1. Acute situatie - Hartstilstand
Hartstilstand = wanneer je hart geen bloed meer rondpompt, ook wel circulatiestilstand.
Het gevolg van een hartstilstand is dat het lichaam geen nieuwe zuurstof en voedingsstoffen
krijgt aangevoerd en dat de afvalstoffen niet worden afgevoerd. Je hersenen kunnen maar
heel even zonder zuurstof. Als de hersenen voor lange tijd zonder zuurstof zitten dan treed
er schade op of je gaat dood.
Oorzaken voor een hartstilstand:
- Ademhalingsstilstand (het hart zelf heeft geen O2 meer).
- Veel bloedverlies (er is dus zo weinig bloed dat er niks rond te pompen valt).
- Een hartinfarct (leidt tot ventrikelfibrilleren en verlies van pompkracht).
- Elektrocutie (de elektrische werking van het hart wordt verstoort).
- Beschadiging van het hart door verwonding.
Hartinfarct (hartaanval) = het afsterven van een deel van het hart omdat de bloedtoevoer
geblokkeerd is (er is dus een kransslagader geblokkeerd).
Atherosclerose = een langzaam proces waarbij een vernauwing in een bloedvat ontstaat.
Het kan plotseling helemaal afsluiten en de bloedtoevoer blokkeren.
Reanimatie = de bloed circulatie van zuurstofrijk bloed op gang houden d.m.v. hartmassage
en beademing. Voorkomt schade en vergroot het succes van defibrillatie pogingingen.
Reanimatie laat niet het hart opnieuw kloppen. Je hebt daarvoor een AED nodig. Deze geeft
een gecontroleerde elektrische schok aan het hart. Dit is het hart als het ware te herstarten
net als de accu van een auto.
mM staat voor millimol
,2. Het Hart en Vaatstelsel
Hart en vaten → Zuurstof leveren aan het hele lichaam en CO2 uitscheiden
Spijsverteringssysteem → Het eten verteren, de afvalstoffen uit het lichaam en de nuttige
stoffen als energie gebruiken.
Hormonaal systeem → Zij maken hormonen aan waardoor sommige stoffen ontstaan die
ervoor zorgen dat het lichaam goed functioneert.
Immuunsysteem → Maken witte bloedcellen die lichaamsvreemde stoffen aanvallen
Ademhalingssysteem → Zorgt ervoor dat je lichaam zuurstof krijgt en koolstofdioxide uit
het lichaam gaat.
Urinair systeem → Zorgt ervoor dat afvalstoffen het lichaam verlaten.
Voortplantingssysteem → Het produceren van nakomelingen.
Bewegingsapparaat → Bewegen van je lichaam
Zintuig-Zenuwstelsel → Doorgeven van informatie naar spieren, receptoren, effectoren en
de hersenen.
Huid → Beschermen tegen omgeving, waarborgen van homeostase
Homeostase = de eigenschap van het lichaam om inwendige stabiliteit te handhaven. Dit
gebeurt door negatieve feedback systemen. Sensoren hebben een standaardwaarde waar
het aan moet voldoen en als de variabele afwijkt wordt de effector geactiveerd om weer
terug te gaan naar de standaardwaarde. Pas als je orgaansysteem niet homeostase kan
bewaren wordt je ziek. Je hebt korte termijn aanpassingen en lange termijn aanpassingen.
Bijvoorbeeld met cardiotraining. Alle orgaansystemen werken samen om de homeostase te
handhaven.
Pompcyclus = boezemsystole, kamersystole, diastole. Het stromen van bloed in het hart
gebeurt door de drukverschillen. Isovolumetrische kamercontractie kleppen van boezem
sluiten maar de druk is nog niet hoog genoeg om kamerkleppen te open.
, 3. Elektrische activatie van het hart
Hartritmestoornis = een chaotische activatie van het hart.
Het hart bestaat uit 6 miljard cellen (myocyten).
Ventrikelfibrilleren = de elektrische activiteit van het hart zo chaotisch dat er geen (bijna)
geen pompkracht is.
Sinus-knoop = geeft elektrische impulsen aan het hart.
AV-knoop = geeft elektrische impulsen van sinusknoop door aan de bundel van HIS zodat
de signalen over zowel het linker als het rechterdeel van het hart gaan.
De bundel van HIS = verbindingsstuk dat elektrische signalen doorgeeft van de AV-knoop
naar de rechter/linker bundeltak.
Rechter/linker bundeltak = krijgt elektrische signalen van de bundel van HIS en geeft die
aan de spieren zoodat die samentrekken.
Actiepotentiaal = De impuls die door het hart loopt is een snelle verandering van de
elektrische lading van de afzonderlijke hartcellen. Actiepotentiaal is een snelle verandering
van de membraanpotentialen van alle hartcellen.
Nernstpotentiaal = Het concentratieverschil voor één bepaalde ionsoort.
Membraanpotentiaal = het elektrisch potentiaal dat een hartcel heeft en dat de actie
potentiaal mogelijk maakt. Een verschil in de lading tussen de binnen- en buitenzijde van
een cel veroorzaakt de membraanpotentiaal(negatief). Bij dierlijke cellen meestal tussen de
0 en -90mV. De waarde wordt bepaald door de concentratieverschillen van ionen tussen
binnen en buiten de cel en de doorlaatbaarheid van de celmembraan voor deze ionen. De
membraanpotentiaal wordt dan ook bepaald door de verschillende Nernstpotentialen. De
permeabiliteit voor een ionsoort bepaalt de bijdrage van deze Nernstpotentiaal aan de
uiteindelijke membraanpotentiaal.
De beweging van de ionen in een membraan wordt enerzijds bepaald door het
concentratieverschil tussen binnen- en buitenkant (Chemische gradiënt) en anderzijds door
de membraanpotentiaal (Elektrische gradiënt).
Als positieve K+ naar buiten gaan zijn er in de cel meer negatieve ionen en krijgt de cel een
negatieve membraanpotentiaal. Doordat het nu negatief is werkt het uitgaan van de K+-ionen
omdat die worden aangetrokken door negatieve ionen in de cel. Dit leidt tot een elektrische
gradiënt. De chemische is naar buiten gericht, terwijl de elektrische gradiënt naar binnen is
gericht. De K+-ionen zullen naar buiten gaan totdat de krachten van de gradiënten gelijk zijn
→ elektrochemisch evenwicht/ evenwichts-/nernstpotentiaal. De ligging van dit evenwicht
𝑅×𝑇 [𝑏𝑢𝑖𝑡𝑒𝑛]
kan worden berekend met behulp van de formule van Nernst: 𝐸 = 𝐹×𝑧 𝑙𝑛 [𝑏𝑖𝑛𝑛𝑒𝑛] .
E: Nernstpotentiaal (V)
[buiten]: buitenconcentratie van het ion (mol)
[binnen]: binnenconcentratie van het ion (mol)
R: Gasconstante
T: Absolute temperatuur (310K)
F: Constante van Faraday
z: de valentie (aantal eenheidsladingen) van het ion.
1um3 cytoplasma bevat ongeveer 3*107 K+-ionen. Per um2 zijn er ca. 6000 K+-ionen nodig
om de membraan 100mV te doen veranderen. Dit is dus een verwaarloosbare verandering
in de concentratie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pro_samenvattingen_jwz. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.