Samenvatting Zelfgemaakte vragen + antwoorden die alle hoorcolleges en werkcolleges van FABA203 samenvatten
39 views 2 purchases
Course
FA-BA204 Neurologie (FABA203)
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Zelfgemaakte vragen + antwoorden die alle hoorcolleges en werkcolleges van FABA203 (neurologie) samenvatten. Als je deze vragen kan beantwoorden, ken je de hoorcolleges en werkcolleges en ben je goed voorbereid op het tentamen. Antwoorden staan onderaan het document.
1. Wat is de functie van de hersenstam?
2. Wat is de functie van het cerebellum (kleine
hersenen)?
3. Wat is de functie van de thalamus?
4. Wat is de functie van de hypothalamus?
5. Wat is de functie van de hippocampus?
6. Wat is de functie van basale ganglia?
7. Wat is de functie van de amygdala?
8. Wat is de functie van de cerebrale cortex?
9. Benoem de onderdelen
10. Wat is de functie van dendrieten?
11. Wat is de functie van cellichamen?
12. Wat is de functie van de nucleus?
13. Wat is de functie van de nucleolus?
14. Wat is de functie van Nissl lichamen?
15. Wat is de functie van de axon heuvel?
16. Wat is de functie van een axon?
17. Wat is de functie van myelineschede?
18. Wat is de functie van schwann cellen?
19. Wat is de functie van de insnoering van Ranvier?
20. Wat is de functie van telodendria?
21. Wat is de functie van presynaptische uiteinden?
22. Hoeveel mV is de rustpotentiaal?
,23. Door welke 5 ionen wordt spannigsverschil gegenereerd?
24. Door welke 3 factoren wordt de membraanpotentiaal bepaald?
25. Welke ionen bevinden zich vooral buiten de cel?
26. Welke ionen bevinden zich vooral binnen de cel?
27. Door welke 4 pompen/kanalen kan spanningsverschil gegenereerd worden?
28. Leg in je eigen woorden uit hoe semipermeabiliteit van het celmembraan bijdraagt aan de
rustpotentiaal van zenuwcellen.
29. Leg in je eigen woorden uit wat het belang is van de Na+/K+-pomp in het in stand houden
van de rustpotentiaal.
30. Leg in je eigen woorden uit hoe stap voor stap een actiepotentiaal gegenereerd kan worden.
31. Hoe kan die negatieve lading omhoog gebracht worden?
32. Hoe wordt het verkrijgen van een positieve lading genoemd?
33. Hoe wordt een netto instroom van positieve lading ook wel genoemd?
34. Hoe wordt een netto instroom van negatieve lading ook wel genoemd?
35. Beschrijf wat er op dit plaatje gebeurt:
36. Hoe kan ervoor gezorgd worden dat die signalen zo snel doorgegeven kunnen worden?
37. Depolarisatie van het celmembraan leidt niet per definitie tot een actiepotentiaal. Wat
bepaalt of er een actiepotentiaal gegenereerd wordt en wat is het belang van spannings-
afhankelijke ionkanalen hierbij?
38. Hoe 'beweegt' een actiepotentiaal langs het axon? en wat is hierbij de rol van spannings-
afhankelijke Na+-kanalen?
39. Wat is een synaps?
40. Beschrijf in eigen woorden hoe een actiepotentiaal kan leiden tot neurotransmitter release.
Neem in je beschrijving ook mee waar en hoe neurotransmitters worden opgeslagen in de
cel.
41. Wat is summatie?
42. Twee vormen van summatie worden onderscheiden, ‘spatiele summatie’ en ‘temporele
summatie’. Leg in je eigen woorden uit wat er bedoeld wordt met spatiele en temporele
summatie.
43. Benoem de onderdelen:
,44. Beschrijf de membraanpermeabiliteit voor Na en K bij de rustpotentiaal, bij actiepotentiaal
en bij herstel periode.
45. Wat wordt er bedoeld met quantal release?
46. Wat voor effect hebben inhibitorische neurotransmitters?
47. Neuronen worden wel eens gepresenteerd als ‘decision makers’; neuronen moeten
‘besluiten’ of er wel of niet gereageerd wordt op een set van signalen door het genereren
van een actiepotentiaal. Leg uit hoe enerzijds EPSP’s en IPSP’s en anderzijds spatiele en
temporele summatie gezamenlijk bepalen of een postsynaptisch neuron al dan niet zal
vuren.
48. Leg uit waarom zowel de drempelwaarde van neuronen als de mogelijkheid tot
impulssummatie beiden van belang zijn voor het adequaat kunnen functioneren van het
lichaam
Epilepsie:
1. Wat is de belangrijkste excitatoire neurotransmitter?
2. Glutamaat kan 2 soorten receptoren activeren. Welke zijn dat?
3. Welke ionotrope receptoren zijn er?
4. Zijn die snel of langzaam?
5. Welke metabotrope receptoren zijn er?
6. Welke daarvan zijn excitatoir en welke inhibitoir?
7. Zijn die snel of langzaam?
8. Omschrijf de glutamaat-glutamine cyclus.
9. Leg uit wat maakt dat sommige receptoren een snel, en andere receptoren een relatief
langzaam, effect hebben. Leg ook uit wat bepaalt of activatie van de receptor leidt tot
excitatie of inhibitie.
10. Wat is long term potentiation?
11. Hoe kan dit plaatsvinden?
12. Wat is de belangrijkste inhibitoire neurotransmitter?
13. GABA kan aan twee soorten receptoren binden, welke zijn dat?
14. Welke daarvan is ionotroop en welke metabotroop?
15. Wat gebeurt er als GABA bindt aan GABA a receptor?
, 16. GABA a receptor heeft 5 subunits, met ook allosterische bindingsplekken. Welke soort
geneesmiddelen binden aan die allosterische bindingsplekken?
17. Kunnen allosterische modulatoren ook zonder GABA werken?
18. Wat gebeurt er als GABA bindt aan GABA b receptor?
19. GABA b receptor zit ook in het presynaptisch neuron, waar het werkt als auto-receptor om
negatieve feedback te induceren. Hoe doet ie dat?
20. De meeste farmaca die aangrijpen op de GABAA receptor, zoals de benzodiazepines, zijn
geen directe receptor agonisten of antagonisten, maar zogenaamde allosterische
modulatoren. Kun je een verklaring geven waarom positieve allosterische modulatoren
wellicht meer geschikt zijn om de neuronale activiteit te dempen dan directe receptor
agonisten?
21. Leg in eigen woorden uit hoe een EPSP en IPSP zich verhoudt tot receptoractivatie en de
depolarisatie van een neuron.
22. Kijk goed naar dit plaatje:
23. Je kunt anti epileptische medicatie indelen in 3 groepen. Welke zijn dat?
24. Noem voor elke groep voorbeelden van geneesmiddelen.
25. Hoe werken deze geneesmiddelen?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller renskeveltmaat. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.38. You're not tied to anything after your purchase.