• = Mossen
• 3 types: levermossen, mossen en hauwmossen.
• Mossen ≠ korstmossen: korstmos = symbiose tussen photobiont (groene alg) en een
mycobiont (schimmel).
• Termen en begrippen:
o Streptofyten: vorm van flagellen van de mannel. Geslachtscellen die
spiraalvormig zijn.
o Clade = groept die uit 1 organisme voortkomt
▪ Monofyletische groep: 1 gemeenschappelijke voorouder;
▪ Polyfyletische groep: meerdere gemeenschappelijke voorouders;
▪ Parafyletische groep: 1 gemeenschappelijke voorouder maar er vallen
vertakkingen buiten die niet tot die groep behoren.
Vb.: Gieren uit de oude wereld zijn verwant aan roofvogels.
Gieren uit de nieuwe wereld zijn verwant aan ooievaars.
o Synapomorfiën op pg.: 356:
▪ Filamentous growth = meercelligheid;
▪ Fragmoplast: Onderdeel van microtubulli. Komt voor bij de
mitose.
▪ Apicale groei: groei aan de top van het organisme.
▪ Oögamie: 2 ≠ geslachtscellen ( ). De zaadcel heeft
flagellen, hij gaat op zoek naar een eicel die vastzit.
▪ Plasmodesmata: verbinding tussen 2 cellen.
▪ Meercellige sporofyt: diploïd (2n) stadium van de levenscyclus
van een plant.
▪ Cuticula (Eng. Cuticle): wasachtige laag bovenop de buitenste
cellaag. Doel => Bescherming van landplanten tegen uitdroging.
, • Evolutie van mossen:
o 1e voorouder van landplanten gebeurde in het Cambrium.
o Mossen zijn parafyletisch (daarom staan ze tussen ‘’). Ze zijn dit niet helemaal
zeker.
o Sporen ontstaan na meiose. Een spoor is haploïd (n)
o Synapomorfiën van pg.: 368
▪ Sporangium = plaats waar sporen worden gemaakt. Bij Bryofyten
wordt dit het sporenkapsel genoemd.
Gametangia = verzamelnaam vr orgaan waar gameten worden
gevormd.
: Antheridia
: Archegonia
▪ Antheridia en archegonia
hebben een steriele jaslaag.
▪ Het archegonia is
‘flesvormig’ (ze hebben een
buik en nek).
▪ Calyptra = vlezig huikje
(overblijfsel van het steriel
jasje.)
▪ Gametofyt is haploïd (n)
=> Meest aanwezig in de
Typisch voor levenscyclus.
mossen!!! ▪ Sporofyt is diploïd (2n)
=> Minst aanwezig in de
levenscyclus.
▪ Stomata: huidmondjes (LET
OP! Levermossen hebben dit niet, zij hebben poriën)
Stomata: actieve gasuitwisseling, poriën: passieve gasuitwisseling.
• Levermossen:
o Rhizoïden zijn wortels maar met doel om vast te hechten, niet om water op te
nemen. Bij levermossen ontbreken deze of zijn ze ééncellig.
o Bevatten poriën.
o (Vb.:
▪ Marchantia polymorpha (Parapluutjesmos): De vrouwel. levermossen
zijn dieper ingesneden dan de mannel. Antheridiofoor. )
o Hebben elateren: spiraalvormige groene strengen die kunnen inkrimpen en
verlengen. Helpen bij het verspreiden van sporen.
, • (Blad)mossen:
o Vb.:
▪ Funaria hygrometrica (gewoon krulmos).
▪ Climacium dendroide (boompjesmos).
o Hebben meercellige rhizoïden.
o Peristoom: getande rand langs de opening van het sporangium. Dit zijn
krachtige structuren bovenop de sporenkapsels om de sporen weg te schieten
bij mooi weer.
• Hauwmossen: De gametofyt is thallusvormig: plantachtig lichaam zonder
differentiatie van wortel, stam, blad, … + De sporofyt van hauwmossen kan langere
tijd onafhankelijk blijven voortleven van de gametofyt.
o Vb.:
▪ Anthoceros sp.: zij hebben zuilvormige sporofyten en donkergroene
gametofyten.
• Levenscyclus van: zie nota’s (Practicumevaluatie: Biodiversiteit Van Planten).
o Levermossen:
▪ Levenscyclus:
Een spoor groeit uit tot een mannelijke of een vrouwelijke gametofyt. Op deze gametofyt
groeit een archegoniofoor of een antheridiofoor die het archegonium of antheridium draagt.
Uit het antheridium komt het sperma vrij en wordt mee-vervoerd met water naar een
vrouwelijke gametofyt. Hier vindt de bevruchting plaats. Het archegonium is bevrucht en nu
ontstaat een zygote. Deze groeit verder als embryo en er ontstaat een sporangium in door
middel van meiotische delingen (reductiedeling). De gametofyt is nu een sporofyt. Deze
bevat haploïde sporen die zich bevinden op de ‘archegonial heads’. Ze komen vrij en gaan
opnieuw een nieuwe generatie aan gametofyten voortbrengen.
Info uit het boek:
Je hebt chlorofyten en de streptofyten. De streptofyten kunnen worden onderverdeeld in de
charofyten (groene algen, dit zijn de voorlopers van landplanten) en de landplanten
(embryofyten).
Gelijkenissen binnenin de streptofyten:
• Chloroplasten met goed ontwikkelde grana.
• Beweeglijke asymmetrische cellen met flagella aan de zijkant.
• Tijdens celdeling is er afbraak van de nucleaire enveloppe.
• Groene algen van de groep Coleochaetales en Charales en planten doen aan
oögamie.
• Sommige groene algen hebben ook een plasmodesmata.
Verschil binnenin de streptofyten
Bij landplanten
• hebben een vrouwel. en mannel. gametangium (antheridia en archegonia) met een
steriele laag.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller TL2003. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.04. You're not tied to anything after your purchase.