Oefenvragen over de tentamencasus adrenalinecondities. Deze vragen zijn opgesteld zoals deze ook op het tentamen kunnen voorkomen (dus tweekeuzevragen). Antwoorden met uitleg zijn ook bijgevoegd.
1. Wat is het meetniveau van de variabelen uit de casus?
a. Een variabele is van nominaal niveau, een variabele is van ordinaal niveau, de rest zijn
continue variabelen.
b. Twee variabelen zijn van nominaal niveau, de rest zijn continue variabelen.
2. Als er 100 steekproeven genomen worden om de hartslag als nameting op te meten dan
zullen waarschijnlijk …
a. 5 van deze steekproeven een waarde geven onder de 83.5 en/of boven de 84.8.
b. 95 van deze steekproeven een waarde geven onder de 83.5 en/of boven de 84.8.
3. Welke stelling is juist?
a. De groep euforie heeft meer deelnemers van groep woede.
b. alle Adrenalinegroepen hebben dezelfde steekproefomvang.
4. Welke stelling is juist?
a. In deze steekproef zijn alle variabelen rechtsscheef.
b. In deze steekproef is hartklopping (palpitation) platter dan een normaal verdeling.
5. Welke stelling is juist?
a. Op zowel de voor- en de nameting van hartslag zijn er outliers.
b. Alleen de nameting van hartslag heeft outliers.
6. Welke stelling is juist?
a. Hartslag op de voormeting heeft vrijwel dezelfde middelste waarde als hartslag op de
nameting.
b. hartslag op de voormeting heeft een grotere spreiding dan hartslag van de nameting.
7. Welke stelling is juist?
a. De correlatie tussen hartslag van de voormeting en hartslag van de nameting is
waarschijnlijk minstens zwak sterk.
b. De correlatie tussen hartslag van de voormeting en hartslag van de nameting is
waarschijnlijk triviaal.
8. Welke stelling is juist?
a. De correlatie tussen hartslag van de voormeting en hartslag van de nameting is niet
statistisch significant.
b. De correlatie tussen hartslag van de voormeting en hartslag van de nameting is wel
statistisch significant.
9. Op basis van deze steekproef kan gezegd worden dat hartslag op de voormeting de
causale antecedent is van hartslag op de nameting.
a. Onjuist
b. Juist
10. Welke stelling is juist?
a. De hartslag op de voormeting verklaart in deze steekproef iets meer dan een tiende
van de variantie in hartslag op de nameting
b. De hartslag op de voormeting verklaart in deze steekproef iets meer dan een derde van
de variantie in hartslag op de nameting
, 11. Welke stelling is juist?
a. De gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt voor het verband tussen hartslag op de
voormeting en hartslag op de nameting is in deze steekproef iets meer dan een derde
standaarddeviatie groot.
b. De gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt voor het verband tussen hartslag op de
voormeting en hartslag op de nameting is in deze steekproef ongeveer een halve
standaarddeviaties groot.
12. Het intercept van de enkelvoudige regressie tussen hartslag op de voormeting en
hartslag op de nameting is ongeveer 0.5.
a. Juist
b. Onjuist
13. De enkelvoudige regressie tussen hartslag op de voormeting en hartkloppingen is
statistisch significant.
a. Onjuist
b. Juist
14. Welke stelling is juist?
a. Het correlatiecoëfficiënt tussen hartslag op de voormeting en hartkloppingen is 0.504.
b. Het regressiecoëfficiënt tussen hartslag op de voormeting en hartkloppingen is 0.254.
15. Welke stelling is juist?
a. In de populatie verschillen de gemiddelden van de hartslag op de voormeting en de
hartslag op de nameting waarschijnlijk niet.
b. In de populatie verschillen de gemiddelden van de hartslag op de voormeting en de
hartslag op de nameting waarschijnlijk wel.
16. Op basis van de Cohen’s d is er een triviaal verschil tussen hartslag op de
voormeting en hartslag op de nameting.
a. juist
b. onjuist
17. Van de zes variabelen is er alleen bij jeuk (itching) een statistisch significant verschil
tussen de condities euforie en woede.
a. onjuist
b. juist
18. Welke stelling is juist?
a. Bij hartklopping (palpitation) is er een sterk effect tussen de condities euforie en woede.
b. Bij numbness is er een grote kans dat de nulhypothese waar is als de condities euforie en
woede vergeleken worden.
19. Indien α gesteld wordt op .02, wat is er dan te concluderen?
a. Indien de nulhypothese waar is, is er waarschijnlijk geen verschil in jeuk tussen de
condities euforie en woede.
b. Indien de nulhypothese waar is, is er een zwak effect in hartkloppingen tussen de
condities euforie en woede.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller morheru. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.72. You're not tied to anything after your purchase.