Examenvragen + oplossingen voor sommige vakken
Master in de industriële wetenschappen: elektromechanica Klasgroep: MA EMAE 4.1
2010 – 2011 via schakeljaar na professionele bachelor autotechnologie
Afstudeerrichting: Automotive Engineering
Corrosie: ...
Examenvragen Master in de industriële wetenschappen: elektromechanica
Klasgroep: MA EMAE 4.1
2010 – 2011 via schakeljaar na professionele bachelor autotechnologie
Afstudeerrichting: Automotive Engineering
Vakken:
Masterproef
Elektrotechniek
Elektrotechniek theorie
Elektrotechniek labo
Werktuigbouw en regeltechniek
Werktuigbouw
Regeltechniek
Duurzaam design, energieconversie en corrosie
Duurzaam design met CAE
Energiessytemen
Corrosie
RZL
Fundamentele bedrijfskunde
Macro-economie
Marketing en verkoop
Sociale wetgeving
Boekhouding en productiesturing
Meettechnieken en hydraulica
Meerdaagse buitenlandse reis
Labo meettechnieken
Automotive Engineering
Internal combustion engines
Vermogenmetingen
Alternarieve aandrijvingen
Robotica en Industrial Engineering
Robotica
Industrial Engineering
,Corrosie: 4
1. Galvanische corrosie met zuurstofreductie als kathodische reactie. (p. 5.14)
2. Oefening met ijzer (1cm²) en zink (10cm²) in zure oplossing (pH=0). (uitbreiding op p. 5.8-5.9)
3. Meervoudige polarisatiediagrammen van pasiveerbare metalen en mogelijke oplossingen. (p. 5.17-
5.21)
Lastechniek januari 2005 groep A. Docent JP Smet. 4ELM
1. RVS 439 (je krijgt pg 4.9 en 4.10 (bovenaan)) wordt gelast met constructiestaal. Bepaal de groep
waaronder dit type staal wordt ingedeeld (grafieken van pg 4.1, 4.2, 4.3 (rechts) worden
gegeven) + wat zijn de mogelijke problemen bij het lassen van dit soort staal.
Met deze gegevens het chroom en nikkelequivalent bepalen (met Schaeffler en mathematisch)
van het toevoegmateriaal als opmenging = 30%
2. verklaar adsorptiecoëfficiënt bij Laser-lassen. Geef het verschil tussen smeltlassen en
dieptelassen. Geef de risico’s van Laserlassen met de betrekking op de stuctuur van het
lasmetaal.
3. Hoe kan men aluminium verstevigen en maak een indeling op basis van de
aluminiumlegeringen.
Corrosiepreventie januari 2005 groep A. Docent JP Smet. 4ELM
1. Soortgelijke oefening zoals op pg 5.4 e.v.
Metaal in een zuur
Metaal gekoppeld met ander metaal
Metaal gekoppeld met ander metaal, maar gescheiden van elkaar door isolatie.
2. Verklaar mechanisme van putcorrosie
3. verklaar diffusie- of concentratiepolarisatie + formule afleiden
VRAGEN (eindexamen) - ELEKTROTECHNIEK 3 Em KdG
Inductiemotor
1. Beschrijf de constructie van de verschillende soorten inductiemachines. Leg uit waarom je beslist de
spoelen van de stator in driehoek dan wel in ster aan te sluiten.
2. Bewijs in het geval van een frequentieregeling op een inductiemotor het noodzakelijk is U / f
constant te houden. Leid een formule af die dat aantoont vertrekkende van de wet van Faraday.
3. Doe een kwalitatieve studie van het draaiveld (zonder formules) en bespreek de principiële werking
van de inductiemachine. Toon aan hoe en waarom de statorstroom zich aanpast bij kortgesloten
rotor.
4. Toon aan dat in een inductiemotor de statorflux en rotorflux zich kunnen samenstellen. Wat is slip
en bespreek de werkingscondities van een inductiemotor. In welke werkingsomstandigheden kan
die slip negatief worden, geef een voorbeeld.
5. Stel het equivalent schema op voor de stator van de inductiemachine bij nullast. Vergeet het
bijhorend vectordiagram niet en wat kan je vertellen over de nullaststroom, verklaar.
6. Bespreek de vermogenverdeling in een inductiemotor met een vermogenstroom-diagram. In welk
deel van de machine manifesteren zich deze verschillende vermogens en in welke verhouding
splitsen zij zich?
7. Stel de formule op die het moment als functie van de slip uitdrukt bij verwaarlozing van de
statorweerstand. Bereken hieruit de waarde van de kipslip en het kipmoment.
8. Op welke wijzen kan men een sleepringinductiemachine laten aanlopen en wat zijn de gevolgen voor
de aanloopstroom en het aanloopmoment.
,9. Op welke wijzen kan men een kooiankerinductiemachine laten aanlopen en bespreek de gevolgen
voor de aanloopstroom en het aanloopmoment.
10. Leg het principe uit van een Dahlandermachine, waarom staan twee verschillende vermogens
vermeld op het kenplaatje? Geef een voorbeeld van gebruik.
11. Vergelijk voor de twee inductiemotoren, kooi- en sleepringtype, de koppel-snelheids- en de stroom-
snelheidskarakteristiek. Duid enkele karakteristieke waarden aan. Bespreek de gebruikelijke
methode om bij elk van de motortypes deze grafieken te wijzigen.
12. Mogelijk een oefening.
Eénfasige inductiemotor
1. Hoe is de enkelfasige inductiemachine opgebouwd en hoe kom je tot de koppel-snelheids-
karakteristiek van deze machine.
2. Doe een analytische studie van het draaiveld (met formules) in een enkelfasige inductiemotor met
automatische aanloop. Geef een praktisch schema om de aanloop nog te verbeteren in geval van
belaste aanloop.
Synchrone generator
1. Bespreek het principe en de praktische uitvoering van een wisselstroom-generator, waar wordt welk
type toegepast? Bewijs de formule f = p n .
2. Doe een berekening van de e.m.k. in een praktische generator en geef aan hoe de spanning
sinusoïdaal kan gemaakt worden. Hoe hou je rekening met een gespreide wikkeling met verkorte
spoed, leg uit.
3. Stel het equivalent schema op van de turboalternator met bijhorend vectordiagram volgens POTIER.
Verwaarloos de weerstand en de spreiding.
4. Hoe meet men de synchrone reactantie van een generator? Geef uitleg bij uw redenering.
5. Schets en bespreek de bedrijfskarakteristieken van een generator en verklaar het verloop bij
capacitieve belastingen. Maak gebruik van een vectordiagram en het vereenvoudigd equivalent
schema zonder weerstand om dit aan te tonen. Wat is de betekenis van de cos die op het
kenplaatje vermeld is?
6. Geef de voorwaarden voor parallelschakeling van generatoren en bespreek de invloed van een
wijziging van de bekrachtiging en een wijziging van het aandrijfkoppel bij één van de
parallelwerkende alternatoren. (vectordiagram!)
7. Bespreek de spanningsregeling van een generator door middel van een gesloten regelkring aan de
hand van een blokschema en een processchema.
8. Mogelijk een oefening
Synchrone motor
9. Toon het omkeerbaarheidsprincipe aan van de synchrone machine. Gebruik hiervoor de nodige
vectorvoorstellingen. Wat is de fysische betekenis van de lasthoek en bereken de uitdrukking van
het koppel.
10. Mogelijk een oefening
Overstromen en laagspanningsapparatuur
1. Bespreek de voornaamste kenmerken van een automatische vermogenschakelaar en het gedrag bij
overbelasting en kortsluiting. Wat is onderbrekingsvermogen en van wat is het afhankelijk.
2. Bespreek de eisen die gesteld worden aan een beveiliging voor leidingen , wat betreft overbelasting
en kortsluiting.
3. Berekening van de geleiderdoorsnede.
4. Mogelijk een oefening
, Bescherming van personen
1. Wat zijn de kwalijke gevolgen van een stroomdoorgang door het menselijk lichaam en bespreek in
het kort de parameters die bij elektrocutie van belang zijn?
2. Hoe komt men van stroom- tot spanningsveiligheidscurven?
3. Geef een overzicht van boven- en ondergrondse aardingsinstallatie en benoem alle erin
voorkomende delen. Hoe kan men een aardingsweerstand meten?
4. Bespreek het nut en het werkingsprincipe van de differentieelschakelaar. Wat is de betekenis van
een belangrijk gegeven dat steeds op de schakelaar vermeld is.
5. Welke uitbatingsvormen van netten ken je en geef telkens een in het oog springend voordeel?
Bespreek met een schema hun opbouw en de codeaanduiding.
6. Bespreek de beschermingsmaatregelen in een TT-net en bereken de contactspanning. Bewijs dat
meestal de overstroombeveiliging niet voldoet voor de personenbeveiliging.
7. Bespreek de beschermingsmaatregelen in een TN-net en bereken de contactspanning. Bewijs dat de
overstroombeveiliging slechts voldoet voor de personenbeveiliging met beperkte kabellengten.
8. Bespreek de beschermingsmaatregelen in een IT-net en bereken de contactspanning bij één fout.
Bewijs dat de overstroombeveiliging in geval van dubbele fout slechts voldoet voor de
personenbeveiliging met beperkte kabellengten.
9. Mogelijk een oefening
Jaar 2008 – 2009 (versie 27 april 2009)
Vragen in het rood negeren!
Zie halfgeleiderschakelaars p.15 + 20 = schakeltijden. MOSFET = unipolair: geen storage
time (hoge frequenties) IGBT = MOSFET + p-laag : storage time = stroomstaart
Zie Vermogenelektronica 4.1 p. 5-7 + notities
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tomdebaes. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.78. You're not tied to anything after your purchase.