 lid 5 AWR.................................................................................................................................19
§ 2.13 Delicten in andere fiscale wetten.......................................................................................................19
Hoofdstuk 3: Algemene materieelrechtelijke leerstukken in een fiscaal-strafrechtelijke context.....................21
§ 3.1 Daderschap en deelneming bij fiscale delicten....................................................................................21
§ 3.2 Tijdstip van het fiscale delict.................................................................................................................23
§ 3.3 Plaats van het fiscale delict...................................................................................................................24
§ 3.4 Strafuitsluitingsgronden.......................................................................................................................24
§ 3.6 Samenloop............................................................................................................................................26
§ 3.7 Het ne bis in idem-beginsel (art. 68 Sr)................................................................................................29
§ 3.8 Sancties en sanctiecombinaties............................................................................................................30
Hoofdstuk 4: Het fiscale strafprocesrecht..........................................................................................................32
§ 4.1 Inleiding................................................................................................................................................32
§ 4.2 Opsporingsbevoegdheid.......................................................................................................................32
§ 4.3 Het dominus-litisschap van de fiscus....................................................................................................32
§ 4.4 Rechterlijke competentie in fiscale strafzaken in eerste aanleg en hoger beroep..............................33
§ 4.5 Dwangmiddelen....................................................................................................................................33
§ 4.6 Strafvorderlijke bevoegdheden en verschoningsgerechtigden............................................................39
§ 4.7 Onderzoek door de rechter-commissaris.............................................................................................40
§ 4.8 Bijzondere opsporingsbevoegdheden..................................................................................................40
§ 4.10 Controle en opsporing........................................................................................................................42
§ 4.11 (On)rechtmatig verkregen bewijs en bewijsuitwisseling....................................................................42
§ 4.12 De geheimhoudingsverplichting van art. 67 AWR in het licht van de strafvordering........................44
Hoofdstuk 5: De organisatie van de fiscale fraudebestrijding en de afdoeningstrajecten................................46
§ 5.1 De structuur van de Belastingdienst.....................................................................................................46
§ 5.2.3 FIOD als samenwerkingspartner........................................................................................................46
§ 5.3 Protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van douane en
toeslagen.......................................................................................................................................................47
§ 5.4 Una via..................................................................................................................................................49
§ 5.5 De strafbeschikking...............................................................................................................................51
Hoofdstuk 7: Slotopmerkingen...........................................................................................................................55
§ 7.2 Materieelrechtelijke ontwikkelingen....................................................................................................55
§ 7.3 Processuele ontwikkelingen.................................................................................................................55
,Hoofdstuk 2: De fiscale strafbaarstellingen
§ 2.1 Waarom handhaving via Strafrecht?
Het is noodzakelijk om een schending of in gevaarbrenging van gemeenschapsbelangen door
niet-naleving van de voorschriften van belastingwetten door strafbaarstelling tegen te gaan.
Belastingontduiking kan tot een onevenredig zware druk leiden op eerlijke belastingbetalers
en het eerlijke bedrijfsleven. Daarnaast treden de meeste feiten weinig naar buiten en het
toezicht van de administratie kan, zonder belastingplichtigen overlast aan te doen, veelal
niet anders dan globaal zijn. Om deze redenen achtte de regering strenge strafrechtelijke
sancties op fiscaal-strafrechtelijk gebied noodzakelijk.
2.2 Strafsoorten en strafmaxima
Wat betreft het type sanctie blijkt uit de MvT dat de geldboete in het algemeen de voorkeur
verdient boven de vrijheidsstraf.
Bij het bepalen van de strafmaxima heeft de wetgever zich in belangrijke mate laten leiden
door strafhoogtes van vergelijkbare delicten in zowel andere bijzondere wetten als de Wet
op de economische delicten als delicten in het commune strafrecht.
§ 2.3 Soorten fiscale delicten
Art. 72 AWR maakt duidelijk dat de feiten waarop gevangenisstraf is gesteld, tot de
categorie misdrijven behoren. De overige strafbare feiten zijn overtredingen.
De misdrijven staan omschreven in art. 69 AWR.
De overtredingen staan omschreven in art. 68 AWR.
Het onderscheid tussen misdrijven en overtredingen is om diverse materieelrechtelijke en
procesrechtelijke redenen van belang, namelijk:
Poging tot overtreding en medeplichtigheid; ten aanzien van overtredingen is dit
niet strafbaar, maar bij misdrijven wel.
Meerdaadse samenloop; sancties bij meerdere gepleegde overtredingen kunnen in
beginsel cumuleren, maar bij misdrijven niet.
Inkeerbepaling; deze vervolgingsuitsluitingsgrond bestaat wel ten aanzien van
misdrijven, maar niet bij overtredingen.
Territoriale uitbreiding; deze uitbreiding is inzake fiscale delicten beperkt tot de
categorie misdrijven.
Strafblad; ten aanzien van misdrijven geldt dat veroordelingen en strafbeschikkingen
op het strafblad komen. Bij overtredingen is dit slechts het geval wanneer hechtenis
is toegepast.
Dwangmiddelen; de meer ingrijpende dwangmiddelen kunnen vaak niet bij
overtredingen worden ingezet.
Verjaringstermijn; bij overtredingen bedraagt deze termijn 3 jaar. Bij misdrijven
waarop meer dan 3 jaar gevangenisstraf is gesteld bedraagt de termijn 12 jaar.
§ 2.4 Kwaliteitsdelicten?
In art. 69 lid 1 en 2 AWR wordt enerzijds verwezen naar de bepalingen art. 68 AWR. In
laatstgenoemd artikel staan een aantal fiscale verplichtingen opgesomd. Indien deze niet
worden nageleefd is sprake van een strafrechtelijke overtreding.
De gedragingen in beide voornoemde artikelen zijn zogenoemde expliciete
kwaliteitsdelicten. Er is sprake van een kwaliteitsdelict op het moment dat iemand een
,bepaalde kwaliteit moet hebben om de delictsomschrijving te vervullen. Degene die bestraft
wordt op grond van dit artikel bezit dus een bepaalde kwaliteit (“diegene die ingevolge de
belastingwet verplicht is tot”). Dit betekent dat iemand, in beginsel, uitgenodigd moet zijn
tot het doen van aangifte, willen de bepalingen kunnen worden geschonden.
In het kader van art. 69 AWR is sprake van een opzettelijke schending van een verplichting.
Het gaat derhalve om misdrijven. In het kader van misdrijven wordt een dagvaarding
opgelegd met verwijzing naar art. 69 AWR. Het is van belang dat alle elementen uit art. 69
AWR in de dagvaarding zijn opgenomen. De OvJ moet namelijk alle elementen uit de
delictsomschrijving kunnen bewijzen.
Anderzijds wordt in art. 69 lid 1 en 2 AWR gesproken over “bij de belastingwet voorziene
aangifte”. De vraag of in dit kader ook sprake is van een kwaliteitsdelict ligt
gecompliceerder. Een belangrijke vraag was lange tijd of hier sprake was van een impliciet
kwaliteitsdelict, zodat ook voor het schenden van deze bepaling sprake moet zijn van een
uitnodiging/verplichting tot het doen van aangifte.
HR 28 januari 2020, BNB 2020/49: delicten met betrekking tot “bij de belastingwet
voorziene aangifte” zijn ook een kwaliteitsdelicten. Je kunt in dit kader dus pas een
pleger zijn van het doen van een onjuiste aangifte als je bent uitgenodigd tot het
doen van aangifte.
In het kader van art. 69 AWR kan als pleger worden aangemerkt:
o Uitgenodigde aangifteplichtige (HR 17 oktober 2006);
o Degene die onverplicht aangifte doet (HR 5 juli 2001);
N.B. de kwaliteit van aangifteplichtige is niet per se gelijk aan die van belastingplichtige. Ook
bijvoorbeeld de werkgever is als inhoudingsplichtige verplicht om aangifte te doen.
§ 2.6 De overtredingen van art. 68 lid 1 AWR
Naast de belangrijke aangifteverplichting kent de AWR tal van andere verplichtingen, die
allemaal ten dienste van de belastingheffing in het leven zijn geroepen. Deze ‘overige’ of
‘bijkomende’ fiscale verplichtingen zijn terug te vinden in art. 47 tot en met 56 AWR. Hierbij
valt te denken aan:
Aangifteplicht;
Betaalverplichting;
Informatieplicht; deze plicht is opgenomen in art. 47 AWR. Deze verplichting schrijft
voor dat een ieder op verzoek van de inspecteur gehouden is om informatie te
verstrekken welke voor belastingheffing van belang kan zijn.
Administratieplicht; deze plicht is opgenomen in art. 52 AWR. Deze verplichting
bepaalt dat administratieplichtigen een administratie moeten voeren waaruit de voor
belastingheffing van belang zijnde gegevens duidelijk blijken.
De gedragingen die in art. 68 lid 1 AWR strafbaar zijn gesteld, zijn via de aanhef gekoppeld
aan het bestanddeel ‘ingevolge de belastingwet verplicht’. Het begrip belastingwet is niet
beperkt tot de AWR, maar omvat ook alle andere wettelijke bepalingen inzake de heffing van
rijksbelastingen (art. 2 lid 1 jo art. 1 AWR).
, § 2.6.3 Normadressaten
In feite volgen uit art. 47 tot en met 56 AWR twee categorieën normadressaten, namelijk:
1. ‘Een ieder’; de verplichtingen die gelden ten aanzien van deze categorie zijn terug te
vinden in art. 47 tot en met 51 AWR.
2. ‘Administratieplichtige’; deze verplichtingen staan opgenomen in art. 52 en 53 AWR.
a. Om te bepalen wie administratieplichtige is, is het eenvoudiger om a
contrario te onthouden dat particulieren zijn uitgezonderd, voor zover zij
geen huishoudelijk personeel in dienst hebben waarvoor een inhoudingsplicht
geldt.
§ 2.6.4 Fiscale verplichtingen na verzoek en spontaan
Normaal gesproken ontstaat de verplichtingen, nadat de bevoegde ambtenaar een verzoek
tot de belastingplichtige richt. Met andere woorden: desgevraagd. Daarnaast kent de wet
echter ook spontane verplichtingen.
Voorbeeld: art. 52 AWR.
De wet geeft de inspecteur de bevoegdheid om bij weigering om te voldoen aan de
voornoemde verplichtingen, een voor bezwaar vatbare beschikking te geven (art. 52a AWR).
Dit wordt ook wel de informatiebeschikking genoemd. Dit kan leiden tot het opleggen van
een ambtshalve (geschatte) aanslag en omkering en verzwaring van de bewijslast. Dit kan
overigens niet worden gezien als een strafrechtelijke sanctie in de zin art. 6 EVRM.
Daarnaast kan ook bij het schenden van deze verplichtingen een verzuim- of vergrijpboete
worden opgelegd.
§ 2.6.5 Algemene beperkingen bij toepassing informatieverplichtingen
Hierna worden algemene inperkingen besproken bij toepassing van de
informatieverplichtingen. Hierbij komen allereerst aan de orde de algemene beginselen van
behoorlijk bestuur/procesrecht. Daarnaast speelt de vraag in hoeverre de
informatieverplichtingen worden beperkt, doordat een fase aanvangt die als strafvervolging
in de zin van art. 6 EVRM is te beschouwen.
Deze materie is met name fiscaal-strafrechtelijk van belang, omdat een
informatievordering in strijd met de hierna te bespreken beperkingen kan leiden tot
bewijsproblemen in verband met het vereiste bestanddeel “verplicht zijnde”. Indien
de beperkingen worden geschonden, is geen sprake geweest van een wettelijke
verplichting waaraan moest worden voldaan.
§ 2.6.5.1 Beginselen van behoorlijk bestuur
Bij de toetsing aan de beginselen van behoorlijk bestuur gaat het om de vraag of de
inspecteur bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot toepassing van zijn
bevoegdheid had kunnen komen. De rechter kan dit echter slechts marginaal toetsen.
Sinds 1994 zijn deze beginselen neergelegd in de Awb:
Zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3:2 Awb);
Détournement de pouvoir-verbod (art. 3:3 Awb);
Redelijke belangenafweging (art. 3:4 lid 1 Awb);
Evenredigheidsbeginsel (art. 3:4 lid 2 Awb);
Motiveringsbeginsel (art. 3:46 Awb);
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Anonymouss. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.89. You're not tied to anything after your purchase.