opbouw en fysiologie en herstel na schade van bot en spierweefsel
Written for
Hogeschool Utrecht (HU)
Fysiotherapie
Blok B Werk, Sport En Hobby (GIBSP.WSH.VW18)
All documents for this subject (7)
2
reviews
By: davidkoopmans • 1 year ago
By: timovansambeeck • 2 year ago
Seller
Follow
anneboekee
Reviews received
Content preview
Hoorcollege 1
Kan pijn onderverdelen in nociceptieve, neuropathische en nociplastische pijn, beschrijft wat de
kenmerken hier van zijn en globaal welke mechanismes hieraan ten grondslag liggen.
Nociceptieve pijn = acute pijn die ontstaat wanneer er weefselschade is.
Neuropatische pijn = oorzaak van de pijn ligt in het zenuwstelsel.
Nociplastische pijn = je voelt pijn, maar er is geen duidelijke relatie met weefselschade.
Je hebt vaak een combinatie van verschillende soorten pijn.
Kan uitleggen dat de context, cognities, emoties en gedrag van een persoon de ervaring van pijn kunnen
beïnvloeden.
Pijn is een multidimensionaal symptoom. Pijn is lang niet alleen een lichamelijke klacht, pijn kan
afhankelijk zijn van de context (in welke situatie heb ik pijn), afhankelijk zijn van cognities (wat vind ik van
de pijn), emoties (in welke emotie voel ik de pijn) en gedrag (hoe ga ik om met de pijn).
Kan de relatie tussen noxische prikkel, nociceptie, pijngewaarwording en pijnperceptie uitleggen.
De noxische prikkel is de prikkel die ervoor zorgt dat de nocisensoren gestimuleerd worden. Dit heet
nociceptie (= het vermogen van een organisme om weefselbeschadiging of dreigende
weefselbeschadiging waar te nemen). Dit is het moment dat je pijn gaat voelen, de pijngewaarwording.
Hoe de pijn voelt (bijv. de intensiteit) verschilt weer per persoon. Dit is pijnperceptie (= waarneming van
pijn).
Kan uitleggen wat primaire en secundaire nociceptieve pijn is, wat de kenmerken hiervan zijn en hoe
deze verschillend worden verwerkt in het zenuwstelsel.
Primaire nociceptieve pijn
Dit is de scherpe pijn die je direct na weefselbeschadiging voelt. Vaak geeft deze pijn informatie over de
plaats en ernst van de weefselbeschadiging. De noxische prikkel gaat direct (schakelt maar 1x over) via de
A-vezels naar het ruggenmerg en dan naar de hersenstam en de hersenen. Primaire pijn voel je direct en
speelt ook bij reflexen (in de reflexboog). De pijn stopt bij het opheffen van de noxische prikkel. A-vezels
zijn belangrijk bij de gewaarwording.
Secundaire nociceptieve pijn
Dit is pijn die als reactie ontstaat op de ontstekingsreactie rondom de weefselbeschadiging. Bij
beschadiging van het weefsel ontstaat er een ontstekingsreactie waarbij de stof Substance-P (SP)
vrijkomt. De C-vezels reageren op de onstekingssignalen en geven prikkels door aan het ruggenmerg
maar ook terug aan het weefsel (niet alleen op de plek van beschadiging maar ook bij de uitlopers van de
C-vezel). De C-vezels schakelen vaak over, gaan naar het ruggenmerg, de hersenstam en vervolgens naar
het emotionele deel van de hersenen (De pijn “doet lijden”). Secundaire pijn blijft aanwezig zo lang als de
ontstekingsreactie duurt. Remmen van deze pijn is ingewikkeld door de schakelingen
Kan uitleggen hoe perifere en centrale sensitisatie ontstaan.
Perifere sensitisatie
Zowel op de locatie van de beschadiging als in het ruggenmerg komt SP vrij. Dit stimuleert vervolgens
weer de ontstekingsreactie wat ervoor zorgt dat de prikkeldrempel van C-vezels verlaagd wordt. Dit heet
perifere sensitisatie. De plek van beschadiging wordt gevoeliger.
, Hyperalgesie = verhoogde gevoeligheid voor nociceptieve prikkels (bijv. bij 2x achter elkaar je kleine teen
stoten)
Allodynie = niet-nociceptieve prikkels worden pijnlijk (bijv. bij aanraken van de pijnlijke teen)
Centrale sensitisatie
In het ruggenmerg wordt SP afgegeven, wat zorgt voor gevoeligheid = centrale sensitisatie. Dit treedt
altijd op als een C-vezel geprikkeld wordt.
Kan de verwerking van nociceptieve signalen op ruggenmergniveau uitleggen (inclusief het begrip
centrale sensitisatie) en uitleggen hoe pijndemping plaatsvindt (poorttheorie).
De A-vezels schakelen maar 1 x over, gaan naar het ruggenmerg en gaan direct naar de hersenen.
De C-vezels schakelen vaak over en geven hierbij ook SP af in het ruggenmerg, wat leidt tot gevoeligheid
(= centrale sensitisatie).
In het ruggenmerg geven verschillende vezels tegelijkertijd signalen af. Een Ab-vezel (tastvezel) en een C-
vezel geven tegelijkertijd een prikkel af. De Ab-vezel zorgt ervoor dat “de poort” voor de pijnprikkel sluit.
De Ab-vezel inhibeert de C-vezel vervolgens, ofwel: de tastprikkel wordt doorgegeven en de pijnprikkel
geremd. (Bij wrijven over een pijnlijke plek na een val wordt de pijn minder).
Kent globaal de verschillende routes waarlangs nociceptieve signalen naar de hersenen kunnen worden
geleid en wat de verschillen zijn in verwerking in de hersenen van deze routes.
Prikkels komen via de A-vezels direct in de hersenen. Hier krijgen de hersen informatie over de schade,
dit is vooral gewaarwording (plaats en ernst). De hersenen reageren direct op de signalen, deze worden
gedempt. Hersenen sturen direct een signaal terug (dit is contextafhankelijk!!, bijv. door je enkel gaan bij
brand). Prikkels die via A-vezels binnenkomen kunnen niet geremd worden (vanwege schakeling). Prikkels
komen via de C-vezels na veel schakelingen in de hersenen. Hier komen ze bij het emotionele deel van de
hersenen. Remmen van deze pijn is lastig vanwege de vele schakelingen.
Signalen terug vanuit de hersenen = descenderende pijndemping (afdalend). DNIC = diffuse noxische
inhiberende controle. Dit remmen/stimuleren gebeurt doordat er endorfine vrijkomen: remmen
pijnsignalen in stijgende en dalende banen. Op moment dat endorfine afgegeven worden reageert de
DNIC door in het ruggenmerg enkefaline vrij te geven. Die remt het doorgeven van nociceptieve prikkels
in ruggenmerg (= poorttheorie). Endorfine werkt beter dan morfine omdat endorfine selectief werkt, het
heeft geen bijwerkingen en je hebt geen tolerantie erop (je hebt niet steeds meer ervan nodig). Het
werkt dus het best om de lichaamseigen pijndemping te laten werken.
Kan globaal beschrijven wat bedoeld wordt met de pijnneuromatrix.
Pijnneuromatrix = pijnverwerking in gewaarwording, emotionele deel en cognitieve deel van de
hersenen. De pijn wordt dus op veel delen in de hersenen verwerkt.
, Hoorcollege 2
Kan alle soorten weefsel van het menselijk lichaam benoemen
Er zijn vier soorten weefsel in het menselijk lichaam:
1. Spierweefsel
2. Epitheelweefsel
3. Bindweefsel
4. Zenuwweefsel
Kan (op weefselniveau) een beschrijving geven van de samenstelling, architectuur en functie van
bindweefsel in het algemeen en van collageen bindweefsel in het bijzonder.
Bindweefsel bestaat uit cellen, vezels en grondsubstantie. Hierbij zorgen de cellen, de fibroblasten, voor
het ontstaan, de vezels voor de trekfunctie en de grondsubstantie voor de functionering van het
bindweefsel. De samenstelling van deze drie wisselt zeer sterk per structuur.
Vezels bestaan uit eiwitketens (collageen (pezen en ligamenten of elastine (arteriën, sommige
ligamenten)), grondsubstantie bindt voornamelijk goed water door zijn negatieve lading.
Functies van bindweefsel:
- Het vormt het geraamte van je lichaam (denk aan je skelet)
- Het verbindt de verschillende lichaamsonderdelen (bijv. kapsel verbindt twee botstukken)
- Het beschermt de organen (van extern, maar ook frictie t.o.v. elkaar)
- Metabole functie (voeding wordt doorgegeven vanuit het vaatstelsel en via bindweefsel naar de
cellen/weefsel toe en weer terug)
- Opslag van energie (bij vetweefsel)
- Vorming littekenweefsel bij schade
Collagene vezels:
- Bestaan uit fibrillen
- Iedere microfibril bestaat uit een rij geschakelde moleculen (pro collageen)
- Iedere molecuul bestaat uit 2 polypeptideketens (spiraalvormig)
- Ze zijn verbonden met suiker (glycoproteïne)
- Zijn niet vervormbaar maar stevig.
, Kan de verschillende onderdelen, opbouw en functie van de grondsubstantie (van bindweefsel)
benoemen.
Grondsubstantie bestaat uit water, GAG’s (glycosamincoglycanen) en eiwitten). Grondsubstantie zorgt
voor een goede functionering van het bindweefsel.
Grondsubstantie bindt voornamelijk goed water (+lading van het water en -lading van de
grondsubstantie). Ook trekt het de collagene vezels aan. Op deze manier zorgt het dus voor een goede
functionering van het bindweefsel. De eigenschappen van het bindweefsel zijn afhankelijk van de
grondsubstantie.
Kent de vier meest voorkomende soorten van collageen bindweefsel en kan benoemen waar deze vooral
voorkomen.
Soorten collageen bindweefsel:
- Type 1: 90% van al het bindweefsel, erg trekvast
- Type 2: In kraakbeen, dunnere vezels, kunnen goed tegen druk
- Type 3: Wordt als eerste geplaatst na schade en bijv. ook in de lever, weinig structuur, minder stevig
- Type 4: Weefsel bijv. rondom de spiercellen.
Kan uitleggen op welke manier (collageen) bindweefsel zich aanpast (adapteert) aan veranderde
belasting, in het bijzonder toename en afname van belasting.
Wet van Wolff en Davis: bindweefsel past zich aan, aan wat jij ervan vraagt. Dit betekent dat:
- Bij grotere belasting er meer bindweefsel neergelegd wordt (hypertrofie)
Bindweefsel wordt sterker van training, dit komt door:
- Nieuwe fibrillen krijgen een grotere diameter
- Meer crosslinks
Hierdoor wordt de pees/het ligament dikker en sterker
- Bij onder belasting wordt er meer weefsel afgebroken (atrofie)
Bij immobilisatie wordt het bindweefsel korter en het atrofieert. Immobilisatie kan leiden tot:
- Zwak litteken met volledig willekeurig georiënteerde collagene fibrillen
- Verschillende lagen die normaal langs elkaar bewegen raken verkleefd (adhesies)
- Reparatie vindt plaats in richting van beweging, dus zonder beweging: wirwar van collagene vezels
Kan de herstelprocessen van (collageen) bindweefsel in aard en tijd beschrijven en aangeven welke
factoren op het herstel van invloed zijn.
Bindweefsel under construction
door fibroblast
in rust
Halfwaardetijd (=tijd dat de helft vervangen is, turnover)
- Fibroblast: leeft een paar maanden, kan in 1-2 dagen delen als het nodig is
- Proteoglycanen (grondsubstantie): 1-14 dagen
- GAG’s (glycosaminoglycanen): 4-10 dagen
- Collagene vezels:
- Ligamenten: 300-500 dagen
- Huid: 14 jaar
- Bot: 10 jaar
- Kraakbeen: 100-200 jaar
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anneboekee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.16. You're not tied to anything after your purchase.