Samenvatting Zelfgemaakte vragen die alle hoorcolleges en werkcolleges van FABA204 samenvatten
31 views 1 purchase
Course
FABA204 Biologische Geneesmiddelen (FABA204)
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Zelfgemaakte vragen die alle hoorcolleges en werkcolleges van FABA204 samenvatten. Als je deze vragen kan beantwoorden, ken je de hoorcolleges en werkcolleges en ben je goed voorbereid op het tentamen. Antwoorden staan onderaan het document.
Leerdoelen biologische geneesmiddelen:
1. De opbouw van DNA, RNA en een eiwit in relatie tot de functie dan wel activiteit van dit
eiwit te kunnen beschrijven.
2. De opbouw van een prokaryote en eukaryote cel en de belangrijkste verschillen
tussen deze twee celtypen te kunnen benoemen in relatie tot het soort eiwit dat moet
worden geproduceerd.
3. Kennis over de meest gebruikte moleculair biologische technieken voor de
productie van biomoleculen.
4. Een weloverwogen keuze te kunnen maken voor het type gastheercel aan de hand van
de eigenschappen van het recombinante eiwit, de therapeutische toepassing, en
de schaal waarop het geproduceerd dient te worden.
5. De basale biotechnologische processen/fermentatietechnieken kunnen duiden.
6. Een kloneringsplan op te stellen voor de recombinante productie van
therapeutische eiwitten.
7. De belangrijkste analytische technieken en hun principes te kennen die nodig zijn
voor de zuivering van biomoleculen, zoals eiwitten, RNA en DNA en cellen.
8. Een weloverwogen keuze te kunnen maken van een combinatie
van zuiveringstechnieken aan de hand van de eigenschappen van het recombinante
eiwit.
9. Een plasmaconcentratie-tijd-curve van een enkelvoudige intraveneuze
toediening uitgaande van een 2-compartimentsysteem en de hieruit afgeleide
belangrijkste farmacokinetische parameters te benoemen en te berekenen.
10. Te kunnen beredeneren op welke manier de fysisch-chemische eigenschappen van
een complex geneesmiddel een rol kunnen spelen in de verdelings- en
eliminatieprocessen.
11. Te kunnen beredeneren hoe de fysische en chemische stabiliteit en de
daarmee samenhangende werkzaamheid van eiwitten kan worden beïnvloed door
middel van formulering, engineering en preservering.
,12. Besef te hebben van de kwaliteitseisen en de juiste technieken kunnen kiezen om
de activiteit, kwaliteit en de zuiverheid van een product te bepalen.
13. Kennis te hebben van het werkingsmechanisme van de complexe geneesmiddelen en
te kunnen beschrijven welke factoren deze werking kunnen beïnvloeden
(formulering, neutraliserende antistoffen) en welke mogelijke bijwerkingen van
complexe geneesmiddelen kunnen ontstaan (immunogeniciteit).
14. Besef te hebben van de ethische en economische implicaties van
complexe geneesmiddelen en registratietraject.
15. Kennis te hebben van andere gen- en celmodulerende therapieën.
Vragen week 1:
1. Wat houdt transcriptie in?
2. Wat houdt translatie in?
3. Wat is de functie van een poly A staart?
4. Wat is de untranslated region?
5. Beschrijf hoe eiwittransport verloopt.
6. Welke posttranlationele processen zijn het belangrijkst bij eiwitten?
7. Wat is N-glycosylering?
8. Waar vindt N-glycosylering plaats?
9. Wat is de functie van N-glycosylering?
10. Waarom is het belangrijk te weten dat N-linked glycosylering van organisme tot
organisme verschilt?
11. Noem 3 verschillen tussen prokaryote en eukaryote cellen.
12. Wat zijn restrictie enzymen?
13. Noem de 7 stappen die nodig zijn om een recombinant therapeutisch eiwit
te selecteren, ontwerpen en produceren.
14. Wat is een vector eigenlijk?
15. Noem 3 nadelen van zoogdiercellen.
16. Welke dingen heb je allemaal nodig om een PCR reactie uit te kunnen
voeren?
17. Uit welke 3 fasen bestaat een PCR reactie?
18. Wat is een PCR primer?
19. Noem 5 farmacologische eigenschappen waar glycosylering voor zorgt.
20. Waar kan O-gebonden glycosylatie alleen maar plaatsvinden? En N-
glycosylatie?
21. Noem 5 voordelen en 2 nadelen van het gebruiken van prokaryoten als
expressie gastheercellen.
, 22. Noem 3 voordelen en 1 nadeel van het gebruiken van schimmels als
expressie gastheercellen.
23. Noem 2 voordelen en 4 nadelen van het gebruiken van zoogdierlijke cellen
als expressie gastheercellen.
24. Wat zijn expressievectoren?
25. Noem 4 verschillen tussen biopharmaceuticals en small molecule drugs.
26. Waarom spreken we van biosimilars ipv biogenerics?
27. Welke 5 nucleotiden zijn er?
28. Stel, je hebt deze sequentie:
5’....caggcgcCGGAGGACTAGCCTGGGGTCACAGGGATGCCGCGGCTCCTCCGCTTGTCCCTGCTGT...
3’....gtccgcgGCCTCCTGATCGGACCCCAGTGTCCCTACGGCGCCGAGGAGGCGAACAGGGACGACA...
Wat is hier de template/matrijs streng? En wat is de coderende streng?
29. Noem 3 verschillen tussen DNA en RNA.
30. Waar vinden de volgende processen plaats: RNA synthese, eiwit synthese, eiwit
glycosylering, RNA splicing
31. Wat is de functie van een promotor?
32. Waar staat de afkorting ORI voor en wat is het?
33. Wat is een enhancer?
34. Wat is een signaalpeptide?
35. Wat is de functie van messenger RNA?
36. Wat is de functie van ribosomaal RNA?
37. Wat is de functie van micro RNA?
38. Wat is de functie van transfer RNA?
39. Wat is een restrictie enzym herkenningsplek?
40. Wat is een eiwit tag?
41. Wat is de 5’ UTR?
42. Wat is een kozak sequentie?
43. Wat is de Poly A signaal sequentie?
44. Wat is een resistentiemarker?
45. Waar staat ORF voor en wat is het?
46. Wat is MCS?
47. Welke 3 typen cleavage heb je bij restrictie enzymen?
, 48. Waar kun je de volgende dingen vinden in dit plaatje? ORI, promoter, restriction
enzyme recognition sites, protein tag, 5’UTR, Start codon, resistance marker.
49.
Noem een promotor die most likely is om te worden geexpressed in eukaryote cellen.
50. Noem een promotor die most likely is om te worden geexpressed in prokaryote
cellen.
51. DNA sequentie is altijd van … naar …. Richting
52. Eiwit sequentie is altijd van …… naar ……
53. Waarom zet je mRNA om in cDNA?
54. Hieronder staat de volledige cDNA sequentie van insuline.
Noteer de sequentie van zowel de forward als de reverse primer (20 nucleotides lang, van 5’
naar 3’) waarmee dit cDNA in zijn geheel geamplificeerd kan worden.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller renskeveltmaat. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.32. You're not tied to anything after your purchase.