1 INLEIDING
Problemen in TA-praktijk waar psychologie een rol speelt
- Perspectief van TA
• Angst van pt
o " Vermijdingsgedrag (afspraken afzeggen)
• Geringe motivatie voor mh
• Problemen met pt (en ouders)
- Perspectief van pt
• Publieksattitude
o Pt associëren TA met pijn
• TA wordt geëvalueerd obv
o Kwaliteit
o Persoonlijkheid/communicatie
§ Mn hierover minder tevredenheid
o Bezorgdheid mbt pijn
o Financiële aspecten
Invloed op psychiatrie
- Vanuit Franse school
• Nadruk op empirie
o Beschrijven wat men klinisch ziet, hoort en observeert
o Bijhouden van evoluties van pt
• Later: Charcot
o Neurologische symptomen waarbij geen oorzaak gevonden werd " worden
ontwikkeld bij iemand die al kwetsbaarheid heeft + uitlokkende factor
- Vanuit Duitse school
• Er werd gezegd dat geestelijke stoornissen het gevolg is van een zonde
• Ook werd er gezegd dat een ziel niet ziek kan zijn, aangezien het door God werd
geschapen
• Ontwikkeling microscoop
• Ook aanzet om op een andere manier te kijken naar gedragsstoornissen, niet
vanuit ziel, geest lichaam
• Er werden symptomen opgelijst in DSM " bundelen tot Kompendium
Psychologisch functioneren
- = Vermogen om doelen te bereiken in zichzelf en externe omgeving
- Omvat
• Gedrag, emotie, sociale vaardigheid en algehele geestelijkheid
- Combinatie van psychische functies
• Liggen liefst op hetzelfde niveau
o Ene pathologie is vooral gericht op denken, andere voelen etc.
• Indeling
o Cognitieve functies
§ = Denken
§ Bewustzijn, geheugen …
o Affectieve functies
§ = Voelen
§ Emoties
§ Denk niet enkel aan het negatieve, maar ook positieve
1
, o Conatieve functies
§ Willen/doen
§ Motivatie, gedrag …
- 4 lagen
• Er is een gelaagdheid " je kan pas naar laag 2 gaan als de 1e laag is
geanalyseerd
• Laag 1: neuropsychologische/cognitieve functies
o Cognitief functioneren is belangrijk
§ = Verwerken van informatie
§ Indien cognitieve stoornissen of cognitief niet in orde " componenten
werken niet " pt doet niet wat er gevraagd wordt (omdat hij het bv niet
snapt)
o Componenten
§ Taalfunctie
§ Geheugenfunctie
§ Intelligentie
§ Aandacht
§ Executief functioneren
o Maakt dat je de vorige 4 tegelijk kan uitoefenen
• Laag 2: symptomen en syndromen (DSM-stoornissen)
o Vaak voorkomende symptomen bij pt
§ Stress
§ Angst
o = Complex geheel van gevoelens
o Is normaal verdeeld in de populatie (itt depressie)
· Meeste mensen ervaren angst, ene meer dan andere
· Angst ligt hoger bij volwassenen, aangezien zij meer zijn beïnvloed
door verhalen
o Combinatie van
· Context- of persoonsgebonden
◊ Angst is makkelijker hanteerbaar indien maar 1 aanwezig is
p State anxiety bouwt op hoeveelheid trait anxiety die er
reeds is " indien iemand levenslang al gestresst is en in
stressvolle context terecht komt " dubbel zo hoge angst
◊ Contextgebonden
p Angst gekoppeld aan toestand (state) " bv. thkige praktijk
of examen " hier kan je op inspelen
p Geeft reacties
r Cognitief: beelden, gedachten
r Emotioneel: angst, boosheid
r Gedragsmatig: gespannen, rusteloosheid
r Fysiologische component: verhoogde bd, zweten
◊ Persoonsgebonden
p Als angst deel uitmaakt van persoonlijkheid (trait) " pt is
altijd angstig
· Gebonden aan object of ‘free floating anxiety’
◊ Object
p Bv. boor
◊ Free floating anxiety
p Niet gebonden
p Bv. borderline
· Realiteitsgebonden of niet
◊ Indien angst voor fietsen nadat je ongeluk hebt gehad "
realiteitsgebonden
2
, ◊ Indien angst voor fietsen zonder voorafgaand ongeluk " niet
realiteitsgebonden " moeilijker te behelpen
o Pathways tot angst
· Via leerproces
◊ Slechte ervaring blijft je vaak bij
· Modelleren
◊ Wat je ziet gebeuren bij anderen (bv schrikreactie bij ouders)
· Overdracht van negatieve en bedreigende informatie
◊ Overdreven verhalen van anderen
o Wanneer is angst pathologisch?
· Iedereen is wel angstig " zorgt dat we dingen niet doen " zorgt
dat we een keuze maken
· Probeer de angsten te overwinnen en leer er mee leven " indien
je alle angsten toelaat, kan je niet meer leven
o Syndromen
§ Als je voldoende symptomen samenlegt, krijg je vanzelf een stoornis of
syndroom
§ Psychopathologie
o = Verzamelbegrip voor psychopathologische verschijnselen
· Alles wat in gedrag, denken en voelen niet normaal is
§ Stoornisgerichte aanpak (DSM) en achterliggende processen
o Geen duidelijk onderscheid tussen normaal en pathologie
o Geen duidelijke diagnostische instrumenten om dit onderscheid te
maken (bv. CT-scan)
o Vaak geen biologische criteria
· Criteria zijn niet objectief en ontstaan vanuit
consensus/overeenstemming mbv experten
§ Methodisch dualisme
o = Spanningsboog tussen 2 kennisbronnen
· Empatisch begrijpen of verstehen
◊ Intuïtief begrip, meebeleven
◊ Combinatie van empathie en introspectie (=zelfreflectie)
· Rationeel verklaren of erklären
◊ Hanteren van systematiek, ontdekken van iets
gemeenschappelijks
◊ Abstractie van binnenliggende regels
p Bv. objectief waarnemende diagnostische criteria
◊ Bv. je kan niet rationeel uitleggen hoe angst ontstaat, wel op
een empathische manier
o Kennisbronnen zijn verbonden
· Geen van beide kan psychopathologie volledig bevatten
◊ Ene pt meer gebaad bij rationele uitleg
· Psychopathologie is menswetenschap
◊ Menselijke psyche functioneert niet volgens vaste
wetmatigheden
◊ Verschil in denken/voelen/doen " = methodisch pluralisme
o Ben zorgvuldig
· Er is geen juiste weg in dualisme " gebruik geen terminologie en
vakjargon
o Wat is normaal en niet-normaal?
§ Geschiedenis
o Vroeger was niet-normaal een objectiveerbare hersenziekte
o Daarna werd dit concept beïnvloed door het denken van 1 iemand
(Freud)
o Nu wordt er een etiket gekoppeld aan een stoornis
3
, · Iemand kan een etiket bestempeld hebben gekregen, maar er nu
geen last meer van hebben. Het wordt wel meegenomen in de
toekomst
§ Empirische validering van psychische stoornissen
o Iedereen heeft een idee welke gedragingen en ervaringen vreemd zijn
· = Universaliteit
o Stabiliteit van stoornissen en rf wereldwijd
· Bv. paranoia komt overal voor
o Universaliteit van behandeling
· Bv. behandeling paranoia heeft overal hetzelfde effect
§ Cultuur- en tijdsgebonden variabiliteit
o Pathogenie
· Fundamentele kenmerken van stoornissen
o Psychoplastie
· Tijd-, plaats- en cultuurgebonden invulling
· Bv. iedere tijdsperiode creëert eigen pathologie " in jaren 90 mn
Borderline, nu veel autisme
§ Onderscheid gezond en psychisch ziek
o Psychiatrische diagnostiek
· Is niet waardenvrij " wel contextueel " wat normaal is in deze
context, kan abnormaal of pathologisch zijn in andere " bv.
alcoholmisbruik is normaal bij studenten, maar niet bij volwassenen
o Factoren
· Context bepaalt onze blik (bv homosexualiteit)
· Context bepaalt de grens tussen normaal en pathologisch
o Weinig argumenten/criteria voor cut-offs
· = overgang normaal en niet-normaal
◊ Bv. Lastig om te zeggen wanneer depressie echt begonnen is
◊ Bv. Symptomen moet je 2w hebben, maar dit is niet
wetenschappelijk gevalideert, maar obv consensus
· Alternatief voor arbitraire cut-off voor onderscheid normaliteit
◊ Pathologie gedefinieerd obv pathofysiologie
p Stoornis gaat gepaard met verstoring van fysiologische en
psychologische mechanismen, maar …
r Er is weinig bekend over etiologie, pathogenese,
pathofysiologie, diagnose, behandeling en prognose
van functioneel medisch model " daarom geen ziekte
te noemen, maar stoornissen of basis van syndromaal
model (DSM) " ook geen duidelijke cut-offs
◊ Ideografische benadering
p = Pathologie is complex samenspel van individuele factoren
r ± 40 rf in individu, maar weinig eenduidigheid tussen
individuen
r Geïndividualiseerde karakter geeft weinig onderscheid
tussen ziekte en gezond " bv. sommige mensen lijken
heel depressief, maar zelf ontkennen ze dat
p Complex verband tussen bv sociale angst en sociale
angstoornis
r Bepalende factoren voor verband
u Context, mate van behoefte aan sociale contacten,
verschillen in persoonlijkheid, vaardigheden,
intelligentie …
◊ Pathologie gedefinieerd als syndroom met lijdensdruk en
disfunctioneren
p DSM: stoornis is evenredig met afgesproken criteria
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller THKleuven1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $16.92. You're not tied to anything after your purchase.