Introductie in de gezondheidszorg
H21 Kwaliteitszorg
Term kwaliteit
Institute of Medicine omschrijft kwaliteit van gezondheidszorg als: ‘doing the right thing, at the right
time, in the right way, for the right person, and having the best possible results.
Deze definitie omvat de aspecten effectiviteit (doelgericht), veiligheid, vraaggerichtheid (of
patiëntgerichtheid) en tijdigheid. Naast deze 4 elementen worden ook toegankelijkheid en efficiëntie
(doelmatigheid) als pijlers van kwaliteit genoemd.
Ontwikkeling in de kwaliteitszorg
Kwaliteitsnormen zoals ISO-normen, normen voor verantwoorde zorg en de NIAZ-kwaliteitsnormen
voor zorginstellingen. Ook zijn er kwaliteitsmanagementmodellen ontwikkeld voor het organiseren van
kwalitetiszorg op instellingsniveau, zoals het Harmonisatiemodel Kwaliteitsbeoordeling in de
Zorgsector (HKZ) en het INK-model. Certificering en accreditatie geven aan dat het
kwaliteitsmanagementsysteem van de instelling op orde is.
HKZ model: hierin staat het cliëntperspectief centraal. Het model kent sets van normen voor 9
deelgebieden. Primaire proces: intake/indicatie, uitvoering en evaluatie. Voor elke sector in de
gezondheidszorg zijn per deelgebied normen opgesteld.
INK model: 5 organisatiegebieden die relevant zijn voor kwaliteitszorg en 4 resultaatgebieden. Binnen
elk gebied wordt aangegeven welke elementen van invloed zijn op de kwaliteit en welke
veranderingen of verbeteringen mogelijk zijn om de kwaliteit te verbeteren. In de resultaatgebieden
worden relevante uitkomsten geformuleerd.
Voordelen van deze modellen: in het begin leverde het verbeteringen op, instellingen kregen een beter
beeld van wat er nodig is voor kwaliteit van zorg: een primair zorgproces, randvoorwaarden en
organisatie van de zorg.
Nadelen van deze modellen: veel papierwerk, als de instelling aan de kwaliteitsnormen voldeed dan
leverde het nog weinig verbeteracties op. Als een instelling de kwaliteit op bepaalde specifieke punten
wil doorlichten om snel verbeteringen te kunnen doorvoeren, is een ander soort gegevensverzameling
nodig.
Kwaliteit heeft de volgende elementen
Structuur, proces en uitkomst. Voor elk daarvan worden indicatoren vastgesteld: meetbare aspecten
van geleverde zorg waarvan op basis van wetenschappelijk onderzoek is aangetoond of door middel
van consensus tussen experts aannemelijk is gemaakt dat het een aanwijzing geeft over de kwaliteit
van zorg die nader onderzoek vereist.
Structuurindicatoren omvatten de voorwaarden voor kwaliteit, met indicatoren zoals beschikbaarheid
van gekwalificeerde medewerkers, aanwezigheid van apparatuur en protocollen.
Procesindicatoren worden vaak in een percentage of ratio aangegeven.
Uitkomstindicatoren geven het resultaat aan, liefst gemeten bij de patiënt.
Het gaat om het resultaat daarbij wil je de outcome-indicatoren weten via de ROM = Routine Outcome
Monitoring. (moeilijk te meten en nog weinig gebruikt).
Kwaliteitscirkel
Cyclus gaat als volgt: meten, doelen stellen, een plan opstellen en uitvoeren, opnieuw meten en
evalueren.
Voor de cyclus bestaan verschillende modellen zoals de PDCA cirkel.
Doelen van gegevensverzameling
- keuze-informatie voor patiënten
- spiegelinformatie voor zorgaanbieders, zodat zij hun kwaliteit kunnen verbeteren
- inkoopinformatie voor zorgverzekeraars
- toezichtinformatie voor de Inspectie voor de Gezondheidszorg
- beleidsinformatie voor onder andere het ministerie van VWS
- monitorinformatie voor de Nederlands Zorgautoriteit
Nadelen: van het werken met indicatoren is dat mensen zich meer focussen op de resultaten, nadruk
ligt op kortetermijnresultaten en er ontstaat een ranglijst.
Voordelen: maakt kwaliteit inzichtelijk en meetbaar.
,Spelers bij kwaliteit
Zorgverzekeraars, zorgaanbieders en zorggebruikers.
Certificering = geeft aan dat er voldoende voorwaarden aanwezig zijn om goede zorg te leveren. Dat
wil niet zeggen dat de kwaliteit van de geleverde zorg ook goed is. Beter zou zijn een keurmerk wat
aangeeft wat de kwaliteit van zorg is. Patiënten en cliëntenorganisaties formuleren criteria waaraan
goede zorg moet voldoen.
Professionals stellen op hun vakgebied criteria en normen op. Zij zijn, in navolging van de eisen van
zorgverzekeraars, normen op gaan stellen voor het aantal (complexe) behandelingen dat zij uitvoeren
om vakbekwaamheid en daarmee kwaliteit te kunnen garanderen. Instellingen moeten verantwoorde
zorg leveren volgens de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Voor verschillende typen instellingen zijn
normen ontwikkeld.
Zorgverzekeraars hebben de plicht om verantwoorde en doelmatige zorg voor hun verzekerden te
leveren of te vergoeden. Zorgverzekeraars stellen eisen op aan de structuurkant: het aantal complexe
behandelingen dat een instelling uitvoert. Ook steeds vaker stellen ze eisen aan het proces en de
uitkomst van de zorg. Zorgverzekeraars kunnen ook een keten van zorg inkopen en zo in een regio de
zorgaanbieders prikkelen om een zorgketen te realiseren. Nadeel is dat zorgverzekeraars soms
weinig prioriteit geven aan kwaliteit om zo goedkopere zorg te kunnen inkopen. Zij kunnen hiermee
ook zorgaanbieders frustreren door zorg van betere kwaliteit niet te vergoeden.
Rol van de overheid
De rol van de overheid voor de kwaliteit van zorg: grenzen stellen, stimuleren, monitoren en toezicht
houden.
Grenzen stellen: de overheid stelt minimumnormen en deskundigheidsgebieden van
beroepsbeoefenaren vast.
Stimuleren: door beroepsbeoefenaren kwaliteitsnormen te laten omschrijven en om kwaliteitszorg op
te zetten en te onderhouden. De overheid heeft een kwaliteitsinstituut opgericht om
richtlijnontwikkeling te structureren, te coördineren en aan te sturen en te bevorderen dat
aanbevelingen worden geïmplementeerd = Zorginstituut Nederland. Het herbergt 2 sectoren: de
sector verzekering en een sector zorg (aandachtsgebied is kwaliteit). De sector zorg heeft tot taak
zorgorganisaties te stimuleren om standaarden, richtlijnen en indicatoren op te stellen, gegevens
openbaar te maken en best practices te publiceren van kwaliteit van zorg.
Patiënten worden nog steeds meer bij de kwaliteitszorg betrokken, wel al met de CQ-index.
Monitoren: In opdracht van de overheid brengt het RIVM (Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
elke 4 jaar een rapport uit over de toestand van de volksgezondheid, de Volksgezondheid Toekomst
Verkenning (VtV) en elke 2 jaar het rapport Zorgbalans over de kwaliteit, toegankelijkheid en kosten
van de gezondheidszorg. De overheid zelf publiceert elk jaar een zorgnota als deel van de
Rijksbegroting VWS die de situatie van het zorgstelsel beschrijft. De Inspectie voor de
Gezondheidszorg brengt rapporten uit over thema’s in De staat van de gezondheidszorg. Ook brengt
de inspectie benchmarkingrapporten uit: een rangorde van zorgverleners op basis van kwaliteit.
Wetten en regels
Wetten en regels over een aantal instrumenten voor kwaliteitszorg:
- BIG = Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.
Wanneer beroepsbeoefenaren werken bij een instelling of maatschap, geldt voor hen de Kwaliteitswet.
De wet BIG stelt eisen aan beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. Tot die tijd mochten volgens
de Wet Uitoefening Geneeskunst alleen artsen en geneeskunde uitoefenen. Volgens de Wet BIG mag
iedereen zorg bieden of mensen met gezondheidsproblemen behandelen, maar een erkende titel
dragen mag alleen als aan extra eisen is voldaan: opleidingseisen en deskundigheidsgebieden,
registratie, titelbescherming, (wettelijk tuchtrecht) en de mogelijkheid om maatregelen te treffen
wegens ondergeschiktheid. De Wet BIG geeft minimumgaranties voor de kwaliteit van hulpverleners
en de zorg die zij bieden. De beroepsgroepen zijn in 3 groepen ingedeeld:
1. Beroepsgroepen die onder de zware regeling vallen (zoals artsen, apothekers, velroskundigen,
fysiotherapeuten). Voor deze gorepen zijn alle bovengenoemde eisen in de wet geregeld.
2. Beroepsgroepen die onder een lichte regeling vallen, (zoals ergotherapeuten, mondhygiëniste).
Voor deze groep zijn alleen opleidingseisen, het deskundigheidsgebied en de titel bij wet geregeld.
3. Beroepsgroepen die niet onder de Wet BIG vallen (doktersassistenten en alternatieve genezers).
Voor deze groep gelden alleen de algemene bepalingen vanuit de Wet BIG.
,Als je de titel fysiotherapeut van een artikel 3-beroep wilt voeren, moet je je laten registreren in het
BIG-register. Opleidingseisen en deskundigheidsgebied zijn bij wet geregeld. Deskundigheidsgebied =
het terrein waarop je specifieke deskundigheid bezit. Je moet je periodiek laten herregistreren.
Daarvoor gelden eisen aan werkervaring (omvang), nascholing en intervisie.
Voor de tweede groep (artikel 34) geldt geen wettelijke registratie-eis (volgens Wet BIG). Wel houdt de
beroepsvereniging een register bij. Het doel hiervan is dat de beroepsgroep zijn kwaliteit behoudt. De
Wet BIG biedt mogelijkheid tot een specialismenregeling. De beroepsvereniging doet daarvoor een
voorstel, de minister geeft goedkeuring.
De Wet BIG regelt tuchtrechtspraak voor de eerste groep (artikel 3). Tuchtrechtspraak dient om binnen
de beroepsgroep de kwaliteit te bewaken en beroepsbeoefenaren te waarschuwen, te berispen of de
beroepsuitoefening te ontzeggen. Patiënten of hun vertegenwoordigers kunnen een klacht indienen bij
een regionaal tuchtcollege. De klacht wordt onderzocht door de leden van het college. Zij toetsen het
handelen van de beroepsbeoefenaar aan 2 normen:
1. Was het handelen (of het nalaten van handelen) strijdig met de zorg die een professional behoort te
leveren aan de patiënt en/of zijn naasten?
2. Was het handelen (of nalaten) strijdig met een goede beroepsuitoefening?
De zittingen van het tuchtcollege zijn in principe openbaar. Het tuchtcollege bepaalt of de klacht
gegrond is. Het kan al dan niet een maatregel opleggen: waarschuwing, berisping, geldboete,
schorsing voor maximaal een jaar, gedeeltelijke ontzegging van de beroepsuitoefening, schrappen uit
het register, hetgeen automatisch betekent dat je de titel niet meer mag voeren en voorbehouden
handelingen niet meer mag uitvoeren.
In de wet is ook bepaald dat handelingen alleen mogen worden uitgevoerd door beroepsbeoefenaren
die daarvoor bevoegd en bekwaam zijn, de zogenaamde voorbehouden handelingen = bijvoorbeeld
uitvoeren van operaties, geven van injecties. Artsen, tandartsen en verloskundigen zijn zelfstandig
bevoegd om de indicatie te stellen voor voorbehouden handelingen en deze uit te voeren. Zij zijn
zelfstandig bevoegd op hun deskundigheidsgebied van de geneeskunde, maar ook dan geldt de eis
dat ze bekwaam moeten zijn. Voor anderen geldt dat ze een voorbehouden handeling mogen
uitvoeren in opdracht van een arts, mits ze deskundig en bekwaam zijn (opdrachtgebonden
bevoegdheid). De arts is verantwoordelijk voor het verstrekken van de opdracht met eventuele
aanwijzingen, moet eventueel toezicht houden en kunnen ingrijpen ‘tussenkomst van de arts’ als dat
nodig mocht zijn. De arts moet redelijkerwijs kunnen uitgaan van de bekwaamheid van de
opdrachtnemer om de handeling uit te voeren.
Verpleegkundigen en mondhygiënisten zijn onzelfstandig bevoegd om voorbehouden handelingen te
verrichten. Zij mogen niet de indicatie stellen. Om het werk van verpleegkundigen in de praktijk niet
onnodig te compliceren, geldt voor verpleegkundigen een functionele zelfstandigheid. Dat houdt in dat
zij zonder toezicht of zonder tussenkomst voorbehouden handelingen mogen uitvoeren (geven van
injecties, katheteriseren van de blaas, inbrengen van een maagsonde of perifeer infuus).
Mondhygiënisten zijn functioneel zelfstandig bevoegd op hun deskundigheidsgebied, onder meer om
lokale verdoving toe te passen, ‘te boren en te vullen’.
De elementen van de Wet BIG vormen samen een basis voor de kwaliteit van de beroepsuitoefening.
- WTZi = Wet Toelating Zorginstellingen
Zorginstellingen die zorg bieden die vanuit de Zorgverzekeringswet of de AWBZ wordt vergoed,
moeten daarvoor een vergunning hebben, een toelating. Ook voor sommige verbouwingen is deze
toelating nodig. De wet is bedoeld om zorginstellingen meer vrijheid en verantwoordelijkheid te geven
en overheidsbemoeienis bij de bouw van zorginstellingen te verminderen. De wet stelt ook kaders om
kwaliteit te waarborgen.
De instellingen moeten duidelijk maken hoe zij zijn opgezet (bestuursstructuur) en hoe ze werken
(bedrijfsvoering). Er moet een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling zijn en een conflictregeling.
Deugdelijke financiële administratie. Beslissingen moeten voldoen aan interne, wettelijke en juridische
regels en zorgactiviteiten moeten worden gescheiden van andere activiteiten van de instelling. Regelt
ook in welke situaties winsten mogen worden uitgekeerd.
- Kwaliteitswet = Wet op de Kwaliteit van Zorginstellingen
Geldt voor alle zorgverlening in instellingen, ongeacht de vraag hoe die zorg wordt gefinancierd. Voor
zorgverleners die in of vanuit een instelling zorg verlenen, ook voor medisch specialisten die niet in
dienst zijn van de instelling. De zorgaanbieder (de instelling) is verantwoordelijk voor de kwaliteit van
de zorg. Uitgangspunt is dat de kwaliteit sterk afhangt van de manier waarop de zorg in de instelling is
georganiseerd. De wet voorkomt dat een patiënt van het kastje naar de muur wordt gestuurd. De wet
eist dat instellingen hun zorg doelgericht, doelmatig en patiëntgericht uitvoeren. Ze moeten daarover
, verantwoording afleggen. Daarvoor moeten ze een kwaliteits(management)systeem beschikbaar
stellen. Ze zijn verplicht elk jaar een verslag openbaar te maken van de manier waarop zij de kwaliteit
bewaken en verbeteren. Andersom moeten op grond van het verslag het beleid kunnen beoordelen
(externe toetsing). Daar ziet de Inspectie voor de Gezondheidszorg op toe. De overheid grijpt alleen in
wanneer de zorg niet voldoet aan de minimale eis.
Een calamiteit = elke niet-bedoelde of onverwachte gebeurtenis die betrekking heeft op de kwaliteit
van de zorg en die tot de dood van een patiënt of cliënt heeft geleid of een ernstig schadelijk gevolg
voor de betrokkene heeft gehad.
Seksueel misbruik = hieronder wordt verstaan elk grensoverschrijdend seksueel gedrag waarbij
sprake is van lichamelijk, geestelijk of relationeel overwicht. De inspectie zal toetsen of de instelling
adequate maatregelen heeft genomen om herhaling te voorkomen. Dat doet de inspectie op basis van
een rapport van de instelling of door zelf onderzoek te doen.
- WKCZ = Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector
Versterkt de positie van patiënten en cliënten in de gezondheidszorg. De wet schrijft voor dat
zorginstellingen een commissie hebben om klachten van patiënten en cliënten te behandelen. De
instelling moet zelf een klachtenprocedure opstellen.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg ziet toe op de uitvoering van de WKCZ. De inspectie treedt op
wnaneer de klachtencommissie van een instelling een signaal geeft dat de directie in gebreke blijft
nadat een ernstige situatie is gemeld.
- WMCZ = Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen
Verplicht zorginstellingen om een medezeggenschapsraad of cliëntenraad in te stellen. De raad heeft
de bevoegdheid om te adviseren bij bijv. een verandering van de organisatie en bij een begroting.
De instelling levert de raad alle relevante informatie. De directie moet ten minste 1x met de
cliëntenraad overleg hebben over de gegeven adviezen. Bij voedingsaangelegenheden,
kwaliteitsbeleid en klachtenregeling weegt het uitgebrachte advies zwaarder. De instelling moet dan
aan een commissie duidelijk maken dat het besluit tot stand is gekomen door alles, ook het advies,
zorgvuldig af te wegen. Beleidsbeslissingen: de medezeggenschap is wel formeel geregeld, maar
bepaalt de instelling voornamelijk de agenda.
- WGBO = Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst
Recht op informatie gekoppeld aan het instemmingvereiste (informed consent), het omgaan met
persoonlijke gegevens en bewaartermijn van patiëntendossiers.
De wet geeft een patiënt het recht op goede informatie en behandelaars de plicht om hun patiënten
goed te informeren. Een patiënt moet over het doel en de aard van een onderzoek of behandeling
worden geïnformeerd, evenals over veelvoorkomende risico’s. Naarmate de behandeling ingrijpender
is of de risico’s groter zijn, moet de behandelaar meer informatie over geven. De behandelaar moet
ook controleren of de patiënt de informatie begrepen heeft. Het doel is namelijk dat de patiënt goed
geïnformeerd en weloverwogen kan beslissen over het onderzoek of de behandelen (informed
consent). Patiënt heeft recht op: niet weten (niet willen weten van informatie).
De patiënt moet er eerst mee instemmen voordat de behandeling of het onderzoek begint.
De wet legt ook een dossierplicht vast met een wettelijke bewaartermijn. Beroepsbeoefenaren zijn
verplicht een dossier bij te houden van de zorgverlening aan hun patiënten. Er geldt een
bewaartermijn van 10 jaar. De patiënt heeft recht om zijn dossier in te zien. De wet stelt ook regels
voor het uitwisselen van gegevens. Beroepsbeoefenaren mogen geen gegevens aan derden
doorgeven zonder toestemming van de patiënt (geheimhoudingsplicht). Geldt niet voor hulpverleners
die betrokken zijn bij de behandeling.
Behandelingsovereenkomst blijft in principe bestaan totdat de behandeling in goed overleg wordt
afgerond. Alleen in ernstige situaties kan de hulpverlener eenzijdig de overeenkomst opzeggen.
Voor kinderen tot 12 jaar hebben de ouders de beslissingsbevoegdheid. Kinderen tussen 12-15 jaar
praten mee over het onderzoek of de behandeling. Gezamenlijk nemen zij een beslissing. Vanaf 16
jaar is de jongere volgens WGBO wilsbekwaam en beslist zelf. De wet regelt wie de
beslissingsbevoegdheid overneemt voor de mensen die geen overwogen beslissing kunnen nemen:
iemand die door de rechter is benoemd (mentor), iemand die door de patiënt of cliënt is gemachtigd,
een ouder, partner of kind, broer of zus.
Ontwikkelingen
De inspectie toetst of instellingen en beroepsbeoefnearen voldoende voorwaarden scheppen voor
verantwoorde zorg. Inmiddels vinden veel betrokkenen dat de inspectie zou moeten toezien op het
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller melii. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.86. You're not tied to anything after your purchase.