Neuropedagogiek
Enkele stellingen rond neuropedagogiek:
NW: plaatjes ven neuro-onderzoek geven
we gebruiken maar 10% van onze de gebieden weer die het meest actief zijn
hersenen tijdens een bepaalde activiteit, maar de
hersenen worden altijd voor 100% gebruikt
regelmatig inoefenen van
W: hersen zijn dynamisch en veranderen
bepaalde cognitieve
voortdurend op basis van ervaringen en
vaardigheden verandert structuur
leren
van hersenen
NW: idee van dominante hersenhelft is niet
verschillen in dominante
waar. Men zegt dat mensen vooral denken
hersenhelft (links vs. rechts
met links of rechts en dat leerproblemen
denken) kunnen prestaties in
gevolgen zijn van een probleem in linker- of
leren verklaren
rechterkant
leerproblemen die gevolg zijn van
NW: ook bij kinderen met leerproblemen
verstoorde hersenontwikkeling
kunnen de hersenen veranderen door
kunnen niet geremedieerd
ontwikkeling of interventies
worden in onderwijs
hersenen zijn volledig ontwikkeld
NW: er zijn ook nog ontwikkelingen in de
zodra leerlingen naar middelbare
adolescentie
school gaan
Het idee dat biologie belangrijk is voor opvoeding en onderwijs is een oud idee: er
zijn al vroege verwijzingen naar de hersenen bij leer- en gedragsproblemen. De
eerste beschrijving van dyslexie zegt iets over cognitale woordblindheid: het is
niets accidenteel, maar wordt veroorzaakt door de hersenen. Een definitie van
dyscalculie benadrukt het erfelijke karakter en dat het een gevolg is van een
aantasting in een gebied van de hersenen dat belangrijk is voor het uitvoeren van
wiskundige berekeningen.
De kennis van de hersenen was vroeger vooral gebaseerd op mensen met een
hersenletsel. Zo zijn het gebied van Broca (niet meer kunnen spreken) en het
gebied van Wernicke (niet meer kunnen begrijpen, wel nog spreken) ontdekt.
Doorslaggevend waren de niet-invasieve methoden eind jaren 90. Er waren geen
hersenletsels of radioactieve stoffen meer nodig om de hersenen te onderzoeken.
Op basis van deze methoden kan men gebieden koppelen aan vaardigheden bij alle
soorten populaties en niet meer enkel met een letsel.
Vb.: MRI (Magnetic Resonance Imaging): hersenen scannen
,De neuropedagogiek is een brug tussen:
» pedagogiek: kijken hoe leren geoptimaliseerd kan worden
» neurowetenschappen: leren bestuderen, kijken hoe het werkt en hoe
hersenen erdoor veranderen
Er is ook een zekere publieke en maatschappelijke interesse in het brein. Zo wordt
hersenonderzoek sneller gepubliceerd dan pedagogisch onderzoek met klassieke
methoden. Hierbij zijn er voor- en nadelen:
» Voordeel: interesse in hersenen
» Nadeel: kan leiden tot misverstanden en praktijken die niet ideaal zijn
hersenargument wordt vaak misbruikt om bepaalde technieken kracht bij te
zetten neuromythes
Het secundair is een belangrijke periode met veel ontwikkelingen. Men is al cognitief
goed ontwikkeld, maar emotioneel nog weinig. Er is dus ‘grote paardenkracht,
weinig sturing’. Een discussie over zelfgestuurd onderwijs zegt dat een leerling
weinig behoefte heeft aan structuur. Een tegenargument hierbij is dat het
neurologisch rijpingsproces nog bezig is bij tieners. Een andere maatschappelijke
probleem is of scholen later moeten starten. Een neuro-argument pro is dat
adolescenten een ander bioritme hebben. Ze zijn minder snel moe ’s avonds, hebben
meer slaap nodig en zijn minder uitgeslapen ’s ochtends. Hier is 1 onderzoek naar
gedaan dat wees op betere punten en een daling van afwezigheid, maar dit is slechts
1 studie in 1 bepaalde context.
Een typisch kenmerk van neuromythes is dat ze vaak gebaseerd zijn op
wetenschappelijk onderzoek, maar fout worden geïnterpreteerd of toegepast.
Neurowetenschappen binnen pedagogische studies zijn belangrijk wanneer men te
maken heeft met leer- en ontwikkelingsstoornissen. Binnen de neuropedagogiek
heeft men 2 extreme posities:
Optimisme Sceptisme
= neurowetenschappen kunnen niet
= neurowetenschappen levert objectieve direct worden toegepast op de
kennis aan om om te gaan met pedagogische praktijk
pedagogische thema’s Neurowetenschappen houdt door de
Neurowetenschappen veranderen abstractie geen rekening met de
volledig de pedagogische praktijk. Men complexiteit van vorming en onderwijs.
gaat evidence-based (op basis van Neuro is een destructieve1 wetenschap
kennis uit neuro) te werk en neuro zorgt en geen normatieve2 zoals de
voor harde evidentie over hoe op te pedagogiek. Verder stelt men ook de
voeden, hoe onderwijs inrichten en hoe ecologische validiteit van neuro in
omgaan met problemen. Als alles vraag: de omstandigheden van neuro
biologisch is, is opvoeding en onderwijs zijn anders dan leren binnen een gezin
gewoon een biologische kwestie van de of klas. Er is ook een gevaar voor
juiste stappen volgen. misvattingen en kan toepassing enkel
via tussenstap (psychologie).
1
in kaart brengen wat er is
biomarker is pas zinvol als we weten wat we eraan kunnen doen = behandelingscomponent
2
nadenken over wat er is, maar ook over wenselijkheid en wat er moet zijn
2
,De neuropedagogiek heeft een gematigde positie: het bevindt zich op een kruising
van 3 disciplines3 en kijkt naar micro-processen:
» Psychologie: mentale processen die aan basis liggen van gedrag kijken
naar micro-processen die invloed hebben op leren en ontwikkelen (sociaal-
emotioneel/ cognitief)
» Neurowetenschappen: genetica, chemische processen, bestuderen van
zenuwstelsel in heelheid hier vooral kijken naar implicaties voor
pedagogische praktijken
» Pedagogiek: interesse in opvoeding, onderwijs en vorming: lerend ontwikkelen
verbeteren of remediëren macro-processen
Belangrijk is dat leren een combinatie is van nature en nurture: ook biologische
factoren bepalen leren. Dit merken we op door het feit dat bij identieke tweelingen
bepaalde gebieden overeen komen. Frontale gebieden zijn bv. minder genetisch
bepaald.
Experience dependent plasticity: dingen die we leren hebben effect op structuur
van hersenen. Dit is soms gemeenschappelijk (leren van taal), soms specifiek (niet
iedereen leert zelfde taal).
Alles wat een individu meemaakt, heeft een effect op de werking van een individu. Er
zijn enkele periodes waarin de plasticiteit hoog is. De hersenen ontwikkelen tot 25
jaar en niet in elke gebied op hetzelfde tempo. Plasticiteit is groot, maar niet
ongelimiteerd.
Vb.: London taxi driver study
De hippocampus van de taxi-chauffeurs hebben een groter
volume. De hippocampus staat in voor geheugen en navigeren in
spatiale ruimte. De figuur toont aan dat hoe langer men in dienst is,
hoe meer expertise en hoe meer expertise, hoe groter het volume
van de hippocampus. Als ze stoppen met hun job, krimpt de
hippocampus tot het normale niveau. Dit is proportioneel in verhouding met het
aantal jaar dat ze gestopt zijn. Deze case is een voorbeeld van hoe
omgevingsfactoren een invloed hebben op de structuur van de hersenen.
Enkele neurale en mentale processen die een rol spelen in het leren:
» impulscontrole/ zelfregulatie
» executieve functies: belangrijk om gedrag te controleren. Bevinden zich
vooraan in cortex en komen als laatste tot ontwikkeling
Neurale markers: metingen die kunnen voorspellen of iemand probleem gaat
ontwikkelen of niet.
Een voordeel van een neurale marker is dat men er misschien al vroeger op kan
inspelen en preventief dingen doen. Een nadeel is of het wel wenselijk is als we nog
niet goed weten hoe we dingen kunnen behandelen.
Neurowetenschappen kunnen suggesties bieden voor het ontwikkelen van
(pedagogische) interventies. Neurowetenschappen proberen te wijzen op een
neurologische oorzaak van leer- en ontwikkelingsproblemen en gaan die dan
3
De 3 disciplines zijn gelijkwaardig en op elk niveau werkt de omgeving in.
3
, isoleren om vanuit die oorzaak te kunnen vertrekken om het probleem te
verminderen. Zo zegt men bv. dat dyslexie een fonologisch probleem is. Het is ook
niet omdat een interventie op onderzoek gebaseerd is, dat het efficiënt is. Om een
interventie te kunnen gebruiken, is er dus bewijs nodig dat kinderen progressie
maken. Verder stuurt men ook aan om interventies te gebruiken in functie van het
algemeen leervermogen en executieve functies.
Biologische interventies: interventies die een rechtstreekse impact hebben op de
hersenen.
Vb.: cochleair implantaat gebruikt bij mensen die slecht horen
Vb.: rilatine aandacht en concentratie bevorderen door rechtstreeks in te werken
op zenuwstelsel blijft langer in synaps, daardoor langer actief en langere aandacht
vooral ter hoogte van prefrontale cortex (belangrijk voor aandacht)
Vb.: TDCS buitenkant van hoofd elektrisch stimuleren door toedienen van stroom
gaan neuronen bevorderd worden (excitatie) of tegengewerkt elektroden: stroom
van ene naar anderen positionering is vaag: niet zeker welk gebied precies, wel
acuut effect vooral gebruikt om kijken naar effect van verbeteren van prestatie
Het stimuleren van de hersenactiviteit is vooral experimenteel en is nog niet
toegelaten in onderzoek omdat we niet goed weten wat de effecten ervan zijn.
Vb.: BCI (Brain-Computer-Interface) neurofeedback
Mensen leren a.d.h.v. computers de eigen hersenactiviteit te besturen. Ze voeren
activiteiten uit terwijl men rekening houdt met de eigen activiteit. De proefpersoon
leert via +/- conditioering de hersengolven onder controle te houden. Zo kan men
gedrag veranderen op basis van de hersenen.
Enkele gevaren bij neuropedagogiek:
» gevaar voor reductionisme: we mogen door te kijken naar de biologie, de
complexiteit van processen niet herleiden tot iets ‘eenvoudigs’
» gevaar voor determinisme: iets biologisch is niet iets dat vaststaat, maar kan
altijd veranderd worden
» gevaar voor misbruik van neurowetenschappelijke kennis: biologische claims
worden soms gemaakt om interventie te promoten, maar zijn niet altijd waar
(neuromythes)
1 Methoden van onderzoek in (cognitieve)
neurowetenschappen
1.1 Relatie hersenen-gedrag
1.1.1Post-mortem onderzoek
Post-mortem onderzoek: hersenen onderzoeken na dood van patient met
bepaald probleem en zijn probleem dan linken aan bepaald gebied in hersenen.
Post-mortem onderzoek en dierenonderzoek is lang bepalend geweest.
Vb.: Brocca onderzocht patiënt Tan
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller samenvattingenpw. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.