Dit is een samenvatting van het tentamen taal in de onderbouw dat je in jaar 1 op de pabo krijgt. Deze zelfgemaakte samenvatting hielp mij voor het leren van de toets. De toets heb ik met een mooie 7,8 behaald.
Afleiding
Een woord met een affix (voor-of achtervoegsel).
Een gebonden morfeem wordt een bestaand woord toegevoegd en vormt zo een nieuw
woord, bijvoorbeeld land + ing. Ook kunnen door een afleiding de grondwoorden van een
woordsoort veranderen, zoals: ziel + ig: van zelfstandig naamwoord nar bijvoeglijk
naamwoord.
Analogie strategie
Spelling wordt gehanteerd door het te vergelijken met een ander woord.
Auditieve analyse
De vaardigheid om in een woord verschillende fonemen te onderscheiden.
Auditieve discriminatie
De vaardigheid om overeenkomsten en verschillen tussen klanken of woorden te kunnen
vaststellen.
Auditieve objectivatie
De vaardigheid om te reflecteren op klanken.
Auditieve synthese
De vaardigheid om losse klanken samen te voegen tot een woord.
Auditieve vaardigheden
De lezer beschikt over deelvaardigheden die hem in staat stellen met zijn gehoor klanken te
onderscheiden.
Begrijpend luisteren
Het begrijpen van gesproken taal. Afhankelijkheid ligt bij de woordenschat, voorkennis en de
luisterstrategieën.
Behaviorisme
Taal leren door imitatie, bekrachtiging en conditionering.
Categoriseren
Kenmerk uit de vroeglinguale periode.Door te categoriseren (voorwerpen en bijbehorende
woorden groeperen) leert het kind steeds meer over de betekenis van het woord.
,Cognitieve Academische Taalvaardigheid (CAT)
De vaardigheid om taal op een abstract niveau te kunnen gebruiken om zo in een schoolse
context nieuwe informatie te kunnen verwerven en verwerken.
In schoolse situaties moeten leerlingen kunnen beschikken over meer abstracte taal
(Cognitieve Academische Taalvaardigheid (CAT)), dan in dagelijkse situaties, waarin vaak
meer concrete taal volstaat (Dagelijks Algemeen Taalgebruik (DAT)).
Deze twee typen taal onderscheiden zich vooral op de dimensies cognitieve complexiteit
(rapporteren is bijvoorbeeld gemakkelijker dan argumenteren) en contextuele steun (de
uitleg van de werking van een sluis is bijvoorbeeld gemakkelijker te volgen als illustraties of
filmbeelden worden gebruikt).
Cognitieve taalfuncties
De spreker hanteert cognitieve functies van taal om te verwijzen naar betekenissen en
concepten. Via taal benoemt en ordent hij de werkelijkheid.
Cognitieve taalfuncties kunnen op de volgende manier gerangschikt worden op mate van
complexiteit:
Rapporteren: verslag doen van iets wat in de werkelijkheid voorkomt. Hieronder
vallen:
-Benoemen/etiketteren
-Beschrijven
-Vergelijken (Dit is een visje met een lange staart, die andere is korter.)
Redeneren: beschrijving waarin een extra denkstap wordt verwoord. Hieronder
vallen:
-chronologisch ordenen
-concluderen
-middel-doelrelatie of instrumentele relatie leggen
-oplossen van een probleem
-oorzaak-gevolgrelatie leggen (Als we de deur van de koelkast opendoen, gaat de
cavia piepen, want dan wil hij ook eten.)
Projecteren: verplaatsen in de gedachten en de gevoelens van iemand anders.
Bv: Esra heeft geen zin om te spelen. Ze is verdrietig, want haar konijn is dood.
De cognitieve taalfuncties verwijzen naar de conceptualiserende functie van taal.
Communicatiemodel
Het zakelijk aspect: de informatie de schrijver wilt overbrengen aan de lezer.
Het expressieve aspect: de lezer kan opmaken hoe de schrijver zich verhoudt
tegenover het onderwerp.
Het relationele aspect: schrijven is altijd bedoeld voor een bepaald soort lezer waar
rekening mee gehouden met worden.
Het appellerend aspect: de bedoeling die schrijver heeft met zijn boodschap
,Communicatieve competentie
Het vermogen tot communiceren.
Dit begrip wordt in vier typen deelcompetenties gesplitst:
Grammaticale competentie: de taalgebruiker beschikt over fonologische en
syntactische vaardigheden en over een adequate woordenschat.
Tekstuele competentie: de taalgebruiker is vaardig in het doorzien van de opbouw
van teksten en kan teksten structureren.
Strategische competentie: de taalgebruiker kan strategieën hanteren om
communicatieve doelen te bereiken (bijvoorbeeld overtuigen, aanzetten tot actie).
Functionele competentie: de taalgebruiker kan zijn taalgebruik aanpassen aan
specifiek contexten.
Communicatieve functie van taal
Taal wordt gebruikt om te communiceren met anderen. Een taalgebruiker wil iemand
bijvoorbeeld informeren of amuseren.
Conceptualiseren de functie van taal
Taal wordt gebruikt om de werkelijkheid te ordenen. Via de taal die je gebruikt, verwijs je
voortdurend naar betekenissen en concepten. Een taalgebruiker benoemt de werkelijkheid
om zich heen en beschrijft relaties. Hiermee krijgt hij grip op die werkelijkheid.
Constructief leren
Leren door zelf te ontdekken en te doen.
Controlevragen
Er zijn verschillende soorten vragen.
Je kunt vragen indelen naar hun (didactische) doel:
Oplossingsgerichte vragen (Welke lessen wil jij dan hebben vandaag?);
Controlevragen (Kun je nog eens uitleggen hoe dat werkt?);
Reproducerende vragen (Wat is de hoofdstad van Spanje?);
Diagnosticerende vragen (Weet je nog wat hoofdsteden waren?);
Opiniërende of evaluatieve vragen (Wat vind jij daarvan?).
Convergente vragen
Problemen/vragen (begrip), waar in principe maar één antwoord op te geven is, moeten
d.m.v. redeneren worden opgelost.
Bv: 'hoe komt het dat de waterleiding kan springen als het vriest?'
Cultuursprookje
Geschreven door Hans Andersen. Sprookjes zoals: de kleine zeemeermin en het meisje met
de zwavelstokjes.
, Dagelijks Algemeen Taalgebruik (DAT)
Concrete taal die een kind in dagelijkse situaties verwerft en in dagelijkse situaties nodig
heeft.
Denkend schrijven
Kinderen schrijven, zonder onderbreking, in een aantal minuten op wat ze weten over het
onderwerp.
DI-model
1. Terugblik
2. Oriëntatie
3. Uitleg
4. Begeleide in oefening
5. Zelfstandige verwerking
6. Evaluatie
7. Terug- en vooruitblik
Diagnostische vragen
Er zijn verschillende soorten vragen.
Je kunt vragen indelen naar hun (didactische) doel:
Oplossingsgerichte vragen (Welke lessen wil jij dan hebben vandaag?);
Controlevragen (Kun je nog eens uitleggen hoe dat werkt?);
Reproducerende vragen (Wat is de hoofdstad van Spanje?);
Diagnosticerende vragen (Weet je nog wat hoofdsteden waren?);
Opiniërende of evaluatieve vragen (Wat vind jij daarvan?).
Directe instructie
Effectief leren door nieuwe informatie te verbinden aan aanwezig kennis.
Divergente vragen
Dit zijn vragen/problemen waar in principe meerdere oplossingen voor te geven zijn.
Vb: 'hoe zouden we kunnen komen naar 'vrede op aarde'?'
Elementaire leeshandeling
De eerste leesstrategie die de leerling zich eigen maakt: een geschreven woord opsplitsen in
grafemen en daar de bijbehorende fonemen aan koppelen.
De elementaire leeshandeling vormt de grondslag van de leesvaardigheid. Het is gebaseerd
op het fonologisch principe van ons schriftsysteem: een foneem wordt weergegeven door
een grafeem.
Deze leesstrategie bestaat uit de volgende stappen: - het geschreven woord visueel
analyseren in afzonderlijke grafemen, bijvoorbeeld in het woord tuin de grafemen t, ui en n; -
de juiste fonemen koppelen aan de grafemen, bijvoorbeeld /t/ aan t; - de volgorde van de
fonemen onthouden;
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jackiepabo. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.32. You're not tied to anything after your purchase.