Door in face = asking for big request people will refuse then ask smaller one
which they’re likely to agree to
Foot in door = ask for smaller request more likely to say yes to bigger one
Descriptive = wat mensen echt daadwerkelijk doen
Injunctive = wat ze eigenlijk zouden moeten doen
College 1
Axioma = basisassumptie
Sociale psychologie = manieren waarop gedachten, gevoelens en gedragingen worden
beïnvloed door aanwezigheid van anderen.
Fascinatie voor invloed sociale situaties en individuele verschillen
Brede en precieze discipline
Eigenstandige discipline en unieke combinatie verschillende wetenschappelijke disciplines
Alles behalve H2 leren
SP over grote levensvragen en oplossen maatschappelijke problemen
Ebbinghaus illusion = omgeving cirkels bepaalt illusie of groot of klein lijkt
Social construals = mens construeert eigen sociale realiteit in termen van
persoonseigenschappen
Fundamentele attributiefout = oorzaken gedrag toeschrijven aan persoonlijke
eigenschappen
Self-fulfilling prophecy = perceptie/verwachting zal bevestigd worden: pygmalion
effect/ovidius
Mensen zeggen eerder ‘zie je wel’ op basis van assumptie i.p.v. fout toegeven.
Axioma’s:
- Mens is een sociaal dier: beïnvloed door onze omgeving
- Denken/doen/voelen is functie van ‘ons Persoon’ X ‘Situatie’
- Mens construeert eigen realiteit. Eigen interpretatie van situatie belangrijk
- Twee manieren informatie verwerken: gecontroleerd
(systematisch/centraal/rationeel) vs. Automatisch
(heuristisch/perifeer/experiëntieel). Automatisch vaak als je niet anders kunt. Soms
ook beide, niet absoluut.
Mag ik even voor? 60% OK
Mag ik even voor, ik heb haast? 94% OK
Mag ik even voor, want ik wil paar kopieën maken? 93% OK (eigenlijk zelfde als 1 e situatie
maar de ‘want’ is oorzaak van hoge percentage).
Confirmation bias = vragen stellen die hypothesen bevestigen, terwijl strikt genomen
hypothesen eigenlijk alleen maar gefalsifieerd kunnen worden.
Hindsight bias = gedachten aanpassen aan beschikbare informatie om slim over te komen
geest is lenig: OJ Simpson 1st (voorbedachte rade) of 2nd degree murder. Na veroordeling
pasten mensen hun mening aan.
Cold-hot empathy gap = niet goed kunnen verplaatsen tot je in de situatie zit
,SP’s: onderwerpen zorgvuldig beschrijven, voorspellen en beïnvloeden d.m.v. bruikbare
theorieën en goed onderzoek.
Conforming or not?
Important not important
Niet ambigu minder wel
Ambigu wel minder
College 2
Lewin (grondlegger SP): veldtheorie = mensen in voortdurend veranderend krachtenveld
Gedrag = persoon X situatie
Latané: social impact theory = sociale beïnvloeding hangt af van:
- Aantal anderen dat druk uitoefent
- Waarde gehecht aan bron van druk (sterkte)
- Nabijheid van bron (fysiek of mentaal)
Oorzaken conformiteit:
- Informationeel: noodzaak om accuraat te zijn (na informatie-onzekerheid), rationeel
- Normatief (Asch): behoefte om geaccepteerd te worden, soms minder rationeel
Asch: Niet ambigue test (lijntjes) mensen conformeren alleen aan fout antwoord als ze
antwoord moeten uitspreken in bijzijn van anderen. Niet informatief want je weet juiste
antwoord.
Milgram: 65% gaf 450V. Waarom?:
- Belang autoriteit
- Afschuiven verantwoordelijkheid
- Nabijheid professor
- Geen ongehoorzame anderen
Persoonsperceptie vs. Zelf-perceptie
Zelf-perceptie door:
- Ogen van anderen: attributie (je bent netjes) veel effectiever dan persuasion (je
moet netjes zijn)
- Sociale omgeving als referentiekader: Festinger: sociale vergelijking, kennis/kunde is
relatief
- Biases: jezelf beter vinden bijvoorbeeld, Self-serving attributional bias: succes aan
jezelf toekennen, falen aan situatie
- Emoties als info: emoties zijn embodied: boos kijken negatievere gedachtes.
Onderzoek replica andere resultaten want in replicatie camera in gezicht.
Slow science voor integere wetenschapscultuur
,Attitudes = evaluatieve gedachtes over sociale omgeving en zaken daarin
Descriptieve norm = wat mensen gewoonlijk doen (praktijk)
Injunctieve norm = wat mensen goedkeuren (theorie)
Attitudes gevormd door normen en socialisatieprocessen
1$ vs. $20 om te liegen dat saaie taak leuk was tegen volgende pp
1$ groep vond daadwerkelijk leuker, omdat ze voor $1 niet genoeg motivatie hadden om te
liegen (insufficient justification effect) maken ze zichzelf wijs dat ze het echt leuk vonden
(cognitive dissonance: Festinger)
Azjen: Theory of planned behavior:
ABC
A = wisselwerking tussen:
- Attitude
- Subjectieve norm
- Waargenomen controle
B = intentie
C = gedrag
Attitudes veranderen door:
1. Zonder gedachten:
a. Klassiek conditioneren
b. Subliminaal primen
2. Oppervlakkige gedachten (heuristisch): beroemdheden nadoen
3. Systematisch nadenken: motivatie en cognitieve capaciteit
College 3
Sociale cognitie = hoe mensen over zichzelf en hun sociale wereld denken: info selecteren,
interpreteren, onthouden en gebruiken bij oordelen/beslissen
Ongewenste gedachtes onderdrukken moeilijk, want je moet eerst iets signaleren voor je
kunt onderdrukken dieet moeilijk.
Stereotypen onderdrukken juist bekrachtiging stereotype
Je kunt wel tegenovergestelde doen dan stereotype
Voor stereotype onderdrukken motivatie en cognitie nodig
Automatische invloeden op gedrag als:
1. Niet bewust
2. Niet intentioneel
3. Niet controleerbaar
4. Efficiënt
Automaticiteit is continuum, enerzijds automatisch anderzijds gecontroleerd gedrag.
Relatie affect – cognitie
Mood congruency: positieve stemming positieve gedachtes
Schachter: two factor theory of emotion:
- Fysiologische opwinding (arousal)
, - Gebruik van info om opwinding aan te attribueren
Niet geïnformeerd over effect adrenaline meer euforie
Iemand fixen na arousal (hangbrug) meer kans
Social priming: denken aan hooligans meer anarchistisch (effect niet groot/betwist)
Schema = mentale structuur waarin info georganiseerd ligt opgeslagen
Schema over personen, rollen, groepen, attitudes, gebeurtenissen etc.
Welke schema’s gebruiken we, hangt af van?:
- Toegankelijkheid = gemak waarmee schema naar boven komt
o Chronisch (individuele verschillen)
o Contextueel (situationele verschillen)
- Toepasbaarheid: stimulus-schema fit
- Doelen
Schema’s functioneel:
- Makkelijke overkoepelende kennisstructuren
- Heuristieken = snelle beslissingsregels (vuistregel)
Schema’s kunnen tot fouten leiden door:
- Self-fulfilling prophecy
- Biased assimilation = ambigue handelingen inkleuren
- Belief perseverance = geloof/overtuiging beïnvloedt jouw kijk
Heuristische processen
- Representativiteitsheuristiek: hoeveel lijkt het op wat je kent?
- Beschikbaarheidsheuristiek: hoe beschikbaar in geheugen?
- Ankering: kleuren jouw inschatting van kansen: 1x2x3x4x5<5x4x3x2x1
Base-rate fallacy: ten onrechte de logische verwachting negeren op basis van specifieke info.
Priming = stimuli opgeslagen kennis activeren en voorbereiden
Ankering = vorm van priming waarin getal als anker gebruikt wordt voor numerieke
oordelen in andere context
Counterfactual thinking = discrepancy what is vs. What could’ve been regret
2nd place less happy than 3rd place. Hoe gemakkelijker je je ideale resultaat kunt voorstellen
(winst), hoe meer spijt
Spijt: actie vs. Inactie
Korte termijn meer spijt van actie
Lange termijn meer spijt van inactie
College 4
Maslow Pyramid: physiological – safety – love – esteem – actualization
Sociale facilitatie = aanwezigheid anderen verbeterd prestatie (vaak eenvoudige taken)
Social impairment = aanwezigheid anderen verslechterd prestatie (vaak moeilijke taken)
Moeilijkheid = dominantie van taak-respons
Goede spelers beter met publiek
Slechte spelers beter zonder publiek
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller abcdenizz. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.04. You're not tied to anything after your purchase.