100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Hersenen & Cognitie H8, 9, 11, 12, 13 + module 12.3 + articles TCP/Zillmer (Cognitie & Gedrag) $5.39   Add to cart

Summary

Samenvatting Hersenen & Cognitie H8, 9, 11, 12, 13 + module 12.3 + articles TCP/Zillmer (Cognitie & Gedrag)

 1 view  0 purchase
  • Course
  • Institution

Hersenen & Cognitie H8, 9, 11, 12, 13 + module 12.3 + articles TCP/Zillmer (voor het vak Cognitie & Gedrag)

Preview 4 out of 38  pages

  • February 23, 2022
  • 38
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
College 8-3
Flashbulb memory = mensen beweren nauwkeurig geheugen te hebben bij ingrijpende
gebeurtenissen (niet foto-achtig want niet betrouwbaar)
Grote discrepantie tussen retrieval kort na event en lang na event ondanks dat mensen heel
zeker zijn van accuraatheid geheugen
Source monitoring = kijken naar de bron van de herinnering
Cryptomnesia = ten onrechte denken dat je een origineel idee hebt
Pragmatic inference = invulling aan de hand van verwachting op basis van kennis/dingen
meent te herinneren, omdat je denkt dat het zo moet gaan
We vullen geheugen aan met schema’s = groepen van objecten die samengaan
Of met scripts = kennis over volgorde van gebeurtenissen
Vraagstelling (crash vs. Raken) beïnvloedt geheugen
Geheugens kun je implanteren


College 9
Leren = any process through which experience at one time alters behavior at future time
Experience = info ontvangen uit omgeving door sensorische systemen
Behaviorisme kijkt naar waarneembare relatie stimulus en respons
Descartes (cogito ergo sum) was dualist  immateriële ziel onderscheidt ons van dieren
Voor reflex geen ziel nodig. Pijnappelklier seat of soul want niet gelateraliseerd
Leren van gedrag begint simpel  meer complex
Non-associatief leren:
- Habituatie = voor sommige stimuli die herhaald worden word je minder gevoelig tot
je ze zelfs bijvoorbeeld niet meer hoort (wekker). Afzwakken van reactie bij
herhaalde prikkeling, die geen voordeel of nadeel brengt.
- Sensitisatie = voor sommige stimuli word je gevoeliger (ergernis). Versterken reactie
bij herhaalde prikkeling door bijvoorbeeld schadelijke stimulus (schok)
Associatief leren:
- Klassiek conditioneren (Pavlov): US (food) combineren met neutrale stimulus (bel)
maakt bel een CS. Door eten speeksel is UR maar met bel is CR.
Wet van associatie door nabijheid (contiguity) = kort opeenvolgende gebeurtenissen
worden geassocieerd met elkaar. Generalisatie = als rood CR dan oranje ook iets
mildere respons. Discriminatie = als rood CR en oranje geeft niets dan oranje niet CR
One trial learning = giftig eten. Blootstellingstherapie om extinctie van klassieke
conditionering te faciliteren. Passief.
- Operationeel (instrumenteel) conditioneren (Skinner/Thorndike): Thorndike: Law
of effect = response that produce satisfying effect  more likely to occur again in
that situation, discomforting effect vice versa. Actief (consequentie van respons).
Skinner ging om meerdere herhalingen  trainen = shaping. Stoppen met
bekrachtiging  uitdoven = extinctie. Partiële bekrachtiging (tussen continue
bekrachtiging en uitdoving) maakt meer resistent tegen uitdoving. Gevoelig voor
gokverslaving = gevoelig voor variabele schema’s. Chaining = gedragingen aan elkaar
rijgen, iedere afgelopen actie wordt bekrachtiger. Positieve bekrachtiging =
frequentie gedrag verhogen door te geven. Negatieve bekrachtiging = vervelende
stimulus wegnemen. Positieve straf = niet zo leuke stimulus geven. Negatieve straf =
leuke stimulus wegnemen. Doel straf = onwenselijk gedrag verminderen.

, Tolman: latent leren (blackbox) = ratten leren wel degelijk map zelfs als het niet
nodig is
Observational learning: leren door imitatie. Zeer cognitief en sociaal. Angsten kunnen ook
overgenomen worden. Geweld in video’s en spellen maakt kinderen minder gevoelig voor
geweld en ze gaan ook imiteren. Apen meer duidelijke spiegelneuronen dan mensen.
Nucleus accumbens (reward circuit).
LTP (long term potentiation) is sensitisatie
LTD (long term depression) is habituatie


College 10
Meeste psychologie: pas mens aan wereld aan
Toegepaste cognitieve psychologie (TCP): pas wereld aan mens aan, is psychologie over
dingen/het ontwerp.
TCP: oplossen problemen in de echte wereld. Interface moet aangepast zijn aan gebruiker.
Naast nuttig moeten dingen ook entertaining zijn. AR en VR ook TCP.
Haptische perceptie: door voelen briefje (500) detecteren
Leuke reclames zijn niet altijd effectief
Immersie = onderdompeling. Serious gaming = ander doel dan puur entertainment
Kort licht  meer depressiviteit  meer alcoholisme
Nudging = onbewust keuze van mensen beïnvloeden
Empirisch onderzoek belangrijk voor TCP om theorie te testen in praktijk
Visuele uiting = hoe iets eruitziet en de boodschap overdraagt (bord, label)
Door constante oogbeweging lijkt alles scherp
Naked eye test = voor je uit kijken: tot hoever je in periferie kunt waarnemen
Ouderen hebben meer contrast en licht nodig
Flankers = afleidende letters om doel-letter heen
Opvallendheid = kunnen zien als je er niet naar kijkt
Moet zichtbaar zijn en genoeg contrast met achtergrond hebben
Crowding = omringende drukte
Zichtbaar = je kunt zien als je er naar kijkt
Genoeg luminantiecontrast en genoeg grootte
Doel minder opvallend als:
- Flankers dichter bij doel
- Doel verder in periferie
- Flankers meer lijkt op doel
Mensen zeer gevoelig voor rood/groen
5% mannen rood-groen deficiënt, vrouwen <0,01%
Rood/groen niet equi-luminant op elkaar plaatsen, want geen info meer voor kleurenblinde
Naast kleurcodering ook plaatscodering (stoplicht)
Visuele veld bevooroordeeld
Banner aantrekkelijk: felle kleuren en bewegingen/geluiden
Banner blindness = mensen ongevoelig voor extreem opvallende ads enzo op site
Gezichten trekken aandacht
Gaze guidance = kijkrichting naar merk toe in ad
Periferie visuele veld gevoelig voor knipperen

,College 11
2 soorten bewustzijn:
- Toegang bewustzijn: gedachtes of acties rapporteren
- Fenomenologisch bewustzijn: subjectieve sensaties
Aandacht niet hetzelfde als bewustzijn
Descartes: cogito ergo sum  geest bestaat, lichaam ook = dualisme = twee verschillende
substanties. Gedachtes ook immateriële substanties
3 antwoorden op aard van bewustzijn:
- Dualisme
- Materialisme: causaliteit, materie, wetenschap. Explanatory gap = hoe kan neurale
activiteit ervaring verklaren. Hard problem of consciousness = hoe verklaar je hoe
het is om fenomenale ervaringen te hebben. Oplossing: bewustzijn is illusie (Daniel
Dennett).
- Idealisme (mentalisme): Birdley: fysieke dimensies zit in onze waarneming. Kers
bestaat alleen door sensaties die jij hebt.
Reductionisme = mentaal fenomeen terugbrengen naar mechanische verklaring
Kant: alle kennis begint met ervaring. Dingen bestaan alleen in de geest.
Corticale blindheid in deel van visuele veld: geen bewuste waarneming maar toch
onbewuste registratie = blindsight
Conceptuele kennis = kennis om objecten om je heen te herkennen en te begrijpen
Concept = mentale representatie van groep of individu (= multisensorisch)
Definities zijn ingewikkeld
Prototype = niet daadwerkelijk lid van categorie maar soort gemiddelde
Typicality effect = bepaalde objecten binnen categorie sneller genoemd dan anderen (appel
> lychee), want lijkt meer op prototype
Cueing  snellere RT als object meer lijkt op prototype die bij cue hoort
Examplar approach = we hebben examplars (daadwerkelijke voorbeelden van een categorie
gebaseerd op ervaring) in ons hoofd

Examplar approach:
- Small groups
- Highly variable categories
- Early in development
Prototype approach:
- Large groups
- Less variable groups
- When imagining average is plausible

Hierarchical semantic network = vertakte stamboom van categorisatie
Aangeven of zin correct is sneller als meer overlap tussen eigenschap en netwerk (hoe
dichter ze bij elkaar zitten) = bewijs dat we zo’n systeem/netwerk gebruiken
Kennis gerepresenteerd:
- Symbolisch: kennis op specifieke aanwijsbare plek
- Sub-symbolisch
Hebbian learning = nieuwe kennis  verbindingen versterkt.
Connectionisme = how learning can occur through strengthening/weakening of connections
between representations of pieces of info and behavioral responses

, PDP (Parallel Distributed Process) = verschillende processen tegelijk
Kennis gedistribueerd (zit in verbindingen van netwerk) niet lokaal (in een neuron)
Leasie van een neuron kon niet leiden tot geheugenverlies van map van muizenhok
Va vs. Ba = McGurk effect afhankelijk van of je naar lippen kijkt of niet  demonstreert
parallelle verwerking
Tussen input en output van neuronen ook hidden layers
Hoe leer je een AI netwerk wat een banaan is?
Hebbiaans leren = connectionistische modellen leren door verandering in het gewicht van
verbindingen:
- Unsupervised learning = weight changes zijn automatisch en in relatie tot mate van
associatie tussen inkomende activaties (zoals klassiek conditioneren)
- Supervised learning = weight changes in proportie tot de fout van de output. Om de
fout van de output te leren is er een leerpatroon nodig
Om te lezen moet relatie orthografie (hoe het eruitziet) en fonologie (hoe het klinkt) geleerd
worden
Deep learning = veel verschillende hidden layers trainen
Sub-symbolisch netwerk kan niet leren, symbolisch wel


College 12
Taal = shared, symbolic system for communication
Spraak en communicatie is niet zelfde als taal
Intuitie heeft impliciete kennis over taal: wat wel of geen woord is en over zinsopbouw.
Chomsky: Competence = kennis van taal en taalregels. Performance = daadwerkelijke
linguïstische gedrag van spreker
6000 talen in de wereld
Taal moet geleerd worden in kritieke periode: paar jaar
Taal is altijd:
- Arbitrair: klank is willekeurig (we kunnen nieuwe verzinnen)
- Communicatief
- Generatief:
o Eindige verzameling bouwstenen: woorden
o Eindige verzameling bewerkingen: regels
Beiden leiden tot oneindig grote verzameling structuren: zinnen
Sapir-Whorf’s: Linguïstisch relativiteitshypothese = taal vormt manier waarop je denk over
gebeurtenissen om je heen.
Als boven/onder of links/rechts taak congruent met eigen sense of time dan snellere RT
Grammatica = complete set van regels die alle toegestane zinnen genereert en welke geen
onacceptabele of slecht gevormde zinnen genereert.
Grammatica werkt op drie niveaus:
- Fonologie = geluiden van de taal
- Syntax = woordvolgorde
- Semantiek = woordbetekenis
Probleem van invariantie = gesproken geluiden veranderen afhankelijk van voorafgaande
geluid
Coarticulatie = overlappende articulatie van twee of meerdere fonemen in een woord
Ambigue zinnen interpretatie a.d.h.v. logica

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller abcdenizz. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.39
  • (0)
  Add to cart