Dit is een samenvatting van het vak Internationaal Privaatrecht gedoceerd door Prof. Van Doninck aan VUB in academiejaar 21-22. Dit document bevat het handboek, slides en lesnotities. Belangrijke woorden/artikels staan extra aangeduid en achteraan bevindt zich een inhoudstafel. Ik behaalde hiermee ...
INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT
PROF. DR. JACHIN VAN DONINCK
, IPR – Algemeen deel
I. Algemeen deel
1. INLEIDING
1.1. ALGEMEEN
Het IPR is een rechtstak die de verhouding tussen verschillende (nationale) rechtssystemen regelt. Het is
de bruggenbouwer tussen de verschillende betrokken rechtssystemen.
- De I staat voor de regeling van internationale rechtsverhoudingen.
» Er is een grensoverschrijdend element nodig om het IPR te activeren.
➢ Bijvoorbeeld: In de praktijk weinig problemen mee. Tenzij ze een forumclausule
sluiten op hun rechtsverhouding, dan zou een vreemde rechter zich hierover
buigen maar als dat dan niet overschrijdend is, kan dat niet worden toegepast.
- De P staat voor enkel private rechtsverhoudingen.
» Er zijn gevallen waarbij overheden betrokken zijn en toch onder het privaat recht vallen.
Dat belet dus het IPR niet automatisch.
Er hoeft niet altijd een dispuut te zijn om het IPR te activeren. Er kunnen ook vragen rijzen wanneer
bijvoorbeeld het BE of buitenlandse recht voor een bepaalde vaststelling moet zorgen.
Het IPR regelt internationale rechtsverhoudingen, maar is nationaal recht (bijvoorbeeld WIPR).
- Elke lidstaat van de EU beslist zelf hoe hun IPR eruitziet. Dat is iets wat verder in de cursus zal
genuanceerd worden.
» Bijvoorbeeld BE is lidstaat van de EU maar de EU is steeds actiever geworden binnen het
IPR. Maar het uitgangspunt blijft dat het nationaal recht blijft.
- Men kan ook beslissen om een eenvormige benadering voorop te stellen
» Bijvoorbeeld: het toetreden tot verdragen of in kader van het Unierecht. Het Weens
koopverdrag is een mooi voorbeeld hiervan.
1.2. DE GROTE VIER ONDERDELEN VAN HET IPR
1.2.1. Internationale bevoegdheid (formeel IPR)
Dit onderdeel behandelt de waar-vraag. Het bevat de regels die bepalen in welke feitelijke
omstandigheden de BE een internationale zaak kunnen behandelen. Ook wel de internationale
rechtsmacht genoemd, om het onderscheid met de interne bevoegdheidsverdeling scherp te stellen.
Bijvoorbeeld: Het Belgische Test Aankoop procedeert als groepsvertegenwoordiger tegen Volkswagen
AG, met vennootschapszetel te Wolfsburg, Duitsland.
- Voor welke rechter(s) kan Test Aankoop dagvaarden? De Belgische, de Duitse?
» We zullen zien dat het criterium voor de toepassing van de verordening, de woonplaats
van de verweerder, zal uitmaken welke rechter bevoegd is.
2
, IPR – Algemeen deel
1.2.2. Toepasselijk recht (conflictenrecht en materieel IPR)
Dit onderdeel behandelt welk recht van toepassing zal zijn en de internationale situatie zal regelen. Het
is niet omdat een BE rechter internationaal bevoegd is, dat het BE recht van toepassing zal zijn!
Bijvoorbeeld: Een Syrisch meisje en haar Syrische vriend willen trouwen in België. Het meisje is 16 jaar
oud.
- Welk (huwelijks)recht zal de Belgische ambtenaar van de burgerlijke stand toepassen? Het
Belgische en/of het Syrische?
- Op grond van welk recht zal hij oordelen of de minderjarigheid van het meisje een probleem
vormt?
» Indien een vreemd recht van toepassing wordt geacht, zullen er bepaalde
correctiemechanismen zijn die in werking treden.
LET OP! Bovenstaande luiken hangen praktisch altijd samen! In vele gevallen zullen beide vragen aan de
orde zijn.
- Bijvoorbeeld: Een Belgische vrouw is gehuwd met een Italiaanse man. Tijdens hun huwelijk werd
een kind geboren. De vrouw wil het vaderschap van haar echtgenoot weerleggen en leidt hiertoe
een vordering in bij de rechtbank.
» Is de Belgische rechter internationaal bevoegd?
» Zo ja, welk recht moet de rechter toepassen?
1.2.3. Erkenning en uitvoerbaarheid van buitenlandse rechterlijke beslissingen en
authentieke akten
Deze regels hebben te maken met het effect/uitwerking dat een buitenlandse rechterlijke beslissing of
authentieke akte in BE zal hebben. Gebruik hier uitwerking want men weet nog niet welke rechten men
hieraan zal kunnen ontlenen.
- Erkenning houdt in dat de feiten of rechtsverhoudingen die vastgesteld zijn in een buitenlands
vonnis/akte ook in BE kunnen gelden.
» Bijvoorbeeld: Een Belgische man doet beroep op een draagmoeder in India. In de Indische
geboorteakte van het kind staat de Belgische man als vader vermeld. Er is geen melding
van een moeder. De man wenst met het kind naar België te komen en vraagt een Belgisch
paspoort aan op de Belgische ambassade in India.
➢ Geldt het vaderschap ook in België? Kan de Indische geboorteakte worden erkend
door de Belgische autoriteiten?
- Uitvoerbaarheid gaat verder: kan een buitenlandse rechterlijke beslissing dezelfde uitwerking
krijgen in BE als in het land van oorsprong.
» Bijvoorbeeld: Een Luxemburgs bedrijf beschikt over een Frans vonnis op grond waarvan
een Frans bedrijf een grote som geld moet betalen aan het Luxemburgse bedrijf. Het
Franse bedrijf blijft in gebreke. Het Luxemburgse bedrijf wil uitvoerend beslag leggen op
een bankrekening die het Franse bedrijf heeft in België.
➢ Kan/moet het Franse vonnis in België uitvoerbaar worden verklaard?
3
, IPR – Algemeen deel
1.2.4. Administratieve en gerechtelijke samenwerking
Deze samenwerking houdt in dat overheidsorganen van verschillende landen rechtstreeks met elkaar in
verbinding treden om de burger bij te staan met internationale zaken. Maar ook rechters van
verschillende landen moeten steeds meer in contact met elkaar treden. Vooral inzake kinderontvoering.
Bijvoorbeeld: Een Poolse moeder vertrekt met haar kinderen – die lang in België hebben gewoond – naar
Polen en ontneemt de Belgische vader elk contact met zijn kinderen. Wat kan de vader doen?
- Welke samenwerking tussen administratieve en gerechtelijke overheden is mogelijk? Kan de man
beroep doen op het Federaal Aanspreekpunt Internationale Kinderontvoeringen bij de FOD
Justitie (= Centrale Autoriteit voor België)?
1.3. WERK- EN DENKMETHODE
EERST bepalen of het gaat om:
1) Internationale bevoegdheid
2) Toepasselijk recht (vooral 1 en 2 zullen aan bod komen)
3) Erkenning en uitvoerbaarheid (kan ook maar minder)
4) Administratieve/gerechtelijke samenwerking
DAN opletten voor rechtsbronnen op verschillende niveaus en hun hiërarchie:
- Internationale verdragen
- Europese regels
- Nationale wetgeving
Het IPR is een rechtstak die de verhouding regelt tussen privaatrechtelijke systemen van
verschillend elanden. Andere rechtstakken kunnen hierbij nauw aansluiten.
Er zijn drie hoofdluiken waarbij het onderscheid cruciaal is bij het bestuderen van IPR. Wie de
rechtsregels van de drie luiken verward, pleegt een zware aanslag op het IPR.
Het vierde luik wint aan belang, het kan pragmatische oplossingen bieden voor de
grensoverschrijdende problemen.
4
, IPR – Algemeen deel
2. BRONNEN VAN HET IPR
2.1. ALGEMEEN - HIËRARCHIE
BE heeft een wetboek IPR (WIPR). Het is een eerste volledige codificatie van het BE IPR en is in werking
getreden op 1 oktober 2004.
- MAAR internationale verdragen en EU-wetgeving hebben voorrang op het WIPR (Art. 2 WIPR).
Niet zomaar teruggrijpen naar het WIPR en eerst kijken of er geen internationale of Europese
regels bestaan!
» Het WIPR verwijst naar bepaalde verdragen en verordeningen maar niet altijd! Goed
nagaan!
» Bijvoorbeeld: Voor contracten: art. 98, § 1 WIPR verwijst naar de Rome I-Verordening;
Echtscheiding: art. 55 WIPR verwijst niet naar de Rome III-Verordening
Primeert het verdrag of de EU-wetgeving? Hierop is geen eenduidig antwoord en zal telkens nagegaan
moeten worden in de Europese verordeningen.
- EU-wetgeving vaak voorrang in de verhoudingen tussen de lidstaten
» Bijvoorbeeld: Brussel Ibis-Verordening primeert op een aantal verdragen, zie art. 69
Brussel Ibis
- Soms complementair en zal de EU-wetgeving zich aligneren met de internationale normen
» Bijvoorbeeld: art. 11 Brussel IIbis-Verordening verwijst naar Haags
Kinderontvoeringsverdrag (1980) en vult dit verdrag aan (en opvolger Brussel IIter doet
dat ook)
➢ Brussel IIter is de aanpassing van IIbis die vanaf 1/08/22 in werking zal treden. Op
een aantal plaatsen doorheen de lessen, zal er ook naar de opvolger worden
verwezen. Men zal ook aangeven indien er inhoudelijke wijzigingen zijn.
2.2. BRONNEN UIT HET EU-RECHT
2.2.1. Verdrag van Lissabon
EU-bevoegdheden inzake IPR: Verdrag van Lissabon (2009)
- Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (VWEU)
- Nog meer EU-bevoegdheden inzake IPR (zie art. 81 VWEU)
» Artikel 81 VWEU houdt in dat er een samenwerking komt in burgerlijke zaken met
grensoverschrijdende gevolgen via de gewone wetgevingsprocedure. Men stelt de
ambitie op om aan de slag te gaan in het IPR.
➢ Geldt niet voor familiezaken -> bijzondere wetgevingsprocedure met
eenparigheid van stemmen.
- Medebeslissingsprocedure wordt normale wetgevingsprocedure, ook voor IPR-aangelegenheden
(m.u.v. familierecht: eenparigheid in de Raad, zie art. 81.3 VWEU)
- Alle rechtbanken kunnen prejudiciële vragen stellen aan Hof van Justitie
- Handvest van de grondrechten juridisch bindend – verwijzingen in de preambule van IPR-
verordeningen:
5
, IPR – Algemeen deel
» Rome III (overweging 30): “Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen
die zijn erkend bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name
bij artikel 21 daarvan, dat elke discriminatie met name op grond van geslacht, ras, kleur,
etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging,
politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen,
geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid verbiedt. Deze verordening moet
door de rechterlijke instanties van de deelnemende lidstaten worden toegepast met
eerbiediging van deze rechten en beginselen.”
2.2.2. Europeanisering van het IPR
A. Meer EU-wetgeving in het IPR
Van verdragen naar verordeningen (bijvoorbeeld: EVO werd Rome I-verordening en EEX werd Brussel I-
verordening).
Zowel regels over internationale bevoegdheid en erkenning en tenuitvoerlegging (Brussel Ibis, IIbis) als
regels over toepasselijk recht (Rome I, II, III)
Opgelet voor de bijzondere positie van Ierland, VK en Denemarken (Protocol nr. 21 en Protocol nr. 22 bij
VWEU).
- De Brexit heeft gevolgen voor het IPR, er zullen andere regels gelden voor de Britse bevoegdheid.
- Bepaalde lidstaten hebben een ‘opt-out’, ze kunnen beslissen of ze deelnemen aan bepaalde IPR-
regels. Dat geldt zo voor Ierland en Denemarken. Men moet dan per norm nagaan of zij meedoen
aan het Europees initiatief van IPR.
B. Beginselen van het EU-recht
Beginsel van loyale samenwerking tussen EU en lidstaten (art. 4, lid 3 VEU) en wederzijds vertrouwen
tussen lidstaten (zie ook rechtszekerheidsbeginsel):
- Wederzijds vertrouwen dat zich kan vertalen, als er een beslissing genomen is door een andere
lidstaat in kader van de Brussel I-verordening dat de BE de vreemde rechterlijke beslissing niet
opnieuw kan beoordelen en bijgevolg dus moet erkennen. Men kan die dan in BE uitvoeren
zonder dat je een exequatur nodig hebt.
- Arrest Turner t. Grovit (HvJ 27 april 2004, C-159/02: anti-suit injunction): Anti-suit injunction =
instrument waarbij de gerechten van de common law aan een partij kunnen bevelen om niet in
een andere (internationale) jurisdictie te gaan procederen, of indien dit al het geval is, om daaraan
een einde te stellen. Het HvJ oordeelt dat dit instrument niet geoorloofd is, en dat het beginsel
van wederzijds vertrouwen niet toelaat dat een rechtbank een dergelijk bevel kan geven.
Subsidiariteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel
- In de preambule van verordeningen: “Aangezien de doelstelling van deze verordening niet
voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en beter door de Unie kan worden
verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de
Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig
het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan
nodig is om de doelstelling ervan te verwezenlijken.”
6
, IPR – Algemeen deel
Gelijkheids- of non-discriminatiebeginsel
- Bijvoorbeeld: Verbod van discriminatie op grond van nationaliteit (art. 18 VWEU)
- Arrest Garcia Avello [Garcia Weber] t. België (HvJ 2 oktober 2003, C-148/02): Over het
naamsrecht: echtpaar, man had zowel Belgische als Spaanse nationaliteit, wou naamswijziging en
het kind een dubbele naam geven (van vader en moeder). België weigerde dit. Ging naar HvJ,
oordeelde dat Belgische benadering te eng was. De zuivere toepassing van het BE naamrecht
leverde een discriminatie op de Spaanse nationaliteit.
Beginsel van vrij verkeer en het Unieburgerschap
- Arrest Grunkin-Paul [Leonhard Matthias] (HvJ 14 oktober 2008, C-353/06): Kind kon in
Denemarken dubbele naam hebben, volgens de Duitse wet is dit niet toegelaten, zo’n naam
mocht niet ingeschreven worden in de Duitse registers. HvJ oordeelde dat er een inbreuk was op
het Unierecht.
» Overweging 22: “Wanneer iemand verplicht wordt om in de lidstaat waarvan hij de
nationaliteit bezit, een andere naam te dragen dan de naam die reeds in de lidstaat van
geboorte en verblijf is gegeven en ingeschreven, kan dit de uitoefening van het […] recht
om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, belemmeren.”
De EU-beginsel zijn dus niet eigen aan het IPR maar geven er wel een extra dimensie aan!
2.2.3. Rechtspraak van het Hof van Justitie
Eenvormige uitlegging Unierecht, met waarborg 4 vrijheden. Men kan ook duiding geven bij de toepassing
van IPR-verordeningen.
- Arrest Garcia Avello
- Arrest Pancharevo, overweging 52: Arrest Pancharevo is een recente zaak tussen dames die in
Spanje waren gehuwd (Bulgaarse en Britse nationaliteit). Betrokkene hebben in Spanje
geboorteakte gekregen waarbij zij samen moeder zijn. Ze gaan naar BU en bieden document aan
en vragen BU-identiteit voor het kind. BU wil dat niet, de geboorteakte vermeldt geen vader. HvJ
doet opnieuw hetzelfde, vaststellen dat de nationale staten niet verplicht zijn een huwelijk te
erkennen tussen hetzelfde geslacht maar als er een kind uit voortkomt dan moet men de gevolgen
ervan erkennen. Ook al heeft BU geen systeem van gelijkslachtig huwelijk of kind ervan.
» Nationale staten zijn niet verplicht dit in hun stelsel in te brengen maar men moet wel de
gevolgen van de normen erkennen.
2.3. BRONNEN UIT HET INTERNATIONAAL RECHT
2.3.1. Multilaterale IPR-verdragen
Dit zijn verdragen over internationale bevoegdheid, toepasselijk recht, erkenning en tenuitvoerlegging;
verdragen over legalisatie, verdragen over toepassing van buitenlands recht…. LET OP! Er bestaan
internationale verdragen, ongeacht of het WIPR er melding van maakt!
Er zijn verschillende organisaties die internationale verdragen creëren:
- De Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht (grootste promotor) heeft als doel de
voortzetting van eenmaking van het IPR.
7
, IPR – Algemeen deel
» Bijvoorbeeld:
➢ Verdrag van 4 mei 1971 inzake de wet welke van toepassing is op
verkeersongevallen op de weg
➢ Verdrag van 19 oktober 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijk recht, de
erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van
ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen
- Commission Internationale de l’état Civil (CIEC)
» Bijvoorbeeld: Verdrag van 5 september 1980 betreffende de wet van toepassingen op de
namen en voornamen
- Raad van Europa
» Bijvoorbeeld: Europese Overeenkomst van 7 juni 1968 nopens het verstrekken van
inlichtingen over buitenlands recht (Verdrag van Londen): buitenlandse rechter kan
vragen stellen aan BE rechter omdat zij het BE recht kunnen toepassen.
2.3.2. Bilaterale IPR-verdragen
Ook bilaterale verdragen zijn een bron van IPR-regels. Hier komen BE en andere Staten bijvoorbeeld
overeen om elkaars vonnissen te erkennen en ten uitvoer leggen of om samen te werken inzake bepaalde
procedures.
- Inzake internationale bevoegdheid en erkenning en tenuitvoerlegging
» Bijvoorbeeld: Verdrag tussen België en VK (2 mei 1934): Na de Brexit heeft dat verdrag
opnieuw belang gekregen. Er is heel veel discussie of het VK kan lid worden van andere
internationale organisaties. Men valt dan terug op bilaterale verdragen, hierdoor zullen
de bilaterale verdragen van het VK toenemen. Brussel I-verordening geldt niet meer maar
bilateraal verdrag dat de domeinen en normen zal overnemen tussen VK en BE.
- Inzake kinderontvoering
» Bijvoorbeeld: Protocolakkoord tussen België en Tunesië (27 april 1989)
2.3.3. IPR-bepalingen in andere verdragen
Verdrag van Den Haag nopens zekere vragen betreffende de wetsconflicten inzake nationaliteit (1930)
Verdrag Genève betreffende de status van vluchtelingen (1951) of NY betreffende staatlozen (1954)
- Art. 12 in beide verdragen: “De persoonlijke staat van een vluchteling/staatloze wordt beheerst
door de wet van het land van zijn woonplaats, of, indien hij geen woonplaats heeft, van het land
van zijn verblijf.”
2.3.4. Uniform recht
Sommige verdragen creëren uniform materieel recht
- Bijvoorbeeld: VN Verdrag van 11 april 1980 houdende het recht voor de internationale koop-
verkoop van roerende lichamelijke zaken (Weens Koopverdrag of CISG): bevat uniforme materiële
regels over koop-verkoop (totstandkoming van de overeenkomst, verplichtingen van de partijen,
rechtsmiddelen bij tekortkomingen)
Het IPR kan dan naar dit eengemaakt materieel recht verwijzen i.p.v. naar nationaal recht
8
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RechtenStudente96. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.56. You're not tied to anything after your purchase.