100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Alle hoorcolleges van Recht & Regulering $6.86   Add to cart

Summary

Samenvatting Alle hoorcolleges van Recht & Regulering

 8 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Alle hoorcolleges van Recht & Regulering duidelijk uitgeschreven en uitgelegd. Met deze samenvatting en de samenvatting van de PGO's (zie mijn profiel) heb ik een 8,8 gehaald.

Preview 4 out of 46  pages

  • February 18, 2022
  • 46
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Hoorcollege 1 – Recht & rechten.
Belinfante: hoofdstuk 11 en 17 niet.
Korte inleiding
Staatsrecht gaat vooral over welke instellingen er zijn ingericht in de Nederlandse staat en
welke bevoegdheden zij hebben. Dit worden staatrechtelijke instellingen genoemd.
Staatsrecht is een ‘statisch component’ ofwel de vastgelegde wet, zoals de Grondwet en
grondrechten. Wanneer deze bevoegdheden van staatrechtelijke instellingen worden
toegepast, zit je bij het bestuursrecht. Internationaal recht gaat meer over de bovennationale
dimensie, zoals: VN en verdragen.
Belangrijke wetten: Grondwet, Omgevingswet, Algemene Wet van Bestuur.
Jurisprudentie = uitspraken, vonnissen, arresten van rechtscolleges. In jurisprudentie kijk je
naar wat de rechtsvraag is: welke beslissing nam de rechter en waarom?
Wat is recht (definitie)?
Pitlo = “de neerslag van gerechtvaardigde behoeftes”.
Algemeen = “normen die de verhoudingen tussen personen regelen” (wat we moeten doen,
waar we ons aan moeten houden)  recht is dus normatief.

Recht doet uitspraken over wat mensen mogen en moeten, maar daarmee ook uitspraken over
wat mensen van elkaar mogen en moeten verwachten.
Welke soorten uitspraken zijn er?
1. Descriptief: verwijst naar feiten, is waar/onwaar. Voorbeeld: “zij is geslaagd”, “het regent’, “’s
Morgens gaat de zon op”.

2. Normatief: verwijst naar regels in bijv. een wet (met bepaalde criteria), zijn geldig/ongeldig.
Voorbeeld: “u maakt een fout”, “de doodstraf kan niet worden opgelegd”.
Welke 2 ‘soorten’ recht zijn er?
1. Objectief recht: Geheel van regels en normen dat het maatschappelijk verkeer in banen leidt
en een oplossing aandraagt voor problemen die rijzen wanneer mensen zich niet gedragen
overeenkomstig hetgeen men van elkaar mag verwachten.  Het totale recht/alle regels
gezamenlijk.

 3 elementen: hetgeen wat je van elkaar kunt verwachten op grond van die regels en de
oplossing voor dat probleem (recht).
 Objectief recht creëert subjectief recht.

2. Subjectief recht: het recht wat iemand ontleent aan algemene regels. Het recht wat je hebt
op basis van objectieve rechtelijke regels. Bijvoorbeeld: “Ik sta in mijn recht”, “ik heb recht op..”.
Zoals bijvoorbeeld het recht van een uitkeringsgerechtigde of het recht van een eigenaar.

,Welke 2 deelgebieden kent het objectief recht?
1. Publiek recht:
 Algemeen belang
 Partijen (overheid en burgers) staan niet als gelijken tegenover elkaar: verhouding is
verticaal, wel hiërarchie
 Handhaving geschiedt door de overheid; die gebruikt zijn bevoegdheden
(dwangordening)
 Uitzondering: staten die samen een overeenkomst sluiten, wel gelijkwaardig maar enkel
te sluiten vanuit statelijke bevoegdheid en niet als persoon
 Bestaat uit strafrecht (de regels betreffende strafbaarheid van gedragingen van
rechtspersonen)
 Bestaat ook uit bestuursrecht/administratief recht (mogen en moeten van de staat en zijn
bestuursorganen, jegens de burgers/rechtspersonen als jegens elkaar)
 Bestaat ook uit staatsrecht/constitutioneel recht.
2. Privaat recht/civiele/burgerlijk recht:
 Particuliere belang
 Partijen (burgers, rechtspersonen: mensen, ondernemingen, staat) zijn gelijken;
verhouding is horizontaal, geen hiërarchie
 Overheid kan hier ook als burger optreden (bijv. door contracten of overeenkomsten te
sluiten), maar niet handhaven
 Handhaving geschiedt door rechtspersonen zelf (spontane ordening)

,Wat is een rechtssubject?
Een rechtspersoon die subjectieve rechten ontleent aan het objectief recht. Je ontleent
bepaalde rechten aan de regels vastgelegd in de rechterlijke regels. Eigenlijk iedereen die
rechten en plichten kan hebben. Dit wordt onderverdeeld in:


 Personen: natuurlijke personen zoals mensen of sommige verenigingen en vermogens.
 Stichtingen: vermogens met een rechtsbevoegdheid.
 Vereniging: naamloze of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
 De staat, provincie, gemeente, waterschap.


Wat is een natuurlijk persoon?
Mensen bijvoorbeeld. Dit hoort meer bij het ‘privaat/burgerlijk recht’. Definitie natuurlijk persoon:
de mens draagt rechten en plichten vanaf zijn geboorte. Dit is bijvoorbeeld van belang bij het
erfrecht. Als een kind dood geboren is, heeft die nooit bestaan als natuurlijk persoon (juridische
fictie).

Wanneer is er sprake van een natuurlijk persoon?
Wil er van ‘persoonlijkheid’ sprake zijn, dan moet het kind levend ter wereld zijn gekomen. De
ademhaling wordt daarvoor als criterium gehouden.
 Uitzondering: een nasciturus (ongeboren baby) kan wel als geboren worden aangemerkt (en
dus als natuurlijk persoon) als dit in zijn belang is. Bijvoorbeeld bij een drugsgebruiker als
moeder i.v.m. medische behandelingen.


Wat houdt handelingsbekwaamheid en rechtsbevoegdheid in?
Als mensen handelingsbekwaam zijn, dan zijn de rechtshandelingen geldig.

Als mensen als handelingsonbekwaam worden bestempeld, veronderstelt de wet dat zij niet in
staat zijn de betekenis van hun daden te beseffen en de wet beschermt ze daarom tegen
henzelf.
Rechtsbevoegdheid betekent dat een persoon de bevoegdheid heeft / in staat is om een
bepaalde zaak te kunnen beoordelen en hierover recht te spreken. Ben je dat niet dan ben je:
 Onbekwaam: het algemene niet kunnen.
 Onbevoegd: het incidentele niet kunnen (bepaalde bevoegdheden benoemen waar iemand
wel of niet voor bevoegd is; gaat niet om de persoon maar de bevoegdheid zoals bij
bestuursrecht en staatsrecht).

, Welke 2 soorten wetten (=rechtsbron) zijn er?
1. Wet in formele zin:
 Terug te vinden in het wetboek;
 Ieder gezamenlijk besluit van Regering en Staten-Generaal dat volgens de
Grondwettelijk bepaalde procedure tot stand is gekomen.


2. Wet in materiële zin:
 Komen vanuit de gemeente, provincie, waterschappen, minister, regering etc.
 Alle naar buiten werkende, algemene, burgers bindende regels van een
overheidsorgaan, met bevoegdheid daartoe op grond van de wet in formele zin: AVV.
 Is een algemeen bindend voorschrift (AVV).


Welke 2 soorten recht heb je?
1. Formeel recht: Procedureel recht en dus regels voor een juridisch proces. Alle procedures
(zoals rechtsbescherming) valt onder het formele recht.
2. Materieel recht: Inhoudelijk recht en dus de regels voor gedrag. De normen waar we ons
aan moeten houden.


Voor wie geldt het recht?
 Grondgebied: iedereen op een bepaald grondgebied / territorialiteitsbeginsel
 Burgers: iedereen met een bepaalde nationaliteit / nationaliteitsbeginsel, zoals:
- Nederlanders
- Inwoners van een bepaald land
- Vreemdelingen
- Overzeese gebiedsdelen (mensen van ons koninkrijk/voormalig kolonies)


 Iedere Nederlander heeft de plicht/wordt geacht de wet te kennen op het voor jou van
toepassing zijnde recht. Is wel een juridische fictie: dit kan niet van A tot Z, maar wordt wel door
de rechter gebruikt om te pareren (=afweren).
Wat is de basis van het recht/waar vind je het recht terug?
1. De wet/positieve recht:
- Er is een positieve handeling nodig om dat recht, ‘recht’ te maken
- Is objectief, vigerend (=bestaand/geldig) recht door de mens vastgesteld.
- Het recht wat op een bepaalde plaats of tijd geldt.

2. Natuur/natuurrecht (Hugo de Groot):
- Het ‘ideale’ recht. Bijvoorbeeld vanuit de natuur en God. Het zit in de mens om met een
bepaalde manier met elkaar om te gaan: familieleven, moord.
- Gedachte aan de eeuwige wetten van wat in de samenleving behoort.

Hoe begon recht in het verleden?

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller eurbsk. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.86. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67447 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.86  2x  sold
  • (0)
  Add to cart