Inleiding
H1
Er zijn heel veel soorten programmeertalen ontstaan. Deze talen hebben elk hun eigen
toepassing. We willen programmeertalen goed kunnen onderscheiden. Daarom worden ze
ingedeeld in vijf generaties:
● Machinecode (1e generatie)
○ slecht leesbaar (0 en 1)
○ Snel fouten in
○ schakelaars worden omgezet op een paneel om 0en en 1en te representeren
○ gekoppeld aan de computer waar het programma op werd geschreven
○ Dichtbij de hardware en daardoor snel geprocessed
○ Machinecode is de enige code die een computer kan lezen
● Assembleertalen (2e generatie)
○ Bekend als assembly of assembly language
○ Gebruikt lettercodes makkelijker te onthouden ipv 0en en 1en maar nog
steeds niet makkelijk om te onthouden
○ Vertaalprogramma is nodig om de assembly om te zetten in machinecode
(een assembler)
○ Assembly wordt tegenwoordig alleen nog gebruikt als het programma voor
een specifiek stuk hardware is geschreven en er weinig rekenkracht
beschikbaar is. Bijv in embedded systems zoals koffieautomaten,
thermostaten Internet of Things devices.
○ Voorbeeld
○
● Hogere programmeertalen / imperatieve programmeertalen (later
objectgeoriënteerde talen) (3e generatie deze en alle volgende generaties zijn
hogere programmeertalen)
○ Een compiler vertaalt de sourcecode van de hogere programmeertaal naar
machinecode die de computer kan uitvoeren. Hierdoor gaat de processing
time van het programma omhoog
○ Het computerprogramma zijn stap voor stap instructies. Zo'n verzameling
instructies wordt ook wel een procedure genoemd.
○ de programma’s zijn nu machine-onafhankelijk. De programma’s kunnen nu
dus tussen programmeurs uitgewisseld worden. De compilers zijn echter nog
wel machine-afhankelijk.
, ○ Deze talen zijn “krachtiger” want ze combineren meerdere code-opdrachten
van machinecode in een opdracht.
○ Voorbeelden van talen uit de 3e generatie zijn:
■ C
■ C++
■ Cobol
■ Pascal
■ Java
● Vierde-generatietalen
○ De talen worden nog krachtiger want ze combineren nog meer
code-opdrachten van machinecode in een opdracht.
○ De programma’s worden nu niet meer geschreven als instructies om een
probleem op te lossen maar nu wordt het doel van het programma
omschreven en de computer bepaalt zelf welke instructies hier bij horen.
○ Grote en onoverzichtelijke programma’s omdat de computer vaak voor de
zekerheid meer softwarepakketten meeneemt dan dat nodig is.
○ Men programmeert daarom ook liever niet in 4e generatie talen. Ze gebruiken
hulpmiddelen: GUI’s (Graphical User Interface)
● Vijfde-generatietalen
○ Het probleem en de situatie worden omschreven. Bij het uitvoeren van de
code bedenkt de computer een geschikte oplossing voor dat probleem in die
situatie
○ Je kan vragen stellen aan een programma (van de 5e generatie). Zo’n vraag
noem je een query.
○ Deze manier van programmeren noem je declaratief programmeren.
○ De programmeertalen uit de vijfde generatie worden veel gebruikt binnen
kunstmatige intelligentie.
○ Prolog is een vijfde-generatietaal.
Lagere vs hogere programmeertalen
Machinetalen zijn programmeertalen van de eerste generatie. Ze worden tot de lagere
programmeertalen gerekend. Een lagere programmeertaal zit 'dicht tegen de hardware'. De
programmacode uit zo'n taal is alleen geschikt voor een specifieke processor. Daarmee
staat die ook verder weg van de programmeur. De code van een lagere programmeertaal is
namelijk moeilijk leesbaar.
Bij hogere programmeertalen is het precies omgekeerd. Ze zijn veel makkelijker om in te
lezen en schrijven. Ze staan dus dichter bij de programmeur. Tegelijk staan ze verder bij de
hardware vandaan. Zelfs zo ver, dat de hogere programmeercode moet worden vertaald
naar machinecode. Vervolgens kan die door de hardware worden uitgevoerd.
, H2
Er zijn veel verschillende apparaten, zoals laptops en smartphones. Kunnen programma's
hiervoor met dezelfde programmeertaal worden gemaakt? Nee
Het bekijken van webpagina's op het internet is een toepassing van het client-servermodel.
In dit model staan clients en servers centraal. Clients kun je beschouwen als klanten.
Servers zijn de apparaten die deze klanten bedienen. Ze sturen bijvoorbeeld een website
naar de client als die daarom vraagt.
Je computer of telefoon heeft een browser. Je computer of telefoon is daarmee een client
die een aanvraag doet. De aanvraag voor een site wordt verzonden naar een server. Daar is
de site opgeslagen. De server stuurt de pagina naar de client.
Een server en een client voeren verschillende taken uit. Daarom zijn er voor de server en
voor de client verschillende programmeertalen ontwikkeld.
Op een server wordt veel gebruikgemaakt van de programmeertalen PHP, ASP en Python.
Met deze talen wordt de website 'klaargemaakt' om bekeken te worden. Zo kunnen er
gegevens uit een database worden gehaald, of berekeningen worden uitgevoerd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pro_samenvattingen_jwz. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.79. You're not tied to anything after your purchase.