Ontwikkeling sociaal werk __________________________________________________________
Verzorgingsstaat is een stelsel waarin de overheid zich garant stelt voor
noodzakelijk geachte materiële en immateriële voorzieningen
voor alle burgers
In de geschiedenis was dit absoluut niet normaal of vanzelfsprekend
Verzorgingsstaat heeft te maken met
1. (economische) Markt
2. Overheid
3. Particulier initiatief
De verzorgingsstaat ontstond rond 1900 máár heeft wel een voorgeschiedenis.
Voor 1900:
- Kerk en gelovigen
- Rijke en/of geleerde burgers
Waarom ontstaat de verzorgingsstaat?
1. Burger offensief
De rijken helpen de armen
Rijke burgers proberen de armen te integreren en te verheffen met behulp van onderwijs en
cultuur ook wilden ze dat het volk fatsoennormen werd aangeleerd
2. Sociale strijd
Maatschappelijke verhoudingen veranderen
Na sociale spanningen en strijd krijg een onderdrukte ‘lage’ arbeidersklasse meer rechten
Recht tot vereniging en vergadering
Vakbonden en politieke partijen
Dit zorgt voor een inspraak in nieuwe wetgeving
3. Nieuwe politieke / economische theorieën
John Maynard Keynes word razend populair
1936: Keynes bekritiseert namelijk de econoom Jean Baptiste Say
Say’s wet luidt: Werk zorgt voor productie Dat leidt tot inkomen Dat leidt tot aankopen
en investeringen, ofwel consumptie Uiteindelijk leidt dit tot een bloeiende economie en
samenleving
Conclusie van Jean Baptiste Say: laat de economie zijn natuurlijke gang gaan
Keynes ziet juist dat mensen niet alleen maar consumeren.
Hij ziet namelijk ook: als mensen sparen, consumeren ze niet genoeg hierdoor komen er
overschotten op de markt -> dit resulteert in omzetverlies en verlies in werkgelegenheid
Conclusie van John Maynard Keynes: de overheid moet zich bemoeien met de economie
, Socioloog Abraham de Swaan legt uit
Industrialisering betekent dat veel mensen met elkaar verbonden raken, meer
dan ooit tevoren
Dit betekent ook dat je sneller en meer last van elkaar hebt máár ook dat je samen sterker
staat
Volgens Swaan was een extern effect voor het ontstaan: de gevolgen van een tegenslag of
gebrek vooranderen
En interdependentie: een begrip waarbij onderlinge of wederzijdse afhankelijkheid word
aangeduid omdat die onontkoombaar is
Er zijn vier ontwikkelingen van de verzorgingsstaat
1. Eerste aanzet
Het caritasstelsel van vrijwillige naastenliefde bestond nog, maar was niet in staat om de
problemen adequaat op te lossen. Daardoor ontstond een proces van verstatelijking van
verzorgingsarrangementen.
2. Doelgroep verbreding
Hier zie je dat er een ontwikkeling komt in de verbreding in wet- en regelgeving m.b.t. niet-
industriële arbeiders en mensen zonder loon dienst
1901 – 1952 de ongevallenwet: de 1e verplichte verzekering tegen loonderving vanwege
arbeidsongeschiktheid.
Nieuwe armen wet: dit regelde dat de overheid niet zou ingrijpen tenzij dit de laatste optie
was
Bismarckiaans Stelsel: een socialezekerheidsstelsel dat gebaseerd is op
werknemersverzekeringen met het equivalentiebeginsel; een relatie tussen de betaalde
premie en de te ontvangen uitkering
Bij de eerste twee ontwikkelingen gaat het voornamelijk om armoede tegen te gaan, bij de laatste
twee gaat het voornamelijk om het verspreiden van de welvaart.
3. Sociale regelingen kregen een nog algemener karakter
Hierbij streefden ze naar het waardevast maken van uitkeringen. Uitkeringen werden
gekoppeld aan lonen. Ook worden ze een vangnet voor ieder die in nood zat.
1952 – 1977 de algemene ouderdomswet: vaste uitkering voor mensen ouder dan vijf jaar,
volgens het solidariteitsbeginsel.
Door individualisering ontstonden er kleinere huishoudens wat zorgde voor een hoog
uitkeringsniveau. Ook was er voor elk probleem een welzijnswerker waardoor men niet zelf
op zoek ging naar een oplossing.
4. Crisis en heroriëntatie
Er moest een heroriëntatie komen omdat er problemen ontstonden rond de betaalbaarheid
en de beheersbaarheid van het stelsel
, De eerste twee ontwikkelingen (1901 tot 1952) zorgden ervoor dat het socialezekerheidsmodel in
zekere zin Bismarckiaans was: dat wil zeggen, een socialezekerheidsstelsel gebaseerd op met name
werknemersverzekeringen waarbij het equivalentiebeginsel geldt.
Bij equivalentiebeginsel bestaat er een relatie tussen de betaalde premie en de te ontvangen
uitkering.
Al snel veranderd het in een solidariteitsbeginsel: dit houdt in dat iedereen via premies en
belastingen meebetaalt aan de verzekeringen en voorzieningen.
Bij de derde ontwikkeling (1952 tot 1977) wordt het sociale zekerheidstelsel uitgebreid.
Ook was er een wil voor de verhoging van het welzijn. Dit zorgde ervoor dat het Ministerie van
Maatschappelijke Werk, het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) werd.
Bij de laatste ontwikkeling (vanaf 1977) kwam de oliecrisis kijken. Hierdoor verslechterde de
economie. Door de verslechtering kwamen er minder baan kansen en waren er veel mensen die een
uitkering nodig hadden, maar die uitkering werd betaald door de werkenden. Die konden uiteindelijk
ook niet meer helpen, waardoor Nederland in een vicieuze cirkel van stijgende werkloosheid kwam.
Belangrijke begrippen:
1. Externe effecten
Dit zijn gevolgen van een tegenslag of gebrek voor anderen dan de direct getroffene.
(Je hebt last van andermans ellende)
2. Interdependentie
Dit is een sociologisch begrip waarmee onderlinge of wederzijdse afhankelijkheid wordt
aangeduid, die onontkoombaar is voor mensen.
3. Het dillema van collectieve actie
Dit geeft aan dat er situaties zijn waarin individuele keuzes leiden tot collectief ongewenste
gevolgen. Soms is dwang noodzakelijk om de nodige maatregelen in het leven te roepen.
De ontstaansgeschiedenis van de verzorgingsstaat is in een drietal impliciete doelstellingen af te
leiden:
1. Een garantie van sociale zekerheid voor alle leden van de samenleving
2. Een reductie van willekeur in de verdeling van levenskansen
3. De wenselijkheid van maatschappelijke integratie van alle leden van de samenleving
(economisch, politiek en moreel)
De verzorgingsstaat heeft vier functies
1. Verzorgen (aan zieken, zwakken etc)
2. Verzekeren (recht op minimum inkomen bij verlies van een baan)
3. Verheffen (mogelijkheid om te ontplooien)
4. Verbinden (onderlinge verbondenheid)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller chiaraaagast. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.