100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Proeftentamen Inleiding Recht $3.75
Add to cart

Other

Proeftentamen Inleiding Recht

 30 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

-

Preview 2 out of 8  pages

  • February 14, 2022
  • 8
  • 2019/2020
  • Other
  • Unknown
avatar-seller
Proeftentamen Recht (rood = correct antwoord, blauw = opmerking)
1. Wat behoort niet tot de rechtsbronnen?
a. Rechtspraak
b. Jurisprudentie van het EHRM
c. Ethische normen
d. Gewoonte
e. Verordeningen van een gemeenteraad

2. Welke uitspraak over het natuurrecht is juist?
a. Het natuurrecht kan niet door de overheid worden gewijzigd, het positieve recht wel.
b. Het natuurrecht is binnen de EU grotendeels aan de nationale zeggenschap onttrokken; dit
terrein wordt vrijwel volledig door Unierechtelijke voorschriften beheerst.
c. In theorie verschilt het natuurrecht van het positieve recht; in de praktijk vallen deze twee vrijwel
volledig samen.
d. Positief recht gaat over macht; natuurrecht over bevoegdheid.

3. Welke bewering over de trias politica is juist?
a. Het afwijzen van een vordering tot schadevergoeding voor een aanrijding is een vorm van
bestuur. X > vorm van rechtspraak
b. Het verhogen van de BTW op de toegangskaartjes voor klassieke concerten is een vorm van
bestuur. X > vorm van rechtspraak
c. Het vaststellen van een aanslag van de inkomstenbelasting is een vorm van wetgeving.
d. De benoeming van een rechter is een vorm van bestuur.

4. Kies de beste omschrijving. Ministeriële verantwoordelijkheid houdt in (vertrouwensregel):
a. dat de minister zijn portefeuille ter beschikking moet stellen als de Kamer een motie van
wantrouwen tegen hem aanneemt > wel goed, maar b is beter
b. dat de minister zijn portefeuille ter beschikking moet stellen als de Kamer een motie van
wantrouwen tegen hem aanneemt, tenzij de regering besluit vervolgens de Kamer te ontbinden.
c. ministeriële antwoordplicht.
d. dat de Koning (in het openbaar) geen politieke opvattingen mag verkondigen.

5. De beste omschrijving van een regeerakkoord is:
a. een overeenkomst tussen partijen om een bepaald kabinet te steunen.
b. een overeenkomst tussen partijen om een bepaalde regering te steunen.
c. een overeenkomst tussen fracties om een bepaald kabinet te steunen.
d. een overeenkomst tussen fracties om een bepaalde regering te steunen.
e. een overeenkomst tussen ministers om een bepaald beleidsprogramma uit te voeren.

6. Welke bewering over de parlementaire immuniteit is juist?
a. Kamerleden kunnen in Nederland alleen strafrechtelijk worden vervolgd met toestemming van
hun eigen Kamer.
b. In Nederland is de parlementaire immuniteit beperkt tot de woorden die het Kamerlid binnen de
vergadering tot zijn collegae richt.
c. Nederlandse Kamerleden kunnen voor hetgeen zij in de vergadering van de Kamer zeggen,
slechts worden vervolgd na toestemming van hun eigen Kamer.
d. Nederlandse Kamerleden kunnen voor hetgeen zij in de vergadering van de Kamer zeggen,
slechts worden vervolgd na toestemming van de Koning (lees: regering).
e. Nederlandse Kamerleden kunnen voor hetgeen zij in de vergadering van de Kamer zeggen,
slechts in een bijzondere procedure worden vervolgd voor de Hoge Raad.

7. Welke bewering over de wetsprocedure is juist?
a. Aan de Raad van State komt een vetorecht toe in de wetsprocedure, zij het dat dat veto door de
regering kan worden ‘overruled’.
b. Wetsvoorstellen kunnen uitgaan van de regering, Eerste- en Tweedekamerleden.
c. Een ‘novelle’ verzacht de nadelen van het ontbreken van het recht van initiatief amendement
voor senatoren.
d. Pas nadat een wetsvoorstel door de Tweede Kamer is aangenomen, mag het door de Eerste
Kamer worden behandeld.
8. Onderdeel van een grondwetswijziging is een ontbinding door de regering. Deze ontbinding dient
een bepaald doel. Waardoor zou dat doel ook gediend kunnen worden?

, a. Splitsing van een wijzigingsvoorstel.
b. Recht van amendement in de Eerste Kamer tijdens de grondwetsprocedure.
c. Ontbinding van de Eerste Kamer.
d. Rechtstreekse verkiezing van de Eerste Kamer.
e. Een referendum. Kiezer laat zijn mening mbt tot de grondwet meerekenen bij verkiezingen

9. Van welke vorm van toetsing kan zonder twijfel worden gezegd dat de rechter die wel kan
verrichten?
a. Een verdrag aan de Nederlandse Grondwet.
b. Een parlementaire wet (=’wet in formele zin’) aan de Nederlandse Grondwet.
c. Een parlementaire wet (=’wet in formele zin’) aan een sociaal grondrecht in een
verdragsbepaling. (allen speciale gevallen, alleen een ieder verbindend)
d. Een verordening van de gemeenteraad aan de Grondwet.

10. Stel, de Minister van VWS wil in het belang van de volksgezondheid eisen gaan stellen aan de
vaardigheden van ski-, schaats- en bobslee-instructeurs. Over al deze sporten bestaat nog geen
regelgeving. Wat is juist?
a. De minister kan de door haar gewenste regelgeving niet op eigen initiatief tot stand brengen,
omdat zij niet tot de geattribueerde wetgevers behoort. Ministeriële regeling mag alleen door
geattribueerde wetgevers (formele wetgever, regering, provinciale staten, gemeenteraad)
b. De minister kan de door haar gewenste eisen in een ministeriële regeling vastleggen.
c. De minister kan de door haar gewenste eisen weliswaar op eigen initiatief in een ministeriële
regeling vastleggen, maar die zal weinig effect sorteren omdat een dergelijke regeling geen
straffen mag bevatten.
d. De minister kan via de ministerraad (en de Koning) proberen een AMvB tot stand te brengen. Als
zij deze route volgt, kan de betrokken AMvB ook strafbepalingen bevatten.

11. Het EU-verdrag stipuleert uitdrukkelijk dat de lidstaten bevoegd zijn eenzijdig te besluiten om
de Unie te verlaten. Wat is juist? Deze bepaling in het EU-verdrag
a. is een confederaal element in het Unierecht. Recht van secessie zit hier in
b. is een federaal element in het Unierecht.
c. geeft de Unie het karakter van een traditionele bondsstaat.
d. is volkenrechtelijk overbodig, omdat landsdelen beschikken over een recht van secessie.

12. Welke stelling over het centrale gezag in het Koninkrijk der Nederlanden is juist?
a. De Nederlandse organen besturen zowel Nederland als het Koninkrijk.
b. Formeel heeft het Koninklijk een eigen wetgever, maar in werkelijkheid is de
‘koninkrijkswetgever’ de optelsom van de Nederlandse, Arubaanse, Curaçaose en Sintmaartense
wetgevers.
c. Formeel heeft het Koninkrijk een eigen wetgever en een eigen regering, maar in de praktijk zijn
dat de Nederlandse organen met een bescheiden vorm van inspraak voor de overzeese landsdelen.
d. Tot de koninkrijksaangelegenheden die bij rijkswet moeten worden geregeld behoren de
landsverdediging, het vreemdelingenbeleid en het onderwijssysteem.

13. Stelling: ‘Buiten staat verklaring’ van de Koning is beter te vergelijken met een schorsing dan
met afzetting.
a. Deze stelling is juist. want het is tijdelijk
b. Deze stelling is onjuist. 14. Art. 117 lid 1 Gw luidt als volgt: “De leden van de rechterlijke macht
met rechtspraak belast en de procureur-generaal bij de Hoge Raad worden bij koninklijk besluit
voor het leven benoemd.” Art. 117 lid 1 Gw is: a. Een uitwerking van de machtenscheiding. B. Een
voorbeeld van checks and balances.
c. Zowel a als b.

14 C Levensbenoeming + checks and balances = uitwerking van de machtenscheiding




15. De conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad…
a. geeft een overzicht van de feiten van het geschil, omdat de Hoge Raad zelf niet meer naar de
feiten kijkt.
b. geeft een overzicht van de feiten van het geschil èn van de juridische argumenten die door de
partijen zijn aangevoerd.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annavellinga. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.75  2x  sold
  • (0)
Add to cart
Added