,Hoofdstuk 1 Organisatiekunde in historisch perspectief
1.1 Wat is een organisatie?
Organisaties hebben drie dingen met elkaar gemeen: ze hebben doelstellingen, mensen en
middelen. Organisaties op basis van rechtsvormen zijn in twee grote groepen te verdelen: de
organisaties zonder rechtspersoonlijkheid (bv. de eenmanszaak) en de organisaties met
rechtspersoonlijkheid (bv. gesloten vennootschap). Een rechtspersoon is een organisatie die
zelfstandig aan het rechtsverkeer deelneemt en als zodanig eigen rechten en plichten heeft.
Nv= beursgenoteerde vennootschap: haar aandelen op de beurs worden verhandeld. De nv
heeft meer mogelijkheden om vermogen aan te trekken, ze hebben toegang tot een grotere
groep beleggers dan bijvoorbeeld de bv.
Samenwerkingsverbanden ontstaan tussen organisaties, zowel op nationaal als
internationaal niveau, op allerlei terreinen (bv. bevordering van innovatie door
kennisuitwisseling) en om verschillende redenen (bv. concurrentiepositie verbeteren).
1.2 Globale ontwikkelingen in de organisatietheorie
De Eerste Industriële Revolutie (1760-1830): versnelde ontwikkeling op technisch en
economisch gebied, die leidde tot de concentratie van de productie in fabrieken. Vanaf het
einde van de negentiende eeuw tot tegenwoordig zijn drie perioden te onderscheiden in de
ontwikkeling van de organisatietheorie: de periode van eind negentiende eeuw/1935, de
periode van 1935 tot 1955 en de periode van 1955 tot heden.
1.2.1
Scientific management: theorieën ‘klassieke school’, berustte op kwantitatieve benadering.
Taylor (1856-1915) was de belangrijkste exponent van deze stroming:
- Hij zette de grondbeginselen uiteen van de wetenschappelijke bedrijfsorganisatie
- Het streven naar efficiency stond voorop
- De lopende band werd voor het eerst geïntroduceerd, Henry Ford was een van die
eersten die het procedé toepaste.
- Iedere medewerker is een rationeel wezen dat door het management door middel
van geldprikkels tot hogere productiviteit zou kunnen worden gebracht.
Henri Fayol (1841-1925):
- Hij was ingenieur en gebruikte zijn ervaringen als directeur van een
mijnbouwmaatschappij in zijn general management theorie;
- Hij geeft onder meer de benodigde vaardigheden om een organisatie als geheel te
leiden: prevoir (vooruitzien=plannen), organiser (organiseren), commander
(opdrachten geven), coordonner (coördineren) en controler (controleren).
Max weber (1864-1920):
, - Ideeën over de rationele organisatie, een samenwerkingsverband waarin de
functievervulling onafhankelijk zou moeten zijn van de personen die de functies op
een gegeven moment vervulden.
- Eenheid-van-bevelprincipe: iedere werknemer heeft 1 baas
1.2.2 De periode van circa 1935 tot circa 1955
Human-relationsbenadering: een reactie op de starre denkbeelden van scientific
management. Hawthorne-experiments: arbeidsprestaties komen niet alleen tot stand
op basis van overwegingen, maar ook sociale aspecten spelen een belangrijke rol. In
deze periode konden organisaties als gesloten systemen beschouwd worden omdat
de omgevingsvloeden op ondernemingen gering waren en schaarste erg groot was.
Revisionisme (=herziening): probeerde het scientific management en de human
relations te integreren. Bennis: revisionisme is een denkrichting met als motto
‘mensen en organisatie’.
1.2.3 De periode van circa 1955 tot heden
Na de jaren vijftig brak een periode aan met grote economische bloei, in deze
periode vonden grote maatschappelijke veranderingen plaats:
- Grote protestdemonstraties tegen oorlogen zoals die in Vietnam;
- De verkilde relatie tussen Oost en West, die leidde tot diverse confrontaties;
- De studentenopstanden in Parijs die zich naar Nederland voortplanten en ook hier
een belangrijke aanzet gaven tot aantasting van de gevestigde orde;
- De opkomst van de milieubeweging, waarvan de Club van Rome van de belangrijkste
voorlopers was
Open systemen: systemen die invloed uitoefenen op hun omgeving en door die
omgeving beïnvloed worden. Systeemtheorie: problemen kunnen door
samenwerking worden opgelost, leidde tot een groot aantal internationale
samenwerkingsverbanden en andere vormen van samenwerking. Bij de
systeemtheorie gaat het dus om de samenhang tussen delen en de beheersing
daarvan in een groter verband.
Er is in de organisatie niet 1 beslisser, maar verscheidenen vormen van
betrokkenheid, medezeggenschap en delegatie komen op. De wet op de
ondernemingsraden (de WOR, 1950) heeft meer bevoegdheden voor werknemers
gecreëerd. Tegenwoordig heeft de WOR: adviesrecht, informatierecht en
instemmingsrecht.
Stroming contingentiebenadering: er is niet 1 beste manier van leidinggeven en
structureren, de beste manier wordt bepaald door de situatie waarin de organisatie
zich bevindt. Joan Woodward, Lawrence en Lorische hebben aanzet gegeven tot het
ontstaan van deze stroming.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 199. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.64. You're not tied to anything after your purchase.