Hoofdstuk 1 Inleiding in het recht
1.2 Recht en rechtsbronnen
4 soorten rechtsbronnen
1. Wetten
2. (Internationale) verdragen (zijn vaak self executing)
3. De jurisprudentie (= rechtspraak)
4. De gewoonte
Een wet is een geschreven rechtsregel.
Codificeren: het systematisch opnemen van regels in wetten.
Wet in materiële zin: een wet die voor herhaalde toepassing vatbaar is en
algemene regels bevat (heeft het woord ‘wet’ in de titel).
Wetten worden gemaakt door de gemeenteraad, Provinciale Staten, de regering
en de Staten-Generaal (gezamenlijk). De regering wordt gevormd door de Koning
en de ministers. De Staten-Generaal bestaan uit de Tweede Kamer en de Eerste
kamer.
Wet in formele zin: als een wet door de regering en de Staten-Generaal is
gemaakt. (het woord wet staat in de zin)
Voorbeeld: in het Burgerlijk Wetboek (art. 1:33 BW) staat dat het verboden
is dat een persoon met twee personen tegelijkertijd getrouwd is. Dit is een
algemene regel die voor herhaalde toepassing vatbaar is (= wet in
materiële zin)
Voorbeelden
Wet in formele zin tevens wet in materiële
Burgerlijk Wetboek
zin Wetboek van Strafrecht
Algemene wet bestuursrecht
Wet in formele zin tevens niet wet in Begrotingswet
materiële zin Toestemmingswet (voor het in
huwelijk treden van een lid van
het Koninklijk huis)
Wetten in materiële zin Algemene maatregelen van
bestuur (wet gemaakt door
regering)
Provinciale verordeningen
Wet in materiële zin, niet zijnde wet in Het regelement verkeersregels
formele zin
Self-executing: als een verdragsbepaling de burger rechtstreeks bindt.
Het gevolg van verdragen die rechtstreeks werkende regels (self-executing)
bevatten, is dat ze de nationale regels (= nationale wetgeving) kunnen beperken
of zelfs helemaal opzijzetten. Burgers kunnen direct bij de nationale rechter een
beroep doen op een rechtstreeks werkende internationale regel.
Jurisprudentie: uitspraken van rechters
De rechter zal, omdat de wet niet altijd duidelijk is, de wet moeten uitleggen
(interpreteren). Als de rechtbank een uitspraak doet, noem je dit een vonnis.
Een uitspraak van het gerechtshof of de Hoge Raad noem je een arrest.
,Gewoonterecht: een ongeschreven recht, omdat deze regels niet in een wet
zijn vastgelegd.
Van een gewoonte is sprake als een bepaald gebruik, waarvan de samenleving
vindt dat het juridisch gezien zo hoort, een zekere tijd voortduurt.
Voorbeeld: als de minister geen vertrouwen heeft van de meerderheid van
de Tweede Kamer kan hij zijn ontslag moeten aanbieden.
1.3 Privaatrecht en publiekrecht
Privaatrecht: regelt de relatie tussen burgers onderling.
Een ‘burger’ kan een particulier, een ondernemer, een organisatie en soms ook
de overheid zijn.
Voorbeeld: je koopt een set speakers bij de mediamarkt. Als je er
ontevreden over bent, vindt je in het privaatrecht regels over wat je in zo’n
geval kunt doen.
Publiekrecht: regelt de relatie tussen overheden onderling en die tussen de
overheid en de burger. De overheid is dan ‘machtspersoon’ (heeft dan een
exclusieve bevoegdheid), maakt gebruik van een bijzondere bevoegdheid
Voorbeeld: als je een vergunning nodig hebt voor het organiseren van een
evenement, moet je de vergunning aanvragen bij de overheid.
1.4 Object recht en subjectief recht
Objectief recht: het geheel van geschreven en ongeschreven rechtsregels
Voorbeeld: als eigenaar van een smartphone heb je bepaalde rechten. Het
objectieve recht stelt dat het de eigenaar vrijstaat om van de smartphone
gebruik te maken met uitsluiting van iedereen.
Subjectief recht: is een individueel recht dat je in het concrete geval aan de
objectieve rechtsregels ontleent.
Voorbeeld: als je je smartphone aan iemand verkoopt voor €150, heb je
recht op een bepaald geldbedrag. Als je het geldbedrag niet krijgt, is het
jouw recht om die persoon daarop aan te spreken, dat is je subjectieve
recht.
1.5 Dwingend recht en aanvullend recht
Dwingende rechtsregels: rechtsregels waarvan je niet mag afwijken
Voorbeeld: het verbod op diefstal, je weet dat diefstal verboden is.
Aanvullend recht: wetgeving dat een onderlinge afspraak aanvult. Aanvullend
recht geldt alleen wanneer de partijen zelf niets geregeld hebben.
Voorbeeld: als je iets koopt en je weet niet of je het moet afhalen of dat
het word verstuurd, dan geeft de wet (art. 6:41 BW) hiervoor een regeling
als je er niet met elkaar uitkomt. Als het product zich bevindt bij de
verkopen dan moet de koper het daar gaan ophalen.
1.6 Formeel recht en materiaal recht
Formeel recht: rechtsregels die aangeven op welke wijze je het materiële recht
kunt handhaven. De verkoper zal zich bijvoorbeeld kunnen wenden tot een
deurwaarder of een rechter.
Materieel recht: rechtsregels die de rechten en plichten van partijen regelen
,Hoofdstuk 2 Inleiding verbintenissenrecht
2.1 Inleiding
Verbintenis: een juridische relatie tussen twee of meer personen
Een verbintenis bestaat uit een recht en een plicht
o Voorbeeld: de verkopen heeft het recht op betaling. De koper heeft
de plicht tot betaling. Het recht en de plicht samen vormen hier de
betalingsverbintenis
Twee type overeenkomsten
Eenzijdige overeenkomst → hierbij is er maar één recht en één plicht
o Bijvoorbeeld: een schenkingsovereenkomst, een persoon heeft recht
om de schenking te ontvangen, en de andere om het te schenken
Wederkerige overeenkomst → hierbij ontstaan er meerdere rechten en
meerdere plichten, beide personen hebben een plicht en beide personen
hebben een recht
o Bijvoorbeeld: een koopovereenkomst, recht op levering en recht op
betaling, plicht om te betalen en plicht om te leveren.
o De meeste overeenkomsten zijn wederkerig
2.2 Bronnen van verbintenissen
Verbintenissen kunnen onder andere ontstaan uit:
1. De wet; wanneer je schade bij een ander veroorzaakt. Er ontstaat dan een
wettelijke schadevergoedingsplicht.
2. Een overeenkomst; een werknemer heeft recht op loon als hij arbeid heeft
verricht voor zijn werkgever.
3. Rechterlijke uitspraken; de rechter bepaalt dat een onderneming
schadevergoeding moet betalen vanwege het plegen van contractbreuk
2.3 Absolute rechten en relatieve rechten
Relatief recht (afhankelijk recht): als je een recht alleen maar tegenover één
bepaald persoon (of bepaalde personen) kunt uitoefenen, ook wel persoonlijk
recht.
Voorbeelden:
De werknemer heeft recht op loon van zijn werkgever
Als je een studieboek koopt bij de boekhandel, heb je het recht op levering
van het boek
De skiverhuurder heeft recht op betaling voor het verhuren van zijn ski’s.
De combinatie van recht tegenover plicht heet een verbintenis.
Verbintenis: een rechtsbetrekking tussen personen waarbij de één een
relatief recht heeft op een bepaalde prestatie en de ander verplicht is die
prestatie te leveren en daarbij geldt dat het recht afdwingbaar is.
Absoluut recht: een recht dat je tegenover iedereen kan laten gelden.
Voorbeelden:
Het eigendomsrecht
Het octrooirecht
,2.5 Rechtsfeit en rechtsgevolg
Een rechtsfeit is een feit dat relevant is voor het recht. Aan rechtsfeiten
verbindt het recht een rechtsgevolg, een gevolg dat relevant is voor het recht.
Voorbeeld rechtsfeit: huwelijk en geboorte
Voorbeeld rechtsgevolg: sluiten van een koopovereenkomst
(rechtshandeling), het rechtsgevolg is dat er een verbintenis ontstaan, er
ontstaat een plicht om te betalen en een plicht om te leveren dat is een
rechtsgevolg.
Als het rechtsgevolg intreedt zonder dat daarvoor een menselijke handelen van
de betrokkene zelf nodig nodig is, spreek je van een bloot rechtsfeit.
Voorbeeld: meerderjarig worden, doordat je meerderjarig bent geworden
ben je op grond van de wet bevoegd om zonder tussenkomst van ouders
overeenkomsten te sluiten.
2.6 De feitelijke handeling
Feitelijke handeling: als een menselijke handeling niet gericht is geweest op
het intreden van een bepaald rechtsgevolg terwijl het rechtsgevolg wel ontstaat.
2.7 De rechtshandeling
Rechtshandeling: een handeling die gericht is op een rechtsgevolg
Voorbeelden: het sluiten van een koopovereenkomst / opstellen van
testament
Een rechtshandeling kun je onderscheiden in:
1. Eenzijdige rechtshandeling → deze komen tot stand door één persoon,
zoals het maken van een testament, het opzeggen van een overeenkomst
en het geven van ontslag.
2. Meerzijdige rechtshandelingen → deze komen tot stand door twee of meer
personen. Het sluiten van een overeenkomst is een voorbeeld.
Aanbod + aanvaarding = overeenkomst
,Hoofdstuk 3 De overeenkomst
3.2 De totstandkoming van een overeenkomst
De meeste overeenkomsten zijn vormvrij. Vormvrij houdt in dat de wet niet een
bepaalde vorm voorschrijft, zoals een contract. Ook een per e-mail gesloten
overeenkomst is rechtsgeldig.
Vormvrije overeenkomsten komen tot stand door wilsovereenstemming. Dat
wil zeggen dat de overeenkomst gesloten is als je het met elkaar eens bent. Een
overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (art.
6:217 BW). Van een aanbod is sprake wanneer het ten minste de essentiële
elementen van de te sluiten overeenkomst bevat.
Soms gaat het mis bij het sluiten van een overeenkomst doordat er sprake is van
een misverstand of vergissing.
Als de wil van een persoon niet overeenkomst met zijn verklaring, ontstaat er
volgens de wet geen overeenkomst (art. 3:33 BW), juridisch gesproken zeg je dan
dat er sprake is van een nietige en soms van een vernietigbare overeenkomst.
Nietig: wil zeggen dat de overeenkomst volgens de wet niet bestaat
hoewel er wel wilsovereenstemming is tussen de betrokken partijen. Zo’n
situatie kan zich voordoen als je je vergist, verschrijft of verspreekt.
Als de ene partij echter niet wist of hoefde te weten dat de andere partij iets
anders verklaarde dan zij eigenlijk wilde verklaren (wilsvertrouwensleer),
ontstaat er wel een overeenkomst (art. 3:35 BW). Er is dan sprake van
gerechtvaardigd vertrouwen. Door dat gerechtvaardigd vertrouwen kun je de
partij die iets verklaard heeft, ook al heeft zij dit niet zo gewild, toch houden aan
die verklaring.
Een andere reden die kan leiden tot een verklaring die niet in overeenstemming
is met de wil, is een (tijdelijke) geestelijke stoornis. Als iemand onder invloed van
een geestelijke stoornis een overeenkomst aangaat, is de overeenkomst
vernietigbaar. De overeenkomst is dan wel rechtsgeldig, maar kan met
terugwerkende kracht worden vernietigd (ongeldig verklaard worden). De
vernietiging kan plaatsvinden door middel van vernietiging van de overeenkomst
(art. 3:34 BW).
Mocht blijken dat de handeling nadelig is voor degene die onder invloed van de
geestelijke stoornis handelde, dan wordt een beroep van de andere partij op de
wilsvertrouwensleer niet snel gehonoreerd.
3.3 De eenzijdige en wederkerige overeenkomst
Wederkerige overeenkomst: als voor beide partijen over en weer
verbintenissen uit de overeenkomst ontstaan.
Elke partij is dan zowel schuldeiser (crediteur) als schuldenaar (debiteur).
Uit deze overeenkomst ontstaan verschillende verbintenissen.
Voorbeeld: een koopovereenkomst
Eenzijdige overeenkomst: als uit een overeenkomst voor slechts een van
beide partijen één of meer verbintenissen ontstaan.
Voorbeeld: een schenkingsovereenkomst
3.4 Tijdsduur aanbod
, Een aanbod geldt niet voor altijd. Een aanbod geldt gedurende een bepaalde tijd.
De wet stelt dat een mondeling aanbod vervalt wanneer het niet onmiddellijk
wordt aanvaard en dat een schriftelijk aanbod vervalt wanneer het niet binnen
een redelijke termijn wordt aanvaard (art. 6:221 BW).
Naast het verstrijken van een termijn kan een aanbod ook vervallen doordat het
wordt verworpen (art. 6:221 lid 2 BW) of door herroeping van het aanbod (art.
6:219 BW).
3.5 Herroepelijk, onherroepelijk en vrijblijvend aanbod
Een aanbod kan worden herroepen zolang het niet is aanvaard. Een aanbod kan
niet meer worden herroepen als er een mededeling waarin de aanvaarding staat,
is verzonden (art. 6:219 lid 2 BW).
Het aanbod is onherroepelijk als het voorstel een termijnstelling voor de
aanvaarding inhoudt of als de onherroepelijkheid op andere wijze uit het aanbod
blijkt (art. 6:219 lid 1 en 3 BW).
Een onherroepelijk aanbod kan gedurende de termijn van aanvaarding niet
worden herroepen, ook al is het aanbod nog niet aanvaard.
Voorbeeld: er wordt een offerte gestuurd waarin is opgenomen dat de
offerte 7 dagen geldig is. dan mag het aanbod in die 7 dagen niet worden
herroepen door de verkoper.
Als echter in de offerte had gestaan dat de offerte geheel vrijblijvend is,
kan zelfs direct na de aanvaarding het aanbod worden herroepen. In dit
geval is er sprake van een vrijblijvend aanbod (art. 6:219 lid 2 BW).
3.6 Een uitnodiging tot het doen van een aanbod
Geeft een voorstel om een overeenkomst te sluiten onvoldoende duidelijkheid
over de belangrijkste verplichtingen, dan is er geen sprake van een aanbod,
maar van een uitnodiging tot het doen van een aanbod → een uitnodiging om in
onderhandeling te treden.
Voorbeeld: als het gaat om een advertentie die betrekking heeft op een
individueel bepaalde zaak of bij een personeelsadvertentie (je fiets online
verkopen op marktplaats)
Als een voorstel om een overeenkomst te sluiten voldoende duidelijkheid geeft, is
in principe sprake van een juridisch bindend aanbod.
3.7 Belangrijke wetsartikelen in dit hoofdstuk
3.33 BW Rechtshandeling, door verklaring geopenbaarde wil
3:34 BW Rechtshandeling, verklaring persoon met een geestelijke stoornis
3:35 BW Rechtshandeling, vertrouwensbeginsel
3:37 BW Rechtshandeling, vorm/overbrenging verklaring
6:217 Totstandkoming overeenkomst
BW
6:219 Herroeping aanbod
BW
6:221 Vervallen aanbod
BW
TENTAMEN ONDERDEEL!
Nietig en vernietigbaar
Nietig: als er sprake is van een ‘duidelijk’ misverstand, de
overeenkomst is dan nietig/ongeldig.
Als iemand onder invloed van een geestelijke stoornis een
overeenkomst sluit, dan is de overeenkomst vernietigbaar dwz. geldig
maar kan met terugwerkende kracht ongeldig worden gemaakt (art.
3.34 lid 1 BW)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SamanthaPeijnenburg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.42. You're not tied to anything after your purchase.