3V Verlenen Van Zorg Op Maat: Geneeskunde-heelkunde: Verpleegkundig Redeneren
All documents for this subject (3)
Seller
Follow
florencelamberts
Reviews received
Content preview
KRITISCHE ZORG EN EXACTE
WETENSCHAPPEN
D E E L 1: W E E FSE LOXYGE NATIE
1.INLEIDING
- Ademhaling, hartslag en bloeddruk zijn belangrijke vitale functies, Alle gericht op één taak: Zuurstof vanuit de
buitenomgeving tot in elke cel van ons menselijke organisme te brengen
- Deze zuurstof wordt gebruikt om glucose af te breken = Aerobe glycolyse --> energie vrijmaken die kan opgeslagen
worden in energierijke moleculen ATP (adenosinetrifosfaat)
- Adequate weefseloxygenatie hangt af van de verhouding tussen --> De AANVOER van O2 of D(ELIVERY) en het
VERBRUIK van O2 of (VO2) in de weefsels = DO2/VO2
- Drie processen verantwoordelijk voor een adequate DO 2
1. O2-Opname = zuurstof kunnen opnemen
2. O2-Transport = zuurstof moet tot aan de cellen komen
3. O2-Afgifte = zuurstof moet in de cellen geraken
1.1 O2-OPNAME
- Mensen nemen zuurstof op uit de lucht via respiratie (ademhaling)
- De functie van respiratie is tweeledig
1. Het opnemen van O2 of oxygenatie
2. De afgifte van CO2 of ventilatie
- Een pulsoxymeter verschaft ons informatie over de mate waarin een patiënt zuurstof kan opnemen
- O2-Opname is afhankelijk van
• Fractie van ingeademde O2 of FiO2
• Een adequate respiratie
• Een correcte ventilatie-perfusie verhouding (V/Q)
1.1.1 FRACTIE VAN INGEADEMDE O2 (FIO2)
- Ons omringende lucht bevat stikstof 78,09 %, zuurstof 20,94 % , 0,93 % Argon , 0,03 % koolstofdioxide en een aantal
edelgassen
- De fractie van de ingeademde O2 of inspiratoire zuurstoffractie (FiO2) is bij inademing van normale omgevingslucht
21% of 0,21
- De O2 opname zal in de problemen komen als de ingeademde omgevingslucht een FiO2 heeft die lager is dan 0,21
- FiO2 stel je ook in als parameter op een beademingstoestel --> kan ingesteld worden tussen den 0,21 en 1
- De lucht die op een adequate manier in en uit de longen kan zodat de O2 de longen en de normaal werkende
alveolen bereikt
- Voorwaarden van adequate ventilatie
• Een correct werkend ademhalingscentrum Va = MV-VD
• Zenuwgeleiding (n. phrencicus)
• Performante ademhalingsspieren
• Vrije luchtwegen
• Voldoende correct werkende alveolen
- Belangrijke begrippen
• Totaal ademminuut-volume (MV of VE) = hoeveel lucht er per minuut in- en uitgeademd wordt
--> Respiratoire frequentie (per min) x Teugvolume of Tidal volume (TV)
• Dode ruimte ventilatie (VD) = Ruimte waar zich lucht bevindt maar waar geen gasuitwisseling plaats vindt
▪ Anatomische dode ruimte = De hvlh lucht in de luchtwegen die niet deelnemen in gasuitwisseling
(ong. 100-200 ml)
--> Bv: De trachea, Bronchiën en bronchiolen
1
, ▪ Alveolaire dode ruimte = De hvlh lucht in de alveolen waar geen gasuitwisseling plaatsvindt
--> Bv: sterk vergroot bij COPD-patiënten
▪ Fysiologische dode ruimte = Som van anatomische en alveolaire dode ruimte
▪ Materiaal gebonden dode ruimte = De hvlh lucht die in materiaal (heat en moisture exchanger)
aanwezig is bij spontaan ademende patiënten
• Teugvolume of tidal volume (TV) = Het volume lucht dat per ademhalingsteug wordt ingeademd (6-8 ml/kg) -->
MV = TV x F
Bv: Zo is het ademminuutvolume of VE van een patiënt die een teugvolume of TV heeft van 500 ml en een
frequentie van 15/min = 7500 ml of MV = 7,5 liter
1.1.3 EEN CORRECTE VENTILATIE - PERFUSIE VERHOUDING (VA/Q RATIO)
- De Va/Q ratio geeft de verhouding weer tussen enerzijds de hoeveelheid lucht die per minuut de alveolen bereikt en
anderzijds de hoeveelheid bloed die per minuut de alveolen bereikt
• Va of adequate alveolaire ventilatie is het volume lucht dat tijdens de inspiratie de gezonde longalveolen
bereikt
• Q of de perfusie is dat deel van de longcapillairen dat adequaat doorbloed wordt
--> De Va/Q ratio is NOOIT 1! Aangezien sommige delen van de long die goed geventileerd worden minder
goed doorbloed worden (Vice Versa)!
Bv: Apex of bovenste deel van long wordt minder goed doorbloedt maar wel goed geventileerd
- Stoornissen die de Va/Q ratio negatief beïnvloeden kunnen dus zowel van ventilatoire aard zijn en/of perfusie-aard zijn
1.1.4 GASUITWISSELING VIA DIFFUSIE
- Gasuitwisseling is het proces in de capillairen waarbij de CO2 en de O2 onderling worden uitgewisseld
- Dit transport van CO2 van de veneuze circulatie naar de alveolen en van O2 van de alveolen naar de arteriële circulatie
gebeurt via diffusie
- Diffusie = passief transportproces waarbij stoffen zich verplaatsen van een gebied van hoge concentratie naar een
gebied van lage concentratie
- Een gas oefent een bepaalde druk uit op zijn omgeving = Partiële druk
Bv: De ons omringende lucht is een gasmengsel bestaande uit stikstof (N),
O2, CO2, en deze lucht oefent een druk op ons uit (luchtdruk) van 760 mm
Hg
• De druk die zuurstof binnen dit luchtmengsel uitoefent is 159,1
mm Hg
• CO2 uitoefent slechts 0,3 mm Hg.
Binnen de alveolen is de partiële druk van O2 (PO2) 104 mm Hg is
(waterdamp door onze luchtwegen toegevoegd aan de ingeademde lucht,
verdunt de gassen) en deze van het (gemengd) veneus bloed 40 mm Hg = Hoge concentratie naar lage concentratie
O2 verplaatst zich van de alveolaire ruimte naar de bloedbaan
• Concentratie O2 in alveolen is groter
Hetzelfde proces maar in de andere richting gebeurt met CO 2. Aangezien dan concentratie O2 in je bloed
de PCO2 van de alveolaire lucht slechts 40 mmHg is en de PCO2 in het • Concentratie CO2 in bloed is groter dan
(gemengd) veneus bloed 46 mm Hg is = CO2 verplaatst zich van het bloed concentratie CO2 in alveolen
naar de alveolaire ruimte
1.2 O2 AANBOD OF DO2
- Het zuurstofaanbod is ons bloed is afhankelijk van 2 parameters
• Arteriële zuurstofcontent (CaO2)
• Cardiac output (CO)
2
,1.2.1 ARTERIËLE ZUURSTOFCONTENT OF CAO2
- CaO2 geeft de hvlh (ml. O2/dl) zuurstof aan in het arterieel bloed
- Deze hvlh bestaat uit de som van de hvlh zuurstof gebonden aan hemoglobine (Hb) en de hvlh vrije zuurstof in het
plasma (dus niet gebonden aan Hb)
• Hb = Het hemoglobinegehalte in het bloed uitgedrukt in CaO2 = (Hb x 1,34 x SaO2) + (0,003 x Pa O2)
gr/dl
• 1,34 = De hvlh O2 (ml) dat aan een gr Hb kan gebonden worden
• SaO2 = De arteriële zuurstofsaturatie --> Het % van Hb in het arterieel bloed dat gesatureerd is met O2
• 0,003 = De oplossingscoëfficiënt voor O2 in het plasma, Per mmHg Pa O2 is er 0,003 ml O2 opgelost in het
plasma
• Pa O2 = parteriële zuurstofspanning in het arterieel bloed uitgedrukt in mmHg
Bv: Gezonde man met normaalwaarden van onderstaande parameters (SaO2 normaalwaarde 97%)
• Hb = 15 g/dl (nl 12-16 g/dl of 120-160 g/l) --> van dl naar l is X 10 dus 150 g/L
• SaO2 = 100% (alle Hb is gesatureerd met zuurstof) --> 1.0
• PaO2 = 100 mg Hg
• CO = 5 l/min
• CaO2 is normaal circa 200 ml O2
Hvl zuurstof bevat het arteriële bloed (CaO2) en hoeveel O2 wordt er aan de weefsels geboden
• CaO2 = (150 g/l x 1,34 x 1.0) + (0,003 x 100 mm Hg)
• Ca O2 = 201 ml + 0,3 ml
Eén liter arterieel bloed bevat dus circa 200 ml O2 DO2 is dus gelijk aan CaO2xCO
• CO = 5l/min
• DO2 = 200 ml O2 X 5 = 1000 ml/min
Hvlh zuurstof dat per minuut het linker ventrikel verlaat is dus 1000 ml/min
Bv: Een anemische patiënt, met een Hb: 7,5 g/dl, overige identieke parameters normaal
Een liter arterieel bloed bevat dus circa 100ml O2
DO2 = 500ml
! Een verandering in het hemoglobinegehalte heeft een proportioneel even grote verandering in DO 2 tot gevolg! --> zie casus
anemische man met een Hg van 7,5 g/dl
1.2.2 CARDIAC OUTPUT (CO) OF HARTMINUUTVOLUME
- De cardiac output (l/min) geeft het aantal liter bloed dat het linker ventrikel per minuut uitpompt
- Als parameter kan deze op verschillende manieren gemeten worden
• Meting via de Swan-Gans katheter of pulmonale thermodilutiemethode
• PiCCO of Pulse Contour Cardiac Output
- Normaalwaarde hangt af van hoe groot je bent rond de 5l/min
3
,1.3 O2-AFGIFTE
- Thv de capillairen gaat via diffusie O2 gebonden aan Hb naar de lichaamscellen
- De zuurstofafgifte van het bloed naar de cel hangt af van
• De afstand tussen beide
• Graad van dilatatie of constrictie van de arteriolen dewelke de weefsels van O2 voorzien
- Bv: sepsis is een veralgemeende ontstekingsreactie tgv bacteriën in de bloedbaan
• vochtophoping tussen cellen en capillairen
• afstand tussen cel en capillairen wordt te groot
FORMULARIUM
DO2 / VO2 Adequate weefseloxygenatie = verhouding tussen DO2 en VO2
DO2 = O2 Delivery
VO2 = O2 Verbruik
FiO2 Fractie van ingeademde O2 (FiO2)
21% of 0,21
Va Adequate respiratie of alveolaire ventilatie (VA) --> Va = MV-VD
Ademminuutvolume (MV of VE) --> Respiratoire frequentie (per min) x Teugvolume of Tidal volume (TV)
Va/Q Ventilatie perfusie verhouding (Va/Q Ratio)
--> De Va/Q ratio is NOOIT 1! Aangezien sommige delen van de long die goed geventileerd worden minder
goed doorbloed worden (vice versa)!
CaO2 De som van de hvlh zuurstof gebonden aan hemoglobine (Hb) en de hvlh vrije zuurstof in het plasma (dus niet
gebonden aan Hb) --> CaO2 = (Hb x 1,34 x SaO2) + (0,003 x Pa O2)
DO2 is dus gelijk aan CaO2xCO
NORMAALWAARDE
pH 7,35 -7,45
PaO2 80-100 mmHg
SaO2 97% (>95%)
PaCO2 35 en 45 mmHg
HCO3- 22-26 meq/L
4
,D EEL 2: B EWAKING EN ONDERSTEUNING VAN DE RESPIRATOIRE FUNCTIE
2.1 OPVOLGING VAN DE RESPIRATOIRE FUNCTIE : KLINISCHE OBSERVATIE
- De respiratie of ademhaling heeft een tweeledige functie
• Opname van O2 of oxygenatie
• Afgifte van CO2 of ventilatie
- Bij een respiratoire insufficiëntie schiet de ventilatie en/of oxygenatie van het bloed tekort Afgifte van CO2 of ventilatie
maw een stoornis in de longfunctie die zich uit in een te lage arteriële zuurstofspanning PaO 2 en/of een te hoge PaCO2
2.1.1 FREQUENTIE VAN DE ADEMHALING
- Het aantal maal dat je in één minuut inademt is de ademfrequentie
- De beoordeling gebeurt door te tellen hoe vaak iemand borst uitzet en dit
gedurende minimaal 30 seconden (x2)
- Ademen is een bewuste activiteit dus dient best zonder medeweten van de
patiënt afgenomen te worden
- Normaalwaarde voor een volwassenen = 12 en 18 ademhalingen per
minuut • Eupnoe = in frequentie normale AH
• Normopnoe = volledige normale AH
• Bradypnoe = < 12x/min
2.1.2 DIEPTE VAN DE ADEMHALING tachypnoe = > 18x/min
• Apnoe = 0x/min
- De diepte van de ademhaling is bij een spontaan ademende patiënt moeilijk
objectief meetbaar en dient dus op het zicht te gebeuren
- Hyperpnoe = abnormaal diepe ademhaling met of zonder verandering in ademhalingsfrequentie --> Hoog tidal volume
- Hypopnoe = Bij een abnormaal oppervlakkige ademhaling met of zonder verandering in ademhalingsfrequentie --> Laag
tidal volume
--> Beide kan met of zonder verandering in ademhalingsfrequentie
2.1.3 REGELMAAT VAN DE ADEMHALING
- De (on)regelmaat van de ademhaling wordt bepaald door de duur van de pauzes tussen de in-en uitademing te
bekijken
2.1.4 LUISTEREN EN AUSCULTEREN
- Een normale ademhaling is niet of nauwelijks hoorbaar
- Ademhalingsstoornissen kunnen ook vergezeld worden door een hoorbare ademhaling zoals bij een hijgende,
snakkende, snurkende, rochelende of piepende ademhaling
Bv: Stridor = Een door vernauwing in de hogere of lagere luchtwegen teweeggebrachte hoorbare ademhaling meestal
een piepende of gierende geluid veroorzakend
• Inspiratoire stridor = Geluid wordt veroorzaakt door lucht langs een obstructie
--> Vraagt vaak onmiddellijk interventie onder vorm van verwijderen vreemd lichaam of intubatie
• Expiratoire stridor (wheezing) = Voornamelijk bij vernauwing van kleine luchtwegen
--> Er is sprake van een verlengde expiratie/ verlengt expirium
2.1.5 THORAXEXCURSIES
- Ritme en symmetrie van de thoraxbewegingen kunnen vastgesteld worden door naar de thorax te kijken en deze met
beidde handen te betasten
- Ontbrekende thoraxexcursies wijzen op apnoe
- Asymmetrische opgaan van de thorax kan wijzen op pneumothorax of atelectase
5
,2.1.6 AFWIJKENDE ADEMHALINGSPATRONEN (ZOWEL IN FREQUENTIE ALS IN DIEPTE)
1. Cheyne-stokes ademhaling
Een ritmische opeenvolging van ademstilstand, gevolgd door toenemende
hyperpnoe die dan terug vertraagt en overgaat in apnoe
Bv: Bij stervende patiënten tgv hypoperfusie van de hersenen
2. Biot ademhaling
Periodieke adempauze tot dat het ademcentrum wordt geprikkeld door
zuurstofgebrek o.a. bij verhoogde hersendruk
!Er kunnen momenten van hyperpnoe of normopnoe zijn gevolgd door apnoe!
3. Kussmaulse ademhaling
Een zeer diepe (snurkende) ononderbroken en regelmatige ademhaling
optredende bij sterke (metabole) acidose
4. Gaspende ademhaling
Of agonale ademhaling --> Een niet effectieve reflexmatige ademhaling die lijkt
als het happen van een vis op het droge
Bv: Patiënten met een circulatiestilstand
- Dyspnoe = Subjectieve beleving van de patiënt
- (Extreme) angst en onrust ten gevolge van dyspnoe
- Veranderende ademhalingspatroon (Tachypnoe, opp. ademen)
- Verwardheid
- Gebruik van hulpademhalingsspieren
• Hals-en schoudergordel (scalenusspieren en m.sternocleidomastoideus)
• Soms neusvleugel ademen
- Centrale (lippen en aangezicht) en/of perifere cyanose (extremiteiten zoals vingers en tenen)
- Toegenomen ademarbeid of work of breathing met als eindstadium uitputting en volledige respiratoire decompensatie
met kans op circulatietoestand
Oorzaken van respiratoire insufficiëntie
- Onvoldoende ventilatie
• Hypoventilatie
• Stoornis in V/Q
- Gestoorde oxygenatie
• Afgenomen inspiratoire zuurstofspanning
▪ Verblijf op grote hoogte
▪ Verandering van luchtsamenstelling
• Hypoventilatie
▪ Depressie ademhalingscentrum
Bv: morfine
▪ Uitputting ademhalingsspieren, spierzwakte
▪ Hoge cervicale dwarslaesie
▪ Luchtwegobstructie
• Stoornissen V/Q
• Rechts/Links shunt = Bloed bereikt de grote circulatie zonder de longen te passeren
Bv: Atriaal septumdefect
• Stoornis in de zuurstofdiffusie tgv veranderingen in het alveolair capillair membraan (Longoedeem,
Ontstekingsreacties)
6
,2.2 OPVOLGING VAN DE RESPIRATOIRE FUNCTIE : MONITORING EN ARTERIËLE BLOEDGASANALYSE
2.2.1 ADEMHALINGSFREQUENTIE AFGELEID VAN HET ECG
- Bij deze techniek berekent de monitor via twee ECG elektrodes (RA en LL ) op de borstkas van de patiënt de
ademhalingsfrequentie
- Meting ademhalingsfrequentie of RR (Respitory rate)
- Geeft een wave form (afhankelijk van de instelling van de monitor)
- Een correcte huidvoorbereiding voor het aanbrengen van de electroden is binnen deze meting van belang
2.2.2 PULSE-OXYMETRIE
- Een niet-invasieve techniek die toelaat om de perifere zuurstofsaturatie te meten +
geeft informatie over de hartslagfrequentie
- Deze perifere zuurstofsaturatie weergegeven in % geeft het percentage van het met
zuurstof gebonden (gesatureerd) hemoglobine ook wel oxyhemoglobine (O2Hb)
genoemd weer --> Deze waarden zegt dus iets over de zuurstofopnamecapaciteit van
je patiënt
- Normaalwaarde
• Rond 97% zonder extra toegediende zuurstof
• Onder de 90% is een alarmniveau --> Een patiënt desatureert
! Een perifere saturatie van 100% betekend weliswaar dat alle hemoglobine van de patiënt verzadigd is met zuurstof MAAR niet
dat de weefseloxygenatie is verzekerd aangezien het hemoglobineniveau hier uiteraard ook een belangrijke rol speelt (Bv:
anemische patiënt) !
2.2.2.1 ONDERLIGGENDE PRINCIPE VAN EEN PULSEOXYMETRIE
- Pulseoxymetrie is gebaseerd op twee principes
• De detectie van pulsatiel arterieel bloed
• Oxy-hemoglobine en ongebonden hemoglobine (deoxyhemoglobine of
HHb) hebben een verschillende absorptie voor rood en infrarood licht -->
O2Hb absorbeert meer infrarood licht en minder rood licht dan HHb
= Consistent met de waarneming dat zuurstofrijk (arterieel bloed) een
heldere rode kleur heeft in vergelijking met zuurstofarm (veneus bloed)
dat donkerder van kleur is
= Het rode licht wordt minder geabsorbeerd door O2Hb en daardoor meer
gereflecteerd
- Op basis van de hoeveelheid en de aard van het licht dat de lichtsensor bereikt
berekent het toestel het % oxyhemoglobine in het arterieel bloed
- De pulsoxymeter kan enkel de saturatie van arterieel bloed detecteren --> Doordat
de geabsorbeerde hoeveelheid rood en infrarood licht fluctueert met de hartslag
- Het volume van het arterieel bloed neemt toe met de systole en neemt af met de
diastole, in tegenstelling tot het bloedvolume in de venen en capillairen alsook het
volume van huid, vet, been, enz.… dat relatief constant blijft
- Op deze manier ontvangt de fotosensor twee ‘soorten’ signalen
• Een stabiel, niet pulsatiel signaal (DC)
• Een pulsatiel signaal (AC)
--> Dit is dan ook de reden dat een pulsoxymeter maar een (betrouwbaar) resultaat kan geven indien er een
adequate pols wordt gedetecteerd
--> Het meten van een perifere zuurstofsaturatie in plaatsen waar er weinig tot geen perfusie aanwezig is, zal
dus leiden tot geen of onbetrouwbare metingen.
7
,2.2.2.2 PRAKTISCHE AANDACHTSPUNTEN
- De waarde wordt op een monitor weergegeven in % samen met
de polsfrequentie in slagen per minuut
• De pulse-oxymetercurve is de onderste curve (Sp02) -->
waarde van 100%
• Pls = polsfrequentie --> waarde van 92 wat
overeenkomt met de frequentie gemeten door het ECG
(bovenste curve)
- Fouten in het meetsignaal = parameter is moeilijk tot niet
meetbaar
Let op! De kwaliteit van het signaal op sommige systemen kan
ook afgeleid worden van de Perfusion (pleth) Indicator
• Numerieke waarde idealiter > 1
• Tussen 0,3 en 1 is aanvaardbaar --> onder 0,3 andere locatie voor het meten van de zuurstofsaturatie
- Valse waarden
• Valse hoge waarde bij sepsis of CO intoxicatie = afstand tussen bloedvaten en cel wordt te groot --> het
zuurstof gaat niet naar de cellen maar blijft in het bloed en geeft dus een valse waarde
• Valse lage waarde bij nagellak, anemie, bewegelijkheid
- Akoestische weergave pols en zuurstofsaturatie
• Het volume van dit signaal is aanpasbaar (QRS-volume)
• Toon te veranderen (tone modulation) afhankelijk van de gemeten saturatiewaarde
Bv: bij lagere waarde zakt de toon --> kan bij bepaalde urgente procedures ingeschakeld worden
2.2.2.3 PLAATS OXYMETER
- De plaats waar de zuurstofsaturatie kan gemeten worden zijn
• De vingers
• Oorlel
• Neus
• Voorhoofd
--> deze gebieden kennen een hogere doorbloeding
- Let op! Druknecrose --> wissel van plaats
- Let op! Fouten in meetsignalen --> slechte perfusie, nagellak
2.2.3 CAPNOGRAFIE
- Een capnometer geeft informatie over de effectiviteit van het elimineren van CO 2 uit het lichaam via het pulmonaal
systeem = Ventilatie
- Men meet dus Koolzuurconcentratie (CO2) van de uitgeademde lucht en dit op het einde van de expiratie = End tidal
CO2 (Et CO2) --> weergegeven in mmHg of in volumeprocent
- Normaalwaarde voor de etCO2 liggen tussen de 34 en 45 mmhg
- Sterk verband tussen de EtCO2 en de hvlh CO2 in het arterieel bloed (PaCO2)
- Geeft Info over alveolaire ventilatie en perfusie (dus ook transport van CO2) en het cel metabolisme
--> CO2 is het afvalproduct van aerobe glycolyse in de cel, dit vraagt voldoende DO 2 = lage waarden is weinig aerobe
verbranding thv de cellen
Bv: Als je CO2 niet naar buiten geraakt, zal je pH dalen --> verzuring respiratoire acidose
Bv: bij reanimatie geen hoge waarde, omdat er weinig aeroob verband wordt
- Capnometrie = enkel cijfer
- Capnografie = curve + getal
8
,2.2.3.1 ONDERLIGGENDE PRINCIPE VAN DE CAPNOGRAFIE
- Het principe van een capnograaf berust op het feit dat CO2 specifiek
geabsorbeerd wordt door infrarood licht
- Hoe meer CO2 er aanwezig is hoe meer infrarood licht wordt
tegengehouden en hoe minder licht wordt gedetecteerd aan de
fotoreceptor
2.2.3.2 MANIEREN VAN CO2 METING
- De meting kan op 2 manieren gebeuren
Mainstream methode Sidestream methode
Mainstream toestellen meten de uitgeademde CO2 Hier wordt continu een staal van het uitgeademde gas
onmiddellijk in het beademingssysteem (in buisje zelf) weggezogen en buiten het beademingscircuit (staaltje)
van de patiënt met een sensor die gelokaliseerd is in door middel van een capnograaf geanalyseerd -->
een adapter op de endotracheale tube merendeel van de metingen
2.2.3.3 PRAKTISCHE AANDACHTSPUNTEN
- Een volwaardig capnogram geeft volgende metingen weer
• Et CO2
• Een CO2 golfvorm: RR = AH/min
• Het aantal ademhaling per minuut of airway respiration rate (awRR),
berekend via de CO2-golfvorm
• Laagste CO2 waarde gemeten bij inspiratie = im CO2 - Inspiratie = quasi zwakke
- Curve is belangrijk! --> uit de vorm van een capnografie kan je veel informatie halen lijn
Bv: je ziet of iemand een bronchospasmen heeft - Expiratie = CO2 stijgt
Bv: Pt kan nog niet voldoende goed ademen --> repularisatie zichtbaar = bulten in lijnen
- Capnografie kan toegepast worden bij invasief beademende of spontaan beademende patiënten
- Steeds te gebruiken bij Invasief beademend patiënten = sensor (al dan niet disposable) tussen het beademingscircuit
geïnstalleerd (deconnectiealarm, geen CO2)
Bv: apnoe of accidentele extubatie v/d patiënt
- Steeds te gebruiken bij Niet-geïntubeerde of patiënten onder tracheacanule = nasale canule waarlangs via een dubbel
lumen ook zuurstof kan worden toegediend
- Capnografie is ook een van de meest betrouwbare manieren om te controleren of na intubatie de endotracheale tube
in de trachea werd geplaatst en niet in de oesophagus (er zal geen capnografiecurve waarneembaar zijn, aangezien er
ook geen CO2 aanwezig is)
9
, 2.2.4 BASISCOMPONENTEN VAN HET ARTERIËLE BLOEDGAS
- In tegenstelling tot Pulseoxymetrie en capnografie vraagt een arteriële bloedgasanalyse een invasieve interventie
- Er wordt via een rechtstreekse arteriële punctie of een aanwezige arteriële katheter een bloedstaal afgenomen en
geanalyseerd
- Plaats van afname = Perifere arterie --> A. Radialis
- De analyse kan verschillende parameters bevatten, een standaard analyse bevat volgende elementen
• pH
• PaO2
• SaO2
• PaCO2
• HCO3-
pH = Zuurtegraad - Potentia Hydrogenii --> Geeft de zuurtegraad voor een waterige oplossing
weer
- pH-schaal = 0 (zeer zuur) tot 14 (zeer alkalisch)
Is de verhouding tussen het • Oplossingen met een pH onder 7 = zuur
metabole component (HCO3-) en • Oplossingen met een pH boven de 7 = basisch
het ventilatoire component - De pH-waarde staat in rechtstreeks verband met de concentratie van vrije
(PaCO2) waterstof in een oplossing (H+) --> omgekeerd evenredig met pH
- Een zuur is een stof die in een waterachtige oplossing H+ vrijgeeft en dus de
pH doet dalen = hoe hoger de pH, hoe alkalischer, hoe minder H+
- Normaalwaarde --> 7,35 -7,45
• De pH van ons bloed dient strikt begrensd te blijven tussen 7,35 en
7,45!
• Er is een grote biochemische activiteit in ons lichaam waarbij
enzymen een grote rol spelen, deze hebben een optimum pH nodig
waarbij optimale activiteit vertoond wordt
- Indien we van ideale waarden afwijken spreken we van
• Acidose = een primair fysiologisch proces dat, indien het alleen
optreedt, een acidemie veroorzaakt --> Acidemie = pH bloed < 7,35
• Alkalose = een primair fysiologisch proces dat, indien het alleen
optreedt, een alkalemie veroorzaakt --> Alkalemie = pH bloed > 7,45
PaO2 = Partiële zuurstofspanning - PaO2 staat voor de partiële gasdruk van O2 in het arterieel bloed = arteriële
zuurstofspanning (%)
- Hoeveelheid ongebonden zuurstof in het bloed
Geeft aan hoe effectief het - Normaalwaarde --> 80-100 mmHg
respiratoire systeem werkt = - Een tekort aan arterieel zuurstof = hypoxemie
ventilatoire parameter • Milde hypoxemie = PaO2 79-70 mmHg
• Matige hypoxemie = PaO2 69-60 mmHg
• Ernstige hypoxemie = PaO2 59-50 mmHg --> actie ondernemen
• Extreme hypoxemie = PaO2 < 40 mmHg --> direct levensgevaar
- Er is een verschil tussen de term hypoxemie en hypoxie
• Hypoxie duidt op een tekort aan zuurstof in de weefsels mogelijks
tgv hypoxemie
• Anoxie is de afwezigheid van zuurstof in de weefsels en leidt tot de
dood
--> Let op! Je kan hypoxie hebben en toch een goede saturatie
hebben
Bv: Sepsis --> O2 geraakt niet tot in de cellen maar wel in het bloed
SaO2 = arteriële zuurstofsaturatie - SaO2 is de arteriële zuurstofsaturatie, weergegeven in %
of verzadiging hemoglobine - Geeft het percentage van het met zuurstof gebonden hemoglobine weer =
O2Hb
- Deze waarde is in principe gelijk aan de perifere saturatie gemeten met een
pulsoxymeter
• Waarde van SaO2 is bekomen via arteriële bloedgasanalyse in
tegenstelling tot bepaalde saturatie, effectief gemeten en niet
berekend
10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller florencelamberts. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $16.61. You're not tied to anything after your purchase.