100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting leeswerk Themacollege Sociaaleconomische Geschiedenis (Drukker en MacRaild & Taylor) (LGX257B10) $7.49
Add to cart

Summary

Samenvatting leeswerk Themacollege Sociaaleconomische Geschiedenis (Drukker en MacRaild & Taylor) (LGX257B10)

1 review
 83 views  6 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting bevat alles wat je hebt moeten lezen voor het themacollege sociaaleconomische geschiedenis! Als je in dit korte tijdsbestek van 3 weken geen tijd hebt gehad om bij te blijven met het leeswerk, is deze samenvatting ideaal voor jou! Het is namelijk helemaal niet meer nodig om die sa...

[Show more]

Preview 4 out of 102  pages

  • No
  • Hoofdstuk 2 t/m 7 (+ h2-5 uit macraild & taylor)
  • February 22, 2022
  • 102
  • 2021/2022
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: JoeyOdolphy1 • 1 year ago

avatar-seller
SAMENVATTING SOCIAALECONOMISCHE GESCHIEDENIS
Drukker: 2. The origin of traditional economic history........................................................1
Drukker: 3. The École des Annales as historical avant-garde..............................................7
Drukker: 4. The advance of the new economic history in the United States.....................12
Drukker: 5. Sadder and wiser: The Socratic contribution of the NEH................................17
Drukker: 6. Black holes in the neoclassical universe.........................................................25
Drukker: 7. À la recherche de l’histoire économique perdue............................................42
MacRaild & Taylor introduction......................................................................................... 55
MacRaild & Taylor 2: Fruit of a ‘special relationship’? Historical sociology........................57
Macraild & Taylor 3: ‘A mass of factors and influences?’ Systemic, ‘Total’ and
‘comparative’ histories..................................................................................................... 67
MacRaild & Taylor 4: Social structure and human agency in historical explanation..........78
Macraild & Taylor 5: ideology, mentalité and social ritual: from social history to cultural
history............................................................................................................................... 96



J.W. DRUKKER - THE
REVOLUTION THAT BIT ITS OWN
TAIL. HOW ECONOMIC HISTORY
CHANGED OUR IDEAS ON
ECONOMIC GROWTH
DRUKKER: 2. THE ORIGIN OF TRADITIONAL ECONOMIC HISTORY
2.1 ECONOMISCHE GESCHIEDENIS BEPAALD DOOR DE VERWOORDING VAN DE
VRAAG
Alle historici doen in feite hetzelfde: het beantwoorden van vragen over het verleden van
het menselijke ras door het omschrijven van bepaalde aspecten van het verleden –
namelijk de aspecten die de historicus als belangrijk ziet in het licht van zijn
onderzoeksvraag – en deze te plaatsen in een coherent perspectief. Het verschil tussen
‘algemene’ geschiedenis en economische geschiedenis ligt dan in de keuze van dat
perspectief. Economische aspecten hebben altijd al een rol gespeeld in de historiografie,
dus waarom werd economische geschiedenis pas eind 19e eeuw erkent als een
onafhankelijk studieveld? Vanaf de 2e helft van de 19e eeuw kwam er een nieuw type
historiografie op: in plaats van dat het economische perspectief één van velen was in de
geschiedenis van het menselijke ras, is het nu de énige. De economische historicus doet
vrijwillig oogkleppen op: elke vraag over de geschiedenis van het menselijke ras wordt
beantwoord via het economische perspectief in economische geschiedenis. Deze
methodologie ontwikkelde zich niet uit specialisering binnen de algemene geschiedenis in
de 19e eeuw, maar ligt geworteld in de economie.

,2.2 LEVENS- EN SOCIALE WETENSCHAPPEN IN DE NEGENTIENDE EEUW:
POSITIVISME ZEGEVIERT
De ontwikkeling van de natuurwetenschappen (oorsprong Renaissance, bloeiperiode
Verlichting) werd gevolgd door een overname van de levens- en sociale wetenschappen.
Economie, sociologie, psychologie en geschiedenis ontwikkelden zich geleidelijk tot
wetenschappelijke disciplines; in deze emancipatie lieten zij hun empirisch-georiënteerde,
literair beschrijvende methode geleidelijk los en namen ze het positivisme over van hun
natuurwetenschappelijke voorganger. Positivisme dicteerde dat kennis gebaseerd moest
zijn op empirische feiten, vrij van metafysische speculatie. Deze empirische feiten
fungeren dan als bouwblokken voor een streng logisch-hypothetische theorie: een
beschrijving van de manier waarop de waargenomen verschijnselen causaal met elkaar in
verband zouden worden gebracht. Verificatie van de voorspellingen afgeleid van die
theorie zouden dan moeten bewijzen of de causale verbanden gepostuleerd door de
theorie correct waren (verschijnsel  voorspelling/hypothese  testen  conclusie). In
alle levens- en sociale wetenschappen werd deze methode in een zekere mate
overgenomen, behalve in geschiedenis.
2.3 GESCHIEDENIS IN DE NEGENTIENDE EEUW EN DE ROL VAN HISTORICISME
Onder historici begon het denken van historicisme (exact het tegenovergestelde van
positivisme) te domineren: het idee dat individueel en sociaal leven in al zijn facetten een
uniek proces vormt dat zich ontvouwt in de loop van de tijd en dat het, om die reden,
geen vaste patronen volgt. Historicisme stelt dat alle culturele fenomenen – ook
wereldbeelden – onderdeel vormen van het proces van historische evolutie waardoor het
onmogelijk is voor de onderzoeker om een positie in te nemen die ongebonden is aan het
historische proces waarin hij zelf onderdeel is. Volgens deze denkwijze zijn vaste
historische patronen een illusie. Het verschil tussen natuurwetenschappen en levens- en
sociale wetenschappen volgens historicisten:
Natuurwetenschappen: Levens- en sociale wetenschappen:
Nomothetisch van aard: de Ideografisch van aard: de
wetenschapper heeft de taak om wetten wetenschapper moet proberen om in zijn
te ontdekken die omschrijven hoe hoofd op basis van een kritische studie
natuurlijke fenomenen onderling van bronnen het unieke proces dat in het
verbonden zijn. verleden zich heeft ontvouwen te
reconstrueren en deze zo betrouwbaar
mogelijk te omschrijven.
De ideografische aanpak leidt niet tot een wet of een theorie, maar tot een beschrijving
van een uniek proces die zichzelf nooit zal herhalen op die manier.
2.4 POSITIVISME EN HISTORICISME ZIJN METHODOLOGISCH ONVERENIGBAAR
Positivisme en historicisme als fundamentele principes staan loodrecht tegenover elkaar.
Door de historistische aanpak van geschiedenis enerzijds, en de positivistische aanpak
van sociologie, economie en psychologie anderzijds, groeiden deze disciplines steeds
meer uit elkaar op methodologisch gebied.
2.5 ECONOMIE EN SOCIOLOGIE FACILITEREN NIET
LABORATORIUMEXPERIMENTEN
Het probleem van een aantal van deze nomothetische levens- en sociale wetenschappen
(vooral sociologie en economie) is dat ze op één cruciaal aspect niet de methodologie van
de natuurwetenschappen konden overnemen: de gecontroleerde experimenten om
hypotheses afgeleid van theorie te testen. De enige optie voor deze disciplines is het
afnemen van comparatief historisch onderzoek, oftewel het onderzoeken of de relaties
aangenomen in theorie, die volgens deze theorie zouden moeten leiden tot bepaalde
uitkomsten, overeenkomen met ervaringen in het verleden. Historicisten waren ervan

,overtuigd dat het verleden van de mensheid en de maatschappij niet geschikt waren voor
deze rol!
2.6 DE METHODENSTREIT : ‘NEOKLASSIEK’ VERSUS ‘HISTORISCHE SCHOOL’
Dit methodologische conflict ontplofte in de 2e helft van de 19e eeuw, eerst in Duitsland
en Oostenrijk (Methodenstreit) en dit conflict luidde de geboorte van economische
geschiedenis als onafhankelijke discipline in. Om in succes te meten aan de
natuurwetenschappen hadden vooral theoretische economen in de loop van de 19 e eeuw
zich sterk wegbewogen van de empirische, descriptieve methode toegepast door de
zogeheten ‘Klassieke School’ (opkomst 2 e helft 18e eeuw, Adam Smith, David Ricardo &
Jean Baptiste Say) naar de formele, deductief-georiënteerde en vooral mechanica-
gerelateerde analyse van economische fenomenen in de 2 e helft van de 19e eeuw: de
Neoklassieke School (Alfred Marshall, William Stanley Jevons & Léon Walras). Deze
formalisering initieerde een nieuwe specialiteit, de mathematische economie, waardoor
de natuur van economie drastisch veranderde. De herformulering van de theorie
(verbaal-descriptiefmathematisch) opende de mogelijkheid om de theorie te
onderzoeken op zijn logische consistentie. Een theorie was volgens de neoklassieke
auteurs ‘waar’ en universeel valide als de fundamentele principes exact gedefinieerd
waren en de aannames waarop de theorie was gebaseerd niet tegenstrijdig waren aan
het empirische bewijs, en de theorie zichzelf niet tegensprak.
In de levens- en sociale wetenschappen is het risico echter veel groter dan in de
natuurwetenschappen dat alle types van normatieve statements – in feite niets meer dan
subjectieve waardeoordelen van de persoon die de theorie ontwikkeld – onbedoeld
onderdeel worden van het theoretische construct (oftewel: in plaats van te omschrijven
hoe een systeem is samengesteld, beschrijven hoe een systeem idealiter samengesteld
zou moeten zijn). De claim van universaliteit verloopt dan aangezien de theorie niet meer
beschrijft ‘hoe het is’, maar (i.i.g. deels) omschrijft ‘hoe het kan of moet zijn’. In het
neoklassieke paradigma is het lastig om de subjectieve en normatieve elementen in de
theorie te scheiden van de objectieve.
De evolutie Klassieke  Neoklassieke School impliceert dat het denken van
Engelse economen in de 2e helft van de 19e eeuw tot een belangrijke mate beïnvloed was
door de ideeën van Adam Smith en David Ricardo. De Wealth of Nations waar Smith over
schreef kon gepromoot via de internationale specialisatie en verdeling van arbeid. Dit
proces kon alleen optimaal opkomen binnen een kader van ongehinderde performance
van nationale en internationale markten  de verzekering van een stabiel, algemeen
geaccepteerd, internationaal uitwisselingsmiddel werd gezien als een vereiste. Onder
deze ‘ideale’ omstandigheden zou de competitie ervoor zorgen dat alle goederen en
diensten aan de klanten overal en altijd werden aangeboden voor de laagst mogelijke
prijs. Optimale besteding (en voorspoed van alle volken) zou ‘automatisch’ voorkomen in
een compleet ongehinderde operatie van markten, als de vrije toegang tot deze markten
was verzekerd en er geen monopolies bestonden, via het werk van het prijsmechanisme
(de onzichtbare hand van Adam Smith).
2.7 ECONOMISCH-POLITIEKE ACHTERGRONDEN VAN DE METHODENSTREIT
Vooral Angelsaksische en Franse economen domineerden de Neoklassieke School + in de
2e helft van de 19e eeuw kwam meer dan de helft van de industriële wereldproductie
vanuit Engeland en de VS  minder geïndustrialiseerde landen (bv. Oostenrijk)
reageerden negatief op het neoklassieke paradigma. Duitsland en Oostenrijk probeerden
in deze periode een eigen industrie te cultiveren, achter beschermende tariefmuren om
te ontsnappen aan de enorme industriële suprematie van Engeland. Omdat een enorme
sociale transformatie zoals industrialisatie veel geld kost, moesten deze landen hun eigen
opkomende industrieën in de eerste fase beschermen met importtarieven tegen
buitenlandse industriële producten. Deze infant industry protection argument van Duitse

, economen werd als onacceptabel gezien door hun Engelse collega’s, aangezien hun
geloofden in de neoklassieke theorie van ongehinderde operatie van markten (tarieven =
hinder). De neoklassieke theorie claimde universaliteit en toonde door de generaties
heen een onaantastbare logische consistentie, waardoor de Duitse economen geen poot
hadden om op te staan tegen hun Engelse collega’s. Om toch in de aanval te gaan
besloten de Duitsers zich niet te richten op de theorie zelf, maar op hoe hij was ontstaan.
Hierbij zochten ze steun van de historici die tegen de nomothetische natuur van de
humanistische wetenschappen waren. Het Duits-Angelsaksische debat ontstond dus uit
economisch-politieke motieven, maar kristalliseerde zich tot een methodologisch conflict:
de Methodenstreit.
2.8 DE ESSENTIE VAN DE METHODENSTREIT : INDUCTIE VERSUS DEDUCTIE
Ook in het Duitssprekende gebied waren er neoklassieke economen, vooral in Wenen was
er een groep geleerden die goed gezind waren tot het positivisme, onder wie econoom
Carl Menger. Hij had samen met zijn studenten Friedrich von Wieser en Eugen von Böhm-
Bawerk zulke belangrijke theoretische verfijningen van het neoklassieke paradigma
geïntroduceerd waardoor deze bijdrage aan de geschiedenis van economisch denken nog
steeds bekend staat als de Oostenrijkse School. Menger was in zijn werk zeer kritisch op
het historicisme als basis van de sociale wetenschappen, waardoor hij veel kritiek kreeg
van zijn meer historisch aanhangende collega’s, zoals Gustav von Schmoller en Karl
Bücher. Deze laatste twee stelden dat het Neoklassieke denken ongeschikt is voor het
economische systeem omdat het zijn methode haalde uit de natuurwetenschappen. Elk
economisch systeem was volgens hen historisch gebonden en kan daarom alleen
validiteit hebben voor de specifieke historische omstandigheden van de periode voor
welke deze was geformuleerd (invloed historicisme).
Aanhangers van de Historische School vonden daarom dat economie gebruik
moest maken van een andere methode. De natuurwetenschappen kwamen tot hun
universele theorieën via de methode van deductie: de logische en consistente
constructie op basis van een aantal hypothesen die niet tegenstrijdig zijn met empirisch
bewijs. Voor economie was dit niet mogelijk, omdat de manier waarop de maatschappij is
georganiseerd altijd het resultaat is van een historisch ontwikkelingsproces die op
zichzelf uniek is. Hierdoor moet economie gebruik maken van de methode van
inductie: de – in principe oneindige – verzameling van empirische data over de
oorsprong van die maatschappij om te komen tot een bepaalde mate van generalisatie;
de formulering van een ‘theorie’, die met het oog op de methode die wordt toegepast,
eerder de natuur zou hebben van een historische beschrijving van de manier waarop de
economische organisatie van de onderzochte maatschappij ontwikkelde.
Natuurwetenschappen: Levens- en sociale wetenschappen:
Methode van deductie: wijze van Methode van inductie: wijze van
redeneren waarbij men, uitgaande van het redeneren waarbij men uit het bijzondere
meer algemene, het bijzondere afleidt. het algemene afleidt.
2.9 VAN HISTORISCHE SCHOOL TOT TRADITIONELE ECONOMISCHE
GESCHIEDENIS
De Methodenstreit luidde een serieus schisma in binnen de economie: theoretische
economen behielden het principe van deductie, terwijl de inductie-georiënteerde
Historische School van Von Schmoller door de jaren heen aan volgelingen won buiten
Duitsland en Oostenrijk maar alsnog maar een beperkte bijdrage leverde aan
economische theorie (zat te veel vast in het pre-theoretische stadium; het verzamelen
van historische data). De bijdrage van de Historische School aan economische theorie
bleef beperkt tot historische beschrijvingen van de ontwikkeling van economieën, die
altijd in de vorm van de Stufen-theorie (theorie van fasen) werd gegoten. Typisch voor
zo’n fasen-theorie was dat het gehele ontwikkelingsproces van een economisch systeem
werd geperst in een keurslijf van de gefaseerde ontwikkeling van een element, gezien als

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jolijnrijpma. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.49. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.49  6x  sold
  • (1)
Add to cart
Added