Week 1 Ethiek en determinanten overgewicht
AVG – de Europese privacywetgeving, zorgt voor privacy rechten van personen.
Ethiek
Complementair of aanvullende relatie
Hulpvrager:
- Ondeskundigheid – weet niet hoe het op te lossen is
- Gebondenheid – verandering leefwijze, bijv. verblijf in ziekenhuis, volgen van een dieet
- Openheid – verstrekt gegevens over lichamelijke en/of geestelijke toestand
- Afhankelijkheid – advies of hulp nodig
Hulpverlener:
- Deskundigheid – kan achterhalen wat het is en heeft middelen om het te verhelpen
- Vrijheid – geen verandering in leefwijze
- Geslotenheid – hoeft zich niet bloot te geven
- Onafhankelijkheid – geen zorg en advies nodig
Complementaire relatie heeft kenmerken van wat we doorgaans als ‘traditioneel’ bestempelen.
De taken en verantwoordelijkheden in dit type relatie zijn verdeeld per soort. Jij zorgt voor X, je
partner doet Y. Zo was het in typisch traditionele relaties heel lang de norm dat de man broodwinner
was en zich bemoeide met alle geldzaken, terwijl de vrouw zorgde voor het huishouden en de
kinderen.
- ‘wat kan ik voor u betekenen?’ en ‘wat zijn uw problemen?’ zetten de toon van een
complementaire relatie.
- ‘wat is de reden van uw komst?’ en ‘waar komt u voor?’ laat de complementaire relatie een
stuk afweziger.
Symmetrische relatie elk persoon draagt even veel bij aan een relatie. De rollen zijn meer
gelijkwaardig. Taken worden evenrediger verdeeld.
Hospitalisatie met goedbedoelde zorg (‘dat mag u nog niet’ ‘wij zullen dat wel even regelen voor
u’). Het gewenningsproces dat plaatsvindt naarmate een patiënt langer is opgenomen. De dingen
worden steeds meer uit handen gegeven.
Hij doet en mag dan niets zelf meer. De hulpverlener neemt de ander alles uit handen.
Hulpverleners die eerder zelf patiënt zijn geweest stellen zich vaker symmetrisch op. Zij hebben net
wat meer ervaring en kunnen de patiënt wat meer informeren over belasting en noodzaak, en meer
ruimte geven voor reacties.
De manier waarop gezondheidsmedewerkers met de wensen, waarden en rechten van hun patiënten
omgaan, kan op verschillende manieren:
- Paternalistisch model hierbij bepaalt de gezondheidsmedewerker praktisch eenzijdig het
medisch of verpleegkundig beleid op grond van eigen opvattingen en oordelen omtrent het
geen het beste is voor de patiënt. In de psychosociale hulpverlening spreek met hier van
directiviteit.
- Mechanistisch model hierbij stelt de gezondheidsmedewerker als technisch deskundige
de mogelijkheden van de geneeskunde als keuzen aan de patiënt voor zonder dat hij zijn
, eigen voorkeur laat meespelen. De patiënt kiest. In de psychosociale hulpverlening wordt
hier gesproken van non-directiviteit.
- Gelijkwaardigheidmodel op basis van dit model van veronderstelde gelijkwaardigheid
tussen de gezondheidsmedewerker en de patiënt worden in gemeenschappelijk overleg
besluiten genomen en uitgevoerd. Dit is een kenmerk van non-directiviteit.
- Contractmodel hierbij wordt verondersteld dat er een wederzijdse, vaak onuitgesproken,
overeenkomst bestaat over het verdelen van taken en verantwoordelijkheden tussen de arts
en de patiënt. De nadruk ligt op de wederzijdse rechten en plichten die als leidraad dienen
voor de invulling van de verhouding.
De patiënt kan zelf aangeven hoe en in welke mate hij wil of kan participeren in de medische,
psychische en verpleegkundige besluitvorming.
Vier onderscheiden rollen voor de hulpverlener:
1. Vertrouwensfiguur – toont begrip, stimuleert vrijuit te praten en schept duidelijkheid en rust
in het contact.
2. Detective – zoekt gebreken in het doen en denken van de cliënt, en heeft oog voor
achterliggende motieven bij vragen of opmerkingen.
3. Docent – legt dingen uit, geeft informatie of stelt een andere visie voor om naar de feiten te
kijken.
4. Coach – de hulpverlener begeleidt op de achtergrond het doen en laten van de cliënt in de
praktijk, geeft suggesties ter verbetering en traint hem zo nodig in nieuw gedrag.
Voetstuksyndroom – artsen die het moeilijk vinden om met eigen klachten naar andere artsen te
gaan. Velen stellen dit uit, en behandelen zichzelf voordat zij naar een collega zullen gaan.
One up en one down
Hulpvragen bestaan uit lichamelijke en geestelijke zorg.
Inhoudsaspect het onderwerp van het hulpverleningscontact.
Betrekkingsaspect zegt iets over de wijze waarop hulpvrager en hulpverlener met elkaar omgaan.:
een vertrouwelijke, kleinerende of afstandelijke relatie.
Patiënt dit heeft vaak de bijbetekenis van ziek zijn.
Cliënt neutrale term.
Medisch handelen wereldwijd wordt op een identieke manier moreel te verwoorden.
Ethische beginselen zijn:
1. Niet schaden – van de hulpverlener mag worden verwacht dat hij ter zake deskundig is.
Voldoende deskundigheid in het vak waarin hulp verleend wordt. Het ‘niet-schaden’ principe,
zowel lichamelijk als psychisch, kan in de hulpverlening worden beschouwd als absolute
plicht.
2. Respect voor de autonomie van de hulpvrager – de hulpvrager heeft recht op alle informatie
over diagnose, behandeling, risico’s bij de behandeling, en voor- en nadelen van alternatieve
behandelingen. Iemand heeft het recht om een behandeling (ook zonder risico’s) te
weigeren.
3. Inzet voor het welzijn van de hulpvrager – het is echter geen absolute plicht, want het
anderen naar de zin maken kan grenzeloos zijn. Van belang is dat de aard van de
hulpverlening niet méér belastend mag zijn dan noodzakelijk. De hulpvrager de individuele
wensen zo goed mogelijk respecteert worden.
, 4. Rechtvaardigheid – iedereen heeft recht op dezelfde medische en psychische hulp. Wanneer
iemand zieker is of meer problemen heeft, kan hij meer hulp krijgen. Dat is dan niet gelijk,
maar naar omstandigheden en behoefte wel rechtvaardig. Mensen uitsluiten van
voorzieningen is onwenselijk.
Professioneel handelen houdt in het verantwoorden van eigen handelen en besef hebben van
wat men de patiënt of cliënt aandoet.
Liesbeth van Rossum Dik ben je niet voor de lol
MC4receptor afwijking defect foutje in het DNA. (genetisch) Slechts 2% heeft dit van de obesitas
mensen. Verzadigingssignaal werkt niet meer tussen de hersenen en de maag.
Hongerhormonen in ons lichaam. Wordt bepaald door darmsignalen die een seintje geven aan de
hersenen ‘ik zit vol’. Bij de 1 gebeurd dit heel snel en bij de andere pas laat. Uit de hele buik worden
er verschillende signalen afgegeven van ‘stop met eten’. In deze signalen kunnen foutjes voorkomen
en deze kunnen er dan voor zorgen dat iemand heel veel trek kan hebben.
Crashdieet lage kcal, werkt eerst gunstig, gewicht gaat om laag. Maar naar een paar weken gaan
de hongerhormonen omhoog, de verzadigingshormonen gaan omlaag je krijgt meer trek en de
verbranding gaat omlaag. kom je weer meer aan, vaak meer dan dat je hiervoor woog. mensen
, beginnen weer met een crashdieet en zo gaat het telkens door en door en hierdoor krijgen ze
obesitas.
Hongerhormonen maak je aan als je aan lekker eten denkt. Je kiest dan ook veel sneller zoet eten
dan een bijvoorbeeld salade.
Het is dus goed om dit gedrag te trainen, om als volgt het gezonde product te kiezen.
Psyche
Gewoontes, bij de koffie een koekje die koekjes worden er later 2 en nog later wordt het een
rol.
Met een psychische aanpak te trainen, dat de associatie niet direct wordt gelegd ‘bij de koffie horen
koekjes’.
Dus juist aanpakken op het psychische gedeelte.
Eetcultuur
Mee rekening houden.
Darmen
Darmbacteriën bepalen hoe je lichaam met de voedingsstoffen om gaat. Sommige samenstellingen
van darmflora kan obesitas veroorzaken. Antibiotica onder anderen beïnvloeden de darmflora.
Slaap
Toename van obesitas in jaren. Slaapuren afgenomen in de jaren. Minder slaap hierdoor gaan je
hongerhormonen omhoog, krijg je meer snacktrek van. Je stresssysteem wordt geactiveerd, je maakt
meer het hormoon cortisol (verborgen dikmaker).
Medicijnen
Komt vaak voor. medicijnen of zalven die als bijwerking hebben als dikmaker. Bijvoorbeeld:
antidepressiva, anti-epileptica, antipsychotica.
- Hier kun je heel lastig tegen mensen zeggen van val maar af als je niks doet met de medicijn
inname. Voor die tijd is het verstandig om te kijken kunnen we die medicatie niet verlagen of
helemaal stoppen. hierdoor het afvallen veel effectiever is.
Bruin vet
Het ‘goeie’ vet. Zit in het menselijk lichaam rond de wervelkolom, rond het organen en de nek. Dit
bruin vet zet de calorieën om in warmte.
Probleem bij mensen met obesitas is dat deze mensen een stuk minder bruin vet hebben. Dit kun je
activeren door beweging of door kou. kou is dus goed voor je en kan bijdragen obesitas tegen te
gaan.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller feddeidebetting. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.72. You're not tied to anything after your purchase.