Met deze samenvatting heb ik een 8 gehaald op het tentamen. Deze samenvatting bevat alle informatie behandeld in de kennisclips en het boek van week 1 t/m 6 die je moet weten.
Fysiologie 2.1 – Week 1
Leerdoelen Week 1
1. Je legt uit wat vitaminen, mineralen en spoorelementen zijn en benoemt belangrijke functies in het
lichaam.
2. Je benoemt factoren die de beschikbaarheid van vitaminen en mineralen kunnen beïnvloeden.
3. Je legt de termen deficiëntie en toxiciteit uit aan de hand van enkele voorbeelden.
4. Je legt de functie, opname, opslag, uitscheiding, toxiciteit en deficiëntie van de verschillende vitaminen
en mineralen uit.
Belangrijk dit semester: de specifieke kenmerken en details van alle micronutriënten worden niet
behandeld in de kennisclips. Deze moet je zelf halen uit de literatuur. De hoorcolleges dienen als rode
draad (basis) en geven de belangrijkste kenmerken/accenten weer, om de hoofd- en bijzaken te kunnen
scheiden. Maak zelf een overzicht van hoe de verschillende vitamines en mineralen zich gedragen in het
lichaam (denk aan de doorlopende opdracht).
L1. Je legt uit wat vitaminen, mineralen en spoorelementen zijn en benoemt belangrijke functies in
het lichaam.
- Over vitamines, mineralen en spoorelementen
o Micronutriënten = vitamines, mineralen en spoorelementen.
o Algemene kenmerken vitamines
§ Vitamines zijn altijd organische stoffen
= stoffen waaruit de levende natuur is opgebouwd;
• Organische stoffen hebben altijd koolstof en waterstof in de verbinding
• Het zijn stoffen die zowel kunnen leven als doodgaan, oftewel ze kunnen door micro-
organismen (mo’s) afgebroken worden.
• Kortom, ze bevinden zich altijd in de levende natuur, aldus producten uit de levende
natuur (planten, dieren, etc.).
§ Zijn betrokken bij de regulatie van lichaamsprocessen.
§ Ze leveren zelf geen energie bij afbraak (alleen macronutriënten kunnen dit), maar zoals
bijvoorbeeld B-vitamines spelen ze wel een belangrijke rol in het energiemetabolisme.
§ We hebben ze in kleine hoeveelheden nodig, denk aan microgram (mcg of ug) of milligram
(mg).
§ Ze zijn essentieel: dus we moeten ze uit de voeding binnenkrijgen, omdat ons lichaam ze zelf
niet kan maken. Maar, we hebben ze wel nodig voor een goed functionerend lichaam
(betrokken bij veel processen).
• Een aantal vitamines kunnen wel in ons lichaam in bepaalde mate geproduceerd worden
(bijvoorbeeld Vit D).
§ Structuur van vitamines
= het zijn moleculen (dus een verbinding van verschillende atomen), maar zijn wel
losse/individuele eenheden. Dit is een verschil ivm macronutriënten; deze zijn vaak ketens van
moleculen.
§ Ze komen van nature voor in de voeding, maar kunnen ook synthetische geproduceerd worden
en zo worden toegevoegd aan voeding/supplementen.
§ Twee soorten/groepen:
• Wateroplosbaar
• Vetoplosbaar
1
, • Gevolg: verschil in op welke manier de vitamines in onze voeding zitten en hoe ze in ons
lichaam geabsorbeerd, getransporteerd, opgeslagen en uitgescheiden wordt.
§ Absorptie van vitamines:
• Wateroplosbaar: kan makkelijk in de darmcel worden opgenomen en wordt direct aan het
bloed afgegeven. Het hoeft niet verpakt te worden met een fosfolipiden laag of verbonden
te worden aan een transportmolecuul, kan in die zin vrij door het bloed circuleren.
• Vetoplosbaar: deze vitamines zitten ook in de vetverteringsproducten van onze voeding,
via de micellen worden deze uiteindelijk in de darmcel opgenomen en met
vetverteringsproducten wordt deze verpakt in chylomicronen en deze worden aan de
lymfen afgegeven. Uiteindelijk komen deze vitamines via een omweg (via de lymfen) in het
bloed en uiteindelijk de lever.
• Verschil in opname (zie afbeelding hieronder; “absorptie”).
o Opvallend:
§ Wateroplosbare vitamines kunnen vrijwel het gehele darmkanaal opgenomen
worden, maar vetoplosbare vitamines met name in het eerste gedeelte
(duodenum en 1e gedeelde jejunum) en in de dikke darm (colon).
• De reden: de vetoplosbare vitamines kunnen alleen tegelijkertijd met de
vetverteringsproducten opgenomen worden. Terwijl de wateroplosbare
vitamines, die in het vocht zitten van onze voeding, in de gehele darm
opgenomen kunnen worden.
§ Vitamine B12 wordt echt alleen in het laatste gedeelte van het ileum (laatste
gedeelte dunne darm) opgenomen.
§ Vitamine K wordt ook nog in de colon (dikke darm) opgenomen. De reden: in de
colon worden er kleine hoeveelheden Vit K geproduceerd door bacteriën/mo’s.
o Overzicht Vitaminen:
2
, § Wateroplosbare vitaminen
• B-vitaminen en C-vitaminen
• Het uitscheiden (excretie) van (te veel aan) wateroplosbare vitaminen gaat makkelijk via
de nieren. Met als gevolg dat het risico voor toxiciteit (gevaarlijke levels die giftig zijn) laag
is, oftewel deze levels bereik je niet snel. Het kan wel voorkomen, met name bij B-
vitaminen, maar denk dan aan verkeerd supplement gebruik (niet door voeding) waardoor
je hele hoge levels binnenkrijgt.
§ Vetoplosbare vitaminen
• Vitaminen A, D, E en K.
• Hebben eiwitten nodig (transporteiwitten/lipoproteïne) om getransporteerd te worden.
• Kunnen niet vrij door ons lichaam/bloed heen circuleren, maar worden vaak opgeslagen
met vetverteringsproducten in weefsels. Dus wij hebben een bepaalde opslag aan
vetoplosbare vitaminen in onze vetweefsels en lever. Met als gevolg dat we er ook minder
direct van nodig hebben, we kunnen een tijdje zonder door het voorraadje.
• Nadeel: bij te veel aan vetoplosbare vitaminen kan ons lichaam deze niet zo makkelijk
kwijt. De vitaminen blijven namelijk opgeslagen in het vetweefsels/ de lever. Met als
gevolg dat je van vetoplosbare vitaminen makkelijkere toxische levels bereikt (te veel/te
hoog). Oftewel, risico voor toxiciteit is hoog.
o Algemene kenmerken mineralen
§ Mineralen zijn net als vitaminen micronutriënten. We hebben maar hele kleine hoeveelheden
nodig, leveren geen energie, maar zijn wel essentieel. Ons lichaam kan ze nooit zelf maken.
§ Mineralen zijn nodig voor met name regulatie en structuur in ons lichaam.
§ Verschillen met vitaminen:
• Ze zijn anorganische stoffen
= bevatten geen koolstof in de verbinding. Bevat eigenlijk de elementen waar de levenloze
natuur uit is opgebouwd, denk aan zouten/stenen, dus dat wat niet door organismen
gemaakt kan worden en dus niet door mo’s afgebroken kan worden. “Levenloze” natuur;
nooit geleefd, kan ook niet doodgaan.
• Het zijn kleine individuele deeltjes; atomen en ionen, welke dus ook niet van vorm kunnen
veranderen (vertering/bereiding kan de structuur veranderen) zoals moleculen
(verbindingen tussen verschillende atomen), want ze zijn al het kleinste deeltje wat
voorkomt in de natuur. Kortom, veranderen niet van vorm als ze aan enzymen binden.
• Mineralen nemen we in nog kleinere hoeveelheid (ivm vitaminen) op in ons
maagdarmkanaal (GI-tract).
§ Bronnen van mineralen
(Vrijwel in alles wat we binnenkrijgen)
• Dierlijke producten
• Plantaardige voeding
3
, o Kan verschillen, afhankelijk van mineralen i/d bodem, rijpheid van de bodem, etc;
deze hebben invloed op de hoeveelheid mineralen die i/d gewassen terecht komt (wat
wij opeten).
• Drinkwater
o Spoorelementen (trace minerals)
§ Mineralen zijn op te delen in major minerals en trace minerals; mineralen en spoorelementen.
§ Hebben dezelfde kenmerken
§ Enige verschil is in behoefte:
• Mineralen > 100 mg/dag
• Spoorelementen < 100mg/dag (de mineralen waar we minder van nodig hebben; komen
ook in minder grote hoeveelheden voor in ons lichaam).
o Mineralen vs spoorelementen
§ Mineralen en spoorelementen kunnen in twee verschillende vormen voorkomen in ons
lichaam:
1. Geïoniseerd, oftewel Ion vorm: als het is opgelost in onze lichaamsvloeistoffen krijgt het
een bepaalde lading. Ionen (geladen atomen) worden ookwel elektrolyten (geladen atomen
opgelost in vloeistof) genoemd. Zodra ionen dus vrij opgelost in onze lichaamsvloeistoffen
te vinden zijn noemen we ze elektrolyten.
• Ionen: Na+, K+, Ca2+, Cl-, etc.
2. Niet-geïoniseerd, oftewel atoomvorm: mineralen komen ook organisch gebonden (atoom is
ingebouwd in een molecuul, waardoor het een vaste vorm heeft en geen lading heeft).
• Organisch gebonden: Calcium, Magnesium, IJzer, Zink, Zwavel, etc.
• Bijvoorbeeld Calcium komt voor in onze botten en is dus een onoplosbaar complex,
een atoom. Maar, wanneer het opgelost is in ons bloed/lichaamsvloeistoffen, dan heeft
een lading en is het een ion.
§ Functies mineralen
• Structuurfuncties:
o De meeste mineralen
o Bijvoorbeeld: Calcium en Fosfor kunnen een onoplosbaar complex vormen dat zich
afzet tegen het beenmerg en zo botstructuur vormt, oftewel de harde structuur geeft
aan onze tanden en botten.
• Regulatiefuncties:
o Voornamelijk geïoniseerde mineralen (opgelost in lichaamsvloeistoffen) hebben
belangrijke regulatiefuncties.
o Bijvoorbeeld: regulatie in de vochtbalans, zenuwgeleiding, spiercontractie en
enzymactiviteit (activeren/versnellen).
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller srskkn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.