Probleem 3: Perception and Decision Making
Leerdoelen
1) In hoeverre beïnvloed ervaring/expertise je perceptie?
2) Welke breingebieden spelen een rol bij het interpreteren van verschillen in
stimuli?
3) Wat betekenen de normaalcurven in vignet B?
4) Wat is de rol van stimulusintensiteit (gewicht) bij het waarnemen van
verschillen in stimuli? Welke theorie is van toepassen op alle soorten
stimuli?
Literatuur
Coren, 1999 blz. 15-31
Psychofysica = relatie tussen fysieke stimuli en onze perceptie. Drie problemen:
1) Detectie: meten van de minimale intensiteit van stimuli die we kunnen
ervaren
2) Discriminatie: hoe erg stimuli moeten verschillen voordat het verschil
wordt opgemerkt.
3) Scaling: relatie tussen intensiteit van de stimuli en de intensiteit van onze
sensatie.
Detectie
Ons sensitieve systeem is gevoelig voorveranderingen in energie (VB:
elektromagnetisch, mechanisch, chemisch of thermisch). Detectie is de absolute
drempelwaarde van energieverandering die nodig is om iets waar te nemen.
Onderstaande grafiek heet een psychometrische functie. Er zijn verschillende
manieren om deze drempelwaarde te bepalen.
1) De methode van constante stimuli waarbij een participant moet
aangeven of hij de van tevoren bepaalde stimuli opmerkt. Hier wordt niet
de scherpe hoek gevonden zoals in figuur 2-1, maar een langzame opbouw
als in figuur 2-2. Daarom is de absolute drempelwaarde niet heel duidelijk
en dus wordt deze geschat d.m.v. proporties. Ligt bij de stimulus die 50%
van de tijd wordt gedetecteerd. Kritiek: kost veel tijd, omdat er ook met
intensiteit wordt getest die niet vlakbij de drempelwaarde ligt (figuur 2-1).
2) De methode van limieten waarbij een aantal problemen worden
opgelost aangezien ze op stimuli focussen die vlakbij de drempelwaarde
ligt. Begint met stimulus die makkelijk op te merken is totdat de
participant aangeeft het niet meer te detecteren (descending/aflopend
series). Vervolgens wordt het andersom gedaan (ascending/oplopend
series). Hieruit blijkt dat de drempelwaarde niet zo vaststaand is als we
dachten en per meeting en moment verschilt. Dit komt door aandacht of
endogeen geluid (ruis van het lichaam geluid of corticaal grijs). Hoe
hoger deze ruis in intensiteit, hoe hoger onze drempelwaarde. Kritiek: nog
steeds niet efficiënt, omdat heel veel stimuli ons geen informatie geven.
1
, 3) De methode van adaptief testen waarbij de presentatie van de stimuli
wordt aangepast aan de respons van de participant (VB: staircase
methode: ja ik hoor het intensiteit verlagen en nee ik hoor het niet
intensiteit verhogen). Zie figuur 2-3.
Er kan twijfel ontstaan of ze een stimulus gehoord hebben of dat het bij de
normale ruis hoort. Hiervoor moeten ze beslissingsstrategieën toepassen. Om dit
te voorkomen worden er catch trials ingezet, waarbij er geen stimuli worden
gepresenteerd. Als ze dan teveel ‘ja’ antwoorden dan zijn ze aan het gokken en
worden ze uit het onderzoek gehaald. Sommige ‘ja’ waren niet gegokt en de
participanten dachten echt wat te horen.
Signaal detectie theorie = stelt dat elke stimulus
moet worden gedetecteerd tegen het
achtergrondgeluid of het endogene geluid in ons
sensorisch systeem. Er is geen absolute
drempelwaarde, enkel losse waarnemingen waarbij
bekeken moet worden of er wel of geen afwijking is
van het normale neurale geluid. Hiervoor is een
speciaal experiment nodig die wordt uitgelegd in tabel 2-1.
Hit: stimulus aanwezig en opgemerkt
Miss: stimulus aanwezig en niet opgemerkt
Vals alarm: stimulus niet aanwezig en wel opgemerkt
Correct negatief: stimulus niet aanwezig en niet opgemerkt
VB: experiment waarin 50% van de gevallen de stimulus wordt gepresenteerd,
25% miss/vals alarm en 75% hit/correct negatief.
Uitkomst afhankelijk van veel factoren, waaronder verwachtingen. Dit wordt
voorkomen door te belonen en straffen volgens een pay-off matrix. Van de kans
dat iemand een goed of fout antwoord geeft door de ruis die iemand ervaart, is
weer te geven in een waarschijnlijkheidsdistributie. Bestaat uit twee curves
die elkaar overlappen en de mens wordt gezien als een optimale
beslissingsmaker.
Type I fout = false alarm
Type II fout = miss
Beta: als de sensatie boven een bepaald
niveau is dan wordt het een criteria
genoemd. Als het hierboven is zegt de
persoon
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mereldesnayer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.