Samenvatting The Student's Guide to Cognitive Neuroscience van Ward - voor het vak Cognitieve Neurowetenschappen voor Geesteswetenschappers
Aantekeningen colleges 1-10 | 0HV40 Brain Body And Behaviour
Summary of all terms and definitions from The Student's Guide to Cognitive Neuroscience by Jamie Ward, Third Edition
All for this textbook (4)
Written for
Open Universiteit (OU)
Klinische Psychologie
Biologische Grondslagen (PB0612212514)
All documents for this subject (2)
1
review
By: jolanda-de-ruiter • 1 year ago
Seller
Follow
Xstemerdink
Reviews received
Content preview
Deel I – Het brein
, Thema 1: Het brein ontleed
- Kennis en inzicht in de anatomie van het brein
- Kennis en inzicht in de fysiologie van het brein
- Verschillende richtingen in het centraal zenuwstelsel benoemen
Youlearn informatie
Een blik in het brein: Het zenuwstelsel
Zenuwen = worden ook wel neuronen genoemd
Perifeer zenuwstelsel = bestaat uit alles buiten de hersenen en het ruggenmerg
Somatisch zenuwstels el= controleert interactie lichaam en buitenwereld. Activatie van
skeletspieren (beweging kunnen maken). Uitgevoerd uit bewuste controle
Autonoom zenuwstelsel = inwendige lichaam (organen, klieren) – weinig controle.
Sympatisch zenuwstelsel = activatie
- vergroot pupilfunctie, stimuleert traanklieren, versnelt het hart
- bronchiën uitzetten, verminderd functies van ingewanden.
Parasympatisch zenuwstelsel = tot rust komen -> R van rust.
- Pupillen samentrekken, vertragen van het hart, bronchiën samentrekken
- verhoogd functies ingewanden en bloedtoevoer geslachtskenmerken
Grove anatomie
Het brein bestaat uit
- Grote hersenen
- Kleine hersenen (celebrellum)
- Hersenstam – controleren hartslag, ademhaling, biologische klok (slaap/waak). Heeft geen
input nodig van andere onderdelen van het brein. Verloopt daarom onbewust.
Tussen het schedel het brein zitten een aantal hersenvliezen
(1) Dura Mater
(2) Archnoid
(3) Pia Mater
Bieden een bescherming.
,Tussen de vliezen lopen bloedvaten waardoor een risico is op een bloeding. Hiermee
ontstaat er een druk op de hersenen (grijze vlak). Wat voor uitvalverschijnselen zorgt.
Structuur in het brein
- Sulcus = groeven (de zwarte lijnen)
- Gyrus = windingen, de bobbel
- Fissuur = ligt tussen de linker- en rechterhersenhelft
Corpus collosum = plek van de pijl. Verbindt de rechter en linker hemisfeer.
Zorgt ervoor dat ze goed met elkaar communiceren (daarom moeilijk om
linker- en rechterhand andere dingen tegelijk te doen)
Zenuwcellen
Er is steeds meer aandacht voor de netwerkstructuren hoe de neuronen met elkaar
communiceren in plaats van aparte gebieden.
Celkern = cellichaam
Dendrieten = uitlopers
Axon = belangrijk waar informatie vanuit het cellichaam kan
worden overgedragen naar een ander cellichaam.
Synaps = verbindingsstuk aan het uiteinde waarbij de
informatie via de synaps wordt doorgegeven aan de
dendrieten van een ander neuron.
Myeline = de gele vlekken, zijn kleine omhulsels om de axon
heen die ervoor zorgt dat de informatie sneller naar de andere cel kan gaan. [Bij schade aan
de myeline zie je dus vertraging. Zie je BV bij de ziekte MS].
Witte stof = lichte structuren, bevat de gemyelineerde axonen
Grijze stof = donkere structuren, kernen waar de cellichamen in zitten
Cortex en subcorticale structuren
Cortex = grote hersenen, wat de schil vormt
Subcotricale structuren = wat onder de cortex zit, dieper gelegen. Bevat voornamelijk
kernen
Ventrikels (blauw op de afbeelding) – bevat hersenvocht vanuit het
ruggenmerg naar het brein.
,Kwabben (lobben) – corticale structuur
Frontaalkwab – motoriek & planning
Delen die betrokken zijn bij motoriek –
- Motor cortex
- Somatosensory cortex [tast, zintuigelijk gevoel]
Prefrontale cortex is evolutionair gezien het nieuwste.
Beter ontwikkelt dan bij anderen. Ook als laatste
uitgerijpt. [adolescenten vinden keuzes of planning
lastiger]
Temporaalkwab
Geheugen & begrijpen wat iemand zegt (auditief)
Pariëtaal kwab
Voelen, horen en zien (zintuigen)
Occipitaal kwab
Verwerking van wat we zien naar een beeld
Interne structureren – subcorticale structuur
Thalamus – zowel in rechter- als linkerhersenhelft is een rangeerstation voor
binnenkomende prikkels
Hypothalamus
Volgorde van verwerking is:
Via de Retina (ogen) -> thalamus -> naar Occipitaalkwab
Basale Ganglia [reguleert motoriek, leren vaardigheden, beloning en gewoontes]
grijze stof
locatie = midden van het brein (veel aandacht voor bij Parkinson)
- Caudate nucleus = staartkern
- Putamen = de schil, buitenkant
- Globus pallidus = middenkant
Limbisch systeem [verwerking van emoties en opslaan van herinneringen, geheugen]
- Amygdala = emoties
- Hippocampus = belangrijk bij geheugen, herinneringen opslaan
- Mamillary bodies = betrokken bij geheugen
- Olfactory Bulbs = d.m.v. geuren opmerken wat er te zien is +
invloed van geheugen.
, Hoofdstuk 2
Structure and function of the neuron
Neuron = een cel, maakt deel uit van het zenuwstelsel
Cellichaam = deel van het neuron die de celkern bevat
Dendrieten = vertakking die informatie ontvangt vanuit andere neuronen (begin)
Axon = Vertakking aan het uiteinde van het neuron, draagt informatie over via een actiepotentiaal
Synapse = Ruimte tussen neuronen, aan het einde van de axon waar neurotransmitters worden losgelaten en leidt
tot signaal uitwisseling tussen neuronen
Actiepotentiaal = verandering (depolarisatie en repolarisatie) in de elektrische eigenschappen van
neuronmembraam in de axon.
Neurotransmitters = Chemische signalen, losgelaten door de axon, maakt communicatie met andere neuron
mogelijk
Myeline = Een neuron ontvangt informatie via de dendrieten en beslist over deze informatie door
eigen activiteit te veranderen. Vervolgens geeft de informatie via de axon middels een
actiepotentiaal door aan andere neuronen. Zo ontstaat er een netwerk aan informatie.
Afhankelijk van het type neuron kan er verschil zitten in
aantal en ordening van de dendrieten maar er is altijd
maar één axon.
Twee neuronen die de synaps vormen:
- Presynaptische axon (actieve geleiding) - vuurt
- Postsynaptisch dendriet (passieve geleiding) – ontvangt
- Postsynaptische axon (actieve geleiding) – vuurt
Communicatie
Bij een actieve presynaptische axon wordt er elektrische stroom (actiepotentiaal) door de
axon geleidt. Deze bereikt de synaps waar neurotransmitters worden losgelaten in de
synaptische spleet. Deze wordt passief geleid naar het ontvangende neuron (geen
actiepotentiaal). Neurotransmitters binden zich aan receptoren op de dendrieten en creëren
een synaptische potentiaal (passief) in de postsynaptische
neuron. De passieve stroom vormt de basis van een EEG.
Wanneer deze passieve stromen bij elkaar een bepaalde
drempelwaarde overstijgen ontstaat er een actiepotentiaal.
Actiepotentiaal
Ieder neuron is omsingeld met een celmembraan die een
barrière vormt voor passerende chemicaliën. Het zijn een
soort poortbewakers die Natrium en Kalium onder bepaalde
omstandigheden doorlaat. Balans tussen binnen- en
buitenkant is -70mV. (Binnen is negatief t.o.v. buiten).
1. Wanneer de passieve stroom met voldoende sterkte door het axonmembraan heen
komt, opent dit de Na+ kanalen.
, 2. Depolarisatie = Na+ kan de cel binnendringen en de negatieve lading van -70mV
neemt af tot -50mV. Hierop volgt de Repolarisatie = Het membraan wordt volledig
doorlaatbaar en de lading aan de binnenkant keert zich om naar positief [de groene
lijn]
3. Rustpotentiaal = de negatieve lading in de cel herstelt zich doordat de kalium
poorten open gaan (overgang van groen naar blauwe lijn). K+ stroomt naar buiten en
de waarde begint zich te herstellen. [blauwe lijn]
4. Hyperpolarisatie = Korte periode waarin de binnenkant nog negatiever is dan in rust,
waardoor het moeilijk wordt voor de axon om meteen weer te depolariseren.
Voorkomt dat het actiepotentiaal weer teruggaat, de andere kant op. i.p.v. vooruit.
Knoop van Ranvier = korte onderbrekingen in de meyeline-omhulsels van de axon. Myeline
is een vetachtige substantie die het mogelijk maakt om communicatie te versnellen. Het
actiepotentiaal springt als het ware van knoop naar knoop. Op de plek van Ranvier kunnen
weer hoge concentraties Na+ naar binnestromen om daarna weer een heel stuk over te
kunnen slaan. Bij de ziekte van MS is er sprake van schade aan de myeline.
Neurotransmitters
Sommige neurotransmitters hebben een remmend effect op de postsynaptische neuron
(waardoor minder kans ontstaat om te vuren). Komt doordat de binnenkant van het neuron
dan nog meer negatiever geladen wordt.
- GABA
- Glutamate
Andere neurontransmitters hebben juist een stimulerend effect met meer kan om te vuren.
Overige transmitters (serotonine, dopamine, acetylcholine en noradrenaline) worden vaak
gezien als modulerende functie in plaats van door het het brein verspreid, wat wel het geval
is bij GABA en glutamate.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Xstemerdink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.47. You're not tied to anything after your purchase.