(1e kans exam gehaald met een 8,8)
Alle PowerPoints + College aantekeningen + informatie uit de papers samengevoegd in één bestand. Dit is direct het tentamenstof. Beschreven met de Engelse begrippen met Nederlandse uitleg
Max de Rooij
Tentamen:
• True false
• Multiple choice’
• Open vragen – verklaring geven voor het correcte antwoord van MC vraag
Examen is online in Testvision
,Lecture 1:
Organization Theory course: What is it NOT about
Organization Theory course: What IS it about
Theories explain and increase understanding of aspects of organization(s). For example:
❖ Waarom bestaan organisaties?
❖ Hoe stellen organisaties doelen?
❖ Wat maakt organisaties anders?
❖ Wanneer en waarom werken organisaties samen?
An elephant is like:
The organization is like:
– a wall
– A sales department
– a spear
– A purchase department
– a snake
– Quality management.
– a tree
– Production
– a fan
– ONLY
– a rope
You need an integrative view: Als je mensen, machtsverdeling, teams, afdelingen, business units, projecten, beheer,
productie, inkoop, etc. toevoegt → heb je full organization + Synergetic effects
Algemene wijsheid en beleidstheorieën
• Ex1: Vrouwen zijn slimmer dan mannen.
• Ex2: Op het gebied van gezondheid was ooit een geloof dat het roken van sigaretten geen riskant gedrag was.
• Ex3: Als de overheid de salariskosten van R&D-medewerkers subsidieert, gaat de innovatie van bedrijven omhoog.
The challenge with “theory”
o We need an integrated AND a focused view!
o De meeste mensen stellen praktijk en theorie tegenover elkaar EN geven de voorkeur aan voorbeelden boven theorieën.
o De praktijk lijdt onder gedeeltelijke opvattingen die meer volledige observatie, en dus (betere) verklaringen, belemmeren!
o OVERWEGENDE dat generalisatie abstractie vereist van het individuele bedrijf of de individuele praktijk
o DUS…..: Niets zo praktisch als een goede theorie!
o Theorie studeren is dus uitdagend, maar dat is waar deze opleiding op gericht is!
Core concepts: Organizations
Organizations:
1. Social entitites (intercatie tussen mensen).
2. Goal directed
3. Designed as deliberately structured and coordinated activity systems
4. Linked tot distinct external environments
Goal interdependence: The extent into which the achievement of a goal is hindered or facilitated by other goals
❖ Positive Goal interdependence: The achievement of goal 1 facilitates the realization of goal 2
❖ Negative Goal interdependence: The achievement of goal 1 hinders the realization of goal 2
Negatief omzetten naar positief: specifieke afdelingsdoel omzetten naar gezamenlijk doel. Je moet prioriteiten maken hierin.
,Lecture 2
Organizational forms
New organizational forms:
1. Hybrid organizations : Organisatie (competing logics = met 2 logics) Bijv. Social logic: het milieu verbeteren
2. Allianties: Senseo heeft alliantie met Douwe Egberts en Phillips.
3. Networks (Goal directed): (Bijv. wereldproblemen, nieuwe medicijnen).
4. Project based organisation: Projecten die zijn echter tijdelijk zijn. (bijv. productie lines bij het maken van auto’s.)
➔ Main message: Think outside the original box
Theory = A theory consists of a set of interrelated concepts, definitions, and propositions that explain or predict events or
situations by specifying relations among variables.‘
Whetten 1989: A theory: Consists of a set of concepts (what) and the relationships that tie them together (how) into an
explanation of the phenomenon of interest (why)
• Builds on a set of assumptions that form the foundation for a series of logically interrelated claims
• Theorieën kunnen voorspellen of uitleggen
o richt zich meestal op een klein deel van de werkelijkheid
o samenvattingen van vele andere relevante aspecten
o helpt ons details op deze manier te zien
o helpt ons dat beperkte deel van de werkelijkheid beter te begrijpen
o is NIET het hele verhaal en moet in een grotere theoretische context worden gezien
Propositions= how are these concepts related
Parsimony models: We willen de verklarende factoren. Dus geen grote modellen, maar de kleine modellen die veel uitleggen
The elements of a theory
• The What has to be clear
• The How has to be clear
• The Why has to be clear
o What: Het gaat over de capabiliteit of resources
o How: Hoe zijn de resources connected. (= hypothesis)
o Why: Waarom zijn x en y connected
Ook nog where en when
• Where: Waar georgafisch, onder welke omstandigheden is het de theorie valide en betrouwbaar.
• When: Timeframe, alle theorieën komen vanuit de Industrial era. Information revolutie waar we nu in verkeren. Theorizing
is behind the developments
What and how: content of hypothesis
Why: What makes the effect logical? → Een kort "verhaal" dat uitlegt wat het effect van x op y aannemelijk maakt, met
verwijzing naar eerder theoretisch werk of gecombineerde empirische bevindingen.
, Example 1: What and how: decision quality
What and how: Conceptual model
How: The hypotheses
H1: The larger the size of a CEO’s network the higher his/her decision quality
Why: The argument
Individuele CEO's met een relatief groot netwerk hebben betere toegang tot informatie over zakelijke trends en strategieën van
concurrenten en kunnen daardoor beter geïnformeerde beslissingen nemen.
• Size of ceo’s network =(any source of added information)
• De eerste blok is altijd variation (higher or lower)
• Daarnaast moet je kijken naar de direction (positive or negative). Het zegt iets over het effect
• Causality: we kunnen aannemen dat X in de tijd vóór Y gaat. Als het iets anders is, dan kan je iets niet uitleggen.
Example 2: What and how: decision quality
What and how: Conceptual model
How: the hypotheses
H2 The larger the size of a CEO’s network the lower his/her decision quality
Why: The argument
Individuele CEO's hebben een beperkte cognitieve capaciteit, en hoe meer banden een CEO heeft, hoe meer diverse informatie
hij/zij ontvangt, hoe dubbelzinniger de informatie kan worden en hoe meer hij/zij moet verwerken. Dit zorgt voor cognitieve
overbelasting en verslechtert de kwaliteit van beslissingen.
Cognitive overload = Als je teveel informatie krijgt, wordt je ook overspoeld door niet-relevante informatie. =
What and how: CEO network size → decision quality
• Als je beide hypotheses combineert → Krijg je een Inverted U-shape
• De tegengestelde hypothesen 1 en 2 zijn in deze figuur verzoend. H1 en H2
voorspellen verschillende effecten op Y voor verschillende delen van het
continuüm van de X-variabele, die nu zijn geïntegreerd.
Example 3: What: Team member’s creativity
Factors team members’ creative performance (y)
X1: Interaction frequency
X2: Group longevity
X3: Group size
X4: Resource abundance
Nature of relation: Interaction frequency and creativity performance
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maxderooij. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.06. You're not tied to anything after your purchase.