Woordenlijst examenwiki
Viroïde
• Circulair stukje RNA zonder proteïne.
• In tegenstelling tot RNA-virussen geen omhulsel in de vorm van een proteïne capside.
• Binnen in de cirkel vindt er baseparing plaats -> plaatselijke delen dsRNA, maar meeste
viroïden blijven gewoon enkelstrengig.
• Pathogene partikels, maar gebruiken geen receptoren om een cel binnen te dringen
o binnendringen via verwonding en zich vervolgens
o verplaatsen door de plasmodesmata in cytoplasma
• Afhankelijk van de gastheercel voor replicatie (gelijkaardig aan het rolling circle mechanisme)
-> Het lange stuk RNA met verschillende viroïden wordt vervolgens geknipt door de ribosyme
activiteit die het viroïde partikel zelf bezit.
• Er zijn nog geen ziekten in dieren veroorzaakt door viroïden bekend, maar wel in planten.
o Symptomen zijn meestal gelinkt aan gehinderde groei. Men vermoed dat viroïden
kleine regulerende RNAs (bv. siRNA) nabootsen.
Evolutionaire chronometers
• Meten van de evolutionaire afstanden tussen organismen, op basis van sequentieverschillen
o Hoe meer verschil tussen homologen, hoe minder evolutionair verwant.
• Criteria voor geschikte macromoleculen:
o Het moet in alle organismen aanwezig zijn
o Het moet in alle organismen dezelfde functie hebben
o Precieze alignatie moet mogelijk zijn. M.a.w de homologie moet hoog genoeg zijn.
o De mutatiesnelheid moet evenredig zijn met de evolutionaire afstand. (Hoe meer
mutaties, hoe minder evolutionair verwant)
• Enkele voorbeelden van geschikten moleculen: cytochromen, RecA, ATPasen, rRNA (16S bij
prokaryoten en 18S bij eukaryoten).
Eclipsperiode
• Vindt plaats enkele minuten na de infectie.
• Gedurende deze fase vindt transcriptie en translatie van het viraal genoom plaats.
• Gedurende deze fase kan het infectieuze virion niet waargenomen worden als plaque-
vormende units, want het virus bevindt zich in zijn gastheercel, die hij nog niet gedood heeft.
• Deel van de latente fase, die ook de maturatie fase omvat, gedurende welke het virion in de
cel samengesteld wordt ter voorbereiding van de vrijzetting.
, CO2-fixatie via de acetyl-CoA pathway
• Komt voor in acetogenen.
• <-> andere metabolische wegen geen cyclus.
• Het katalyseert de reductie van CO2 langs twee lineair wegen.
o Eén van deze wegen vormt het methylgedeelte van acetyl-CoA,
o de andere de carbonyl groep.
• Bij omzetting van acetyl-CoA naar acetaat komt er genoeg energie vrij om één ATP molecule
te maken via substraatfosforylatie.
• Aan het begin van de weg wordt 1 ATP gebruiky om de methylgroep te vormen (gengenereerd
van pmf of ion (Na) motion force)
• Een belangrijk enzyme in deze pathway is CO dehydrogenase:
o CO2 + H2 -> CO + H2O
o Deze reactie is nodig om het carbonyl deel van acetyl-CoA aan te maken. (C=O)
o Vorming methyl: coenzyme tetrahydrofolaat: overdracht van de methylgroep.
• Om de twee delen (carbonyl en methyl) samen te voegen en Acetyl-CoA te vormen, zijn de
enzymen CO dehydrogenase en actetyl-CoA synthase nodig.
Griseofulvin
• Griseofulvine is een antifungaal middel dat behoort tot de categorie aromatische antibiotica.
• Deze categorie werkt door middel van mitose inhibitie.
• Het wordt oraal ingenomen.
Tegument
• Amorfe fibrillaire laag rond icosaëder nucleocapside van herpesvirussen.
• Rond dit tegument zit de enveloppe met spikeproteïnen (= peplomeren).
Peplomeren
• Synoniem voor spikes.
• Proteïnen op de enveloppe van virussen die herkenning van en vasthechting aan de
gastheercel mogelijk maken.
• Mogelijke target voor antivirale drugs
Quinolones
• Synthetisch antibacterieel middel dat interfereert met DNA gyrase, zodat supercoiling en
samenpakking van bacterieel DNA voorkomen wordt.
• Het is een breed spectrum antibioticum, aangezien DNA gyrase voorkomt in alle bacteriën
Amensalisme – commensalisme
• Beide vormen van symbiose -> interactie tussen twee organismen plaatsvindt.
• Amensalisme: Unidirectioneel. Organisme 1 zet een stof vrij waardoor organisme 2 hinder
ondervindt (inhiberend). Organisme 1 heeft hier geen na- of voordeel aan. Bv. antibiotica,
defensines.
• Commensalisme: Unidirectioneel. Organisme 1 heeft voordeel aan deze vorm van symbiose,
organisme 2 ondervindt geen na- of voordeel. Bv. microflora op de huid.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lauravandenend. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.83. You're not tied to anything after your purchase.