Deze vragen vatten eigenlijk de stof van hoofdstuk 42 van Boron (updated edition) samen. Als je deze vragen kan beantwoorden, ken je dat hoofdstuk op het goede niveau. Antwoorden staan onderaan het document.
Test Bank For Medical Physiology, 3rd - 2017 All Chapters - 9781455743773
Class notes BIO413 Medical Physiology
Class notes BIO413 (bio5413) Medical Physiology med phys notes
All for this textbook (3)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Farmacie
Inleiding In De Farmacie (FABA101)
All documents for this subject (30)
1
review
By: eibashme • 3 months ago
Seller
Follow
renskeveltmaat
Reviews received
Content preview
Vragen bij Boron
1. Wat zijn de belangrijkste 6 uitscheidingsproducten van de maag?
2. Wat zijn de 2 belangrijkste humorale middelen die de maag produceert?
3. Wat zijn de 3 globale segmenten van de maag?
4. Heeft het cardia parietaal cellen?
5. Wat betekent proximaal en distaal?
6. Wat betekent mediaal en lateraal?
7. Wat betekent apicaal en basaal?
8. Wat betekent luminaal en basolateraal?
9. Uit welke algemene delen bestaat een maagklier?
10. Welke celtypes komen daar in voor van boven naar beneden?
11. Welke celtypes behoren tot de pit, welke tot de neck en welke tot de base?
12. Welke celtypes zijn aanwezig in welk segment van de maag?
13. Wat is de functie van epitheelcellen?
14. Gastrische secretie bestaat uit twee componenten, welke twee zijn dat?
15. Waar bestaat de secretie van niet parietale cellen vooral uit? En waaruit bestaat secretie van
parietale cellen vooral uit?
16. Wat voor relatie hebben natrium en H+?
17. Noem de verschillende onderdelen van de maagwand van lumen tot apicale deel.
18. Welke twee celtypen zijn vooral aanwezig in maagklieren in het corpus?
19. Wat is de functie van parietale cellen?
20. Wat is intrinsieke factor?
21. Wat is de vorm van een parietaalcel?
22. Wat is de functie van chiefcellen?
23. Wat is de relatie tussen pH, pepsine secretie en functie (hoe zorgt pepsine eigenlijk voor de
eigen omzetting?)
24. Bij welke pH wordt pepsinogeen heel snel omgezet tot pepsine?
25. Wat produceren G cellen? En D cellen? En ECL cellen?
26. Als welke 2 regulators functioneren deze twee cellen?
27. Wat is paracrien en wat is endocrien?
28. In welke 4 delen kan het algemene proces van gastric filling en emptying worden verdeeld?
29. Waar zorgen proximale spieren in de maag voor? En waar zorgen antrale spieren voor?
30. Hoe ziet een parietale cel er in rust uit? En hoe in actieve stand?
31. Waarom zitten er zoveel mitochondriën in de actieve stand?
32. Wat is de normale pH zonder stimulatie van de maag?
33. Wat zijn de belangrijkste 3 effecten van gastrine?
34. Wat zijn de 2 belangrijkste en meest voorkomende vormen van gastrine?
35. Welke vorm is actiever?
36. Welke vorm maken antrale G cellen? En welke maken G cellen uit het duodenum?
37. Door welke 2 factoren maken G cellen gastrine aan?
38. Door welke 3 stoffen wordt somatostatine gemaakt?
39. In welke twee vormen bestaat somatostatine?
40. Welke vorm komt het meest voor?
41. Wat is het directe mechanisme waardoor somatostatine zuur secretie remt?
42. Wat is het indirecte mechanisme waardoor somatostatine zuur secretie remt?
43. Welke 3 cellen remt somatostatine dus?
, 44. Welke 3 stoffen die in de twaalfvingerige darm terechtkomen zorgen dat 7 bepaalde
hormonen zuursecretie remmen? En welke 7 hormonen zijn dat dan?
45. Welk hormoon heeft het belangrijkste aandeel bij het remmen van de zuursecretie?
46. Door welke cellen wordt dit hormoon uitgescheiden?
47. Door welke 3 mechanismen remt secretine zuursecretie?
48. Wat zijn de 3 fasen van zuursecretie?
49. Is de snelheid van zuursecretie tussen maaltijden door hoog of laag?
50. Is de pH in de maag nadat voedsel net is ingenomen hoog of laag?
51. Wanneer is de snelheid van H+ secretie het hoogst?
52. Is zuursecretie hoog of laag in de ochtend? En in de avond?
53. Heeft lichaamsgewicht een invloed op het aantal parietaalcellen dat iemand heeft?
54. Is de pH in de maag in basale/normale staat hoog of laag?
55. Wat zijn de 2 belangrijkste fases in zuursecretie?
56. Voor hoeveel procent van de totale zuursecretie zorgt de cefalische fase?
57. Welke 6 factoren initiëren de cefalische fase? En welke heeft het grootste effect?
58. Wat stimuleren deze factoren achtereenvolgens precies?
59. In welke 4 processen resulteert stimulatie van de vagus nerve?
60. Welke 2 dingen initiëren de gastrische fase?
61. Welke 2 reflexen ontstaan hierna?
62. Wat houdt een vagovagale reflex in?
63. Teken het schema van zuursecretie.
64. Wat stimuleert de ENS reflex?
65. Wat remt de zuursecretie tijdens de gastrische fase en waar wordt dat door veroorzaakt?
66. Wanneer stimuleren peptonen gastrineproductie niet?
67. Voor hoeveel procent van de totale zuursecretie zorgt de gastrische fase?
68. Wat initieert de intestinale fase?
69. Teken het schema van de 2 mechanismes waardoor zuursecretie plaatsvindt.
70. Waar staat GRP voor?
71. Voor hoeveel procent van de totale zuursecretie zorgt de intestinale fase?
72. Wat voor soort stof is pepsinogeen?
73. In welke 3 groepen kan je pepsinogeen indelen?
74. Welke groep komt het meest voor?
75. Door welke cellen worden groep I en II uitgescheiden en waar?
76. Hoeveel procent van de maximale secretie van pepsinogeen is het in ruststand?
77. In welke mate loopt de pepsinogeensecretie gelijk met de zuursecretie?
78. Hoe heet het proces waarbij pepsinogeen wordt vrijgemaakt en hoe werkt het?
79. Waarom wordt de eerste piek van pepsinogeen secretie gevolgd door een lagere mate van
secretie?
80. Wat is een agonist?
81. Wat is een antagonist?
82. Welke twee groepen agonisten stimuleren chief cellen?
83. Welke specifieke agonist is het belangrijkst voor de pepsinogeen secretie en waarom?
84. Van welke twee reflexen kan het Ach komen dat de chief cellen stimuleert?
85. Welke twee mechanismes veroorzaakt door de extra zuurproductie zorgen dat er meer
pepsinogeen wordt uitgescheiden door de chief cellen?
86. Bij welke pH vindt de omzetting van pepsinogeen tot pepsine minimaal plaats?
87. Tussen welke pH’s vindt de omzetting sloom plaats?
88. Onder welke pH vindt omzetting snel plaats?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller renskeveltmaat. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.31. You're not tied to anything after your purchase.