100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
KLC kijken naar kinderen en scholen samenvatting H9 ontwikkelingspsychologie $5.36
Add to cart

Summary

KLC kijken naar kinderen en scholen samenvatting H9 ontwikkelingspsychologie

2 reviews
 43 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

KLC kijken naar kinderen en scholen samenvatting H9 ontwikkelingspsychologie -inleiding -ontwikkelingspsychologie van het lagere schoolkind (motorische-, perceptuele-, cognitieve-, sociaal-emotionele-, seksuele-, persoonlijkheids-, morele- en spelontwikkeling)

Preview 3 out of 23  pages

  • March 2, 2022
  • 23
  • 2020/2021
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: emmaloriers • 1 year ago

review-writer-avatar

By: merelO • 2 year ago

avatar-seller
HOOFDSTUK 9: ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE

1 Inleiding

DE ONTWIKKELING VAN HET KIND

 Als leerkracht staat je omgang met kinderen centraal
 Tijdens interacties met kinderen hou je rekening met de typische kenmerken van hun leeftijd
o Je speelt voortdurend in op hun karakteristieken
o Ieder kind is uniek en anders maar elke leeftijdscategorie heeft haar specifieke
eigenschappen
 Overgangsfasen: kinderen hebben nog kenmerken van voorgaande of al kenmerken van de
volgende fase
 Belangrijk om te weten welke ontwikkelingsfase deze kinderen reeds zijn doorgegaan en
welke fasen er nog tot ontwikkeling moeten komen om ook met deze kinderen goed te
kunnen omgaan.
 Het belang van ontwikkelingspsychologie: niet enkel het feit dat je veel gaat bijleren over de
ontwikkeling van kinderen en hoe je daarop kunt inspelen en rekening mee kunt houden in
de praktijk. Door inzicht te ontwikkelen in het ‘normale’ ontwikkelingsverloop van een kind,
verwerf je tegelijkertijd de capaciteit om ontwikkelingen met een afwijking te identificeren.
Je hebt een signaalfunctie->medeverantwoordelijk voor de ontwikkeling te observeren en
stimuleren.

WAT IS ONTWIKKELING?

 Ontwikkelingspsychologie: bestudeert hoe het gedrag, het denken en het beleven van
mensen evolueert over de verschillende levensfasen en zegt dat ontwikkeling het veranderen
van een aanwezige structuur (lichaam en geest) is.
 Levenslang proces: er treden gedragsveranderingen op van het begin tot het einde van een
leven (conceptie-dood) -> winst en verlies gaan hand in hand
o Het verwerven van nieuwe mogelijkheden
o Het verliezen van een bepaalde functie of vaardigheid
 Ontwikkeling kent een verloop in de tijd dat een voortgang inhoudt
 Ontwikkeling is geen momentopname, er is sprake van een geleidelijke verandering
(verloop in de tijd)
 Niet herhaalbaar: de veranderingen die optreden in de mens, treden maar één keer op en
blijven gedurende langere tijd aanwezig -> ontwikkeling bouwt voort op vorige fasen en is
basis voor de volgende (voortgang)

HOE ONTSTAAT ONTWIKKELING?

 Welk zijn de ontwikkelingsfactoren of de krachten die van invloed zijn op de ontwikkeling van
een persoon
 Nature/nurture-debat: Wordt de mens datgene wat de omgeving (vooral de opvoeding) van
hem maakt, of ontwikkelt hij zich, ongeacht het soort milieu waarin hij terechtkomt, tot
datgene dat latent al vanaf het begin in hem aanwezig was? Is de natuur of de omgeving
bepalend?

, De natuur (je aanleg, ‘nature’) (aanleg, erfelijke materialen, je lichaam)

= de natuur of aanleg verwijst naar datgene waarmee het kind geboren wordt, die
eigenschappen die je reeds bij de geboorte hebt meegekregen. Die eigenschappen kunnen zowel
manifest (direct observeerbaar bv. lengte, huidskleur) als latent (nog onzichtbaar bv.
verstandelijke aanleg, talenten) aanwezig zijn.

 Aanlegtheorie: gaat ervan uit dat je ontwikkeling hoofdzakelijk wordt bepaald door je
aanleg
 Erfelijkheidsfactoren bepalen de ontwikkeling
 Wat het kind meemaakt in zijn opvoeding, brengt hooguit enkele wijzigingen aan in
datgene wat het kind aan mogelijkheden in zich heeft
 Deze mogelijkheden zijn vanaf de geboorte bepaald en ontwikkelen dus biologisch, vrijwel
autonoom, ongeacht milieu-invloeden en/of persoonlijk wil. Het milieu kan dus hooguit
gunstige voorwaarden scheppen en bepaald niet concreet de richting van de ontwikkeling

Het milieu (je omgeving, ‘nurture’) (ouders, familie, vrienden, leerkrachten, land van herkomst..)

= met milieu wordt je omgeving bedoeld die invloed uitoefent op je ontwikkeling

 Milieutheorie: gaat ervan uit dat de ontwikkeling van een persoon hoofdzakelijk bepaald
wordt door zijn of haar omgeving.
 De mens wordt bijna volledig bepaald door omgeving en opvoeding, heeft een actieve
invloed en onbegrensde mogelijkheden

Een derde ontwikkelingsfactor: de zelfbepaling? (hier mens zelf inbreng ipv eenzijdige theorie)

= de eigen vrije keuze, de mens kan ook zelf omstandigheden scheppen waarin hij zijn eigen
doelen, keuzes en waarden probeert te verwezenlijken

 Hij kan zelf kiezen en hij kan verwerpen: hij kan ‘ja’ zeggen en hij kan besluiten tot ‘nee’
 Hij kiest zelf doelen en bepaald zelf wat voor hem het leven zinvol maakt
 Maakt zelf uit wat hij met zijn mogelijkheden doet
 Hij kan zelf richting geven aan eigen ontwikkeling-> mens is snijpunt tussen aanleg en
milieufactoren.

Besluit: de gulden middenweg

1. Naast de natuur en het milieu is de zelfbepaling ook een belangrijke ontwikkelingsfactor
2. De drie factoren beïnvloeden elkaar-> ontwikkeling is dynamisch spel tussen aanleg en milieu
waarbij de persoon zelf actieve rol heeft
3. Op een bepaald moment in je ontwikkeling kan een bepaalde factor een doorslaggevende
invloed hebben

HOE MET ONTWIKKELING OMGAAN?

Belangrijk voor leerkrachten: 2 vuistregels!

 Je beschikt als leerkracht over de mogelijkheid om op een positieve manier de ontwikkeling
van het kind te beïnvloeden (want opvoeding speelt belangrijke rol)
1. werken in de zone van naaste ontwikkeling
2. streven naar welbevinden en betrokkenheid

, 2 Ontwikkelingspsychologie van het lagere schoolkind

Zes ontwikkelingsfasen (met elk zijn specifieke eigenschappen): (IS NIET de ontwikkelingsdomeinen)

1. Ongeboren baby, pasgeborene
2. Baby (0- 1,5 jaar)
3. Peuter (1,5-3 jaar)
4. Kleuter (3-6 jaar)
5. Lagere schoolkind (6-12 jaar)
6. Adolescent (12- 18/25 jaar)

DE MOTORISCHE ONTWIKKELING (bewegelijk vermogen)

Baby

 De eerste taal die een baby leert is beweging
 Omdat de hersenen nog niet volgroeit zijn kan een pasgeboren kind zijn motoriek nog niet op
een gecontroleerde wijze beheersen-> pasgeborene beweegt op basis van reflexen
o Reflexen: bewegingen komen vanzelf op gang (= babyreflexen of babyreacties of
primitieve reflexen). Ze zijn anders dan bij volwassenen:
 Babyreflexen verdwijnen na een tijdje, of worden opgenomen in gericht
gedrag -> belangrijk want anders krijgt kind geen controle over bewegingen
 Treden niet altijd op, de baby moet alert zijn
 Zijn een onwillekeurige, automatische reactie op een prikkel

o Primitieve reflexen: deze reflexen hebben tot taak de basis overlevingsfuncties te
controleren die nodig zijn in de eerste maanden van het leven en ze vormen
trainingsgebied voor vele aspecten van het latere functioneren.
 Automatische stereotiepe reacties of bewegingen (op specifieke prikkelingen)
afkomstig uit de hersenstam die natuurlijk voorkomen (/uitgevoerd worden) in
gezonde pasgeboren baby’s zonder er echt bewust van te zijn.
o Posturale reflexen: wanneer de baby groeit en ontwikkelt in de eerste zes maanden
begint ook het centrale zenuwstelsel te ontwikkelen. Dan moeten de ontwikkelende
hersenen langzaam de primitieve reflexen remmen zodat de posturale reflexen zich
kunnen ontwikkelen na +/- 6 maand.
Taken zijn: Deze reflexen leggen de basis voor automatische controle over
willekeurige bewegingen. Ze zorgen voor het handhaven van normale spierspanning
en tonus en ze zijn cruciaal voor ontwikkeling van normale houding en motoriek->
om later bewegingspatronen te kunnen leren.
Automatische bewegingen die te maken hebben met het handhaven van de
houding tegen de zwaartekracht in (hele leven actief)

 Belang van juiste ontwikkeling van deze reflexen (de neurologische rijping) - Het is dus
belangrijk om op jonge leeftijd veel te bewegen: hoe vaker een bepaalde verbinding in de
hersenen ‘gebruikt’ wordt, hoe meer dit spoor geautomatiseerd wordt.
 Voorbeelden primitieve reflexen
o Grijpreflex: daarvoor legt de vroedvrouw een vinger in het handje en dan moet de
baby zijn handje sluiten
o Zoekreflex: wanneer de vroedvrouw zijn wang aanraakt moet het kind zijn hoofd
naar die richting draaien. Dient om de moederborst te vinden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller TessH. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.36  3x  sold
  • (2)
Add to cart
Added