100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting medische kennis periode 2, leerjaar 1 $9.10   Add to cart

Summary

Samenvatting medische kennis periode 2, leerjaar 1

 6 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting medische kennis periode 2, leerjaar 1

Preview 4 out of 45  pages

  • Yes
  • March 4, 2022
  • 45
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Medische kennis week 1
Kennisclips
Gezondheid/ziekte
Anotomie  hoe zit het lichaam in elkaar?
Fysiologie  hoe werkt het lichaam?
Pathologie  waar en hoe in het lichaam gaat het mis?

Gezondheid: het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van
de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven

Handhaven gezondheid
Er bestaat een draagkracht/draaglast model. Dit moet in balans zijn. Dit is voor ieder mens
uniek.




Als de draaglast hoger wordt dan dat je kunt
dragen, is er een disbalans 
decompensatie.

Ziekteoorzaken (etiologie)
De draagkracht wordt door een aantal dingen bepaald (onder andere):
 Aanleg (constitutie)
 Conditie
 Psychische en sociale factoren
De draagkracht kun je versterken door bijv. gezond te leven
De draaglast (wat je te voortduren krijgt) wordt bepaald door:
 Endogeen  van binnen uit (bijv. genetische kwetsbaarheid voor een ziekte)
o Erfelijk
o Congenitaal  wat er tijdens de ontwikkeling in de baarmoeder is ontwikkelt
Sommige endogene oorzaken zijn direct zichtbaar (downsyndroom)
Sommige ziekten die endogeen manifesteren ontwikkelen zich later (PKU), hoe eerder we dit
weten, hoe eerder wij dit kunnen behandelen.

 Exogeen  van buiten uit (bijv. straling uit de
kosmos/verf)
o Fysisch 
o Chemisch (alcohol/roken etc.)
o Microbiologisch (bacteriën/virus etc.)
Een goed afweersysteem!
o Immunologisch (hooikoorts/autoimmuun)
o Voeding (te weinig/veel/disbalans)
o Psychosociaal (stress)

, Etc.
Multifactoriële aandoeningen
Multifactoriële aandoening: aandoening door optelsom van verschillende factoren
Bijv. osteoporose (botontkalking), maar ook kanker. De verschillende factoren:
 Genetisch
 Voeding
 Leeftijd
 Leefstijl
Etc.

Medische kennis
Anatomie  hoe ziet iets eruit?
Fysiologie  hoe werkt het?
Pathologie (ziekteleer)  waar gaat het mis?
Farmacologie (geneesmiddelenleer)  wat doen medicijnen?

Anatomie
 Anatemnein (griek) = ontleden
 Ontleden leidt tot een preparaat
 Preparaat wordt geconserveerd
 Systematiek van ontleding
o Topografisch (regionaal) ‘wat is de stand van de oren t.o.v. de ogen’
o Functioneel (systematisch) ‘de mond is een onderdeel van het
spijsverteringssysteem’

Macroscopische anatomie: kijken met het blote oog
Microscopische anatomie: kijken onder de microscoop
 In ergere zin: weefsels t.o.v. elkaar
 Histologie (weefselleer): cellen t.o.v. elkaar in een weefsel
 Cytologie (celleer): afzonderlijke cel
Embryologie: hoe ontwikkelt een foetus vanuit een eicel/zaadcel tot een baby

Fysiologie
Is de studie van het functioneren van het organisme m.b.v. natuurwetenschappelijke
methoden:
1. Fysiologische fysica = biofysica  beweging, lichtinval in het oog (natuurkundig)
2. Fysiologische chemie = biochemie  ademhaling, gassen (scheikundig)

Homeostase: het constant houden van het milieu interieur (interne milieu)
 Temperatuur
 Zuurgraad (pH)
 Zuurstof (O2)
Etc.

Pathologie
Als je weet hoe de normale bouw (anatomie) en functie (fysiologie) in elkaar steekt, kun je
ook afleiden wat er gebeurt als hier iets mis is + farmacologie

,Medische terminologie: vaktermen in Grieks/Latijn
Topografie: plaatsbeschrijving, belangrijk in communicatie
Begrippen leren uit boek!

Opbouw menselijk lichaam
Het menselijk lichaam is opgebouwd uit allerlei orgaansystemen. Deze
orgaansystemen bestaan uit allerlei organisatieniveaus, dit zijn:
Atoom  molecuul  macromolecuul  organel  cel  weefsel
 orgaan  orgaansysteem  organisme

Histologie is super belangrijk als we het hebben over, waar gaat het
mis. Veel problemen zijn terug te leiden naar het weefsel.
Cytologie is ook een belangrijk fenomeen
Cellen zijn echt enorm klein!

Atomen en moleculen  Begrip van de kleinste deeltjes, atomen en moleculen, is
onontbeerlijk om de fysiologie van het menselijk lichaam te kunnen vatten

Leerdoelen week 1
 weet je de definitie van anatomie;
 weet je de definitie van fysiologie;
 begrijp je wat functionele anatomie inhoudt;
Deze soort gaat meer in op de anatomie die we nodig hebben in de dagelijkse praktijk. (anatomie
over bewegen)
 ken je een aantal veelgebruikte onderzoeksmethoden die anatomische en fysiologische
kennis van het menselijk lichaam opleveren;
Inspectie  Hierbij observeer je systematisch de buitenkant van het lichaam ( hoe is de kleur van de
huid?)
Palpatie  Hierbij tast je met je vingers of handen het lichaamsoppervlak op zo’n manier af dat je
iets te weten komt over dieper gelegen structuren
( zijn de spieren slap of juist gespannen? )
Percussie  hierbij klop je aan de buitenkant op een deel van het lichaam om uit de hoogte van de
toon een indruk te krijgen van het onderliggende weefsel ( Is het hart vergroot ? )
Auscultatie  Hierbij luister je met een stethoscoop naar geluiden die door het lichaam
geproduceerd worden ( welke tonen produceert het hart ? )
Laboratoriumonderzoek: Hierbij worden weefsels en vloeistoffen zoals, bloed, speeksel of urine
onderzocht ( hoe is de samenstelling van het bloed ? )
Rontgenstraling ( X-straling)  Hierbij worden opnamens gemaakt van de botten in het lichaam. De
kalkhoudende botten van het lichaam absorberen de straling niet, in tegenstelling tot de omringende
zachtere weefsels. Op de röntgenfoto’s lichten de botten daardoor wit op.
Computertomografie ( CT )  Hierbij wordt ook röntgenstraling toegepast en hierbij kunnen ook
zachtere weefsels zichtbaar worden gemaakt. In tegenstelling tot een röntgenfoto wordt bij een CT-
scan een doorsnede van het totale lichaamsoppervlak gemaakt, hierop zijn de meeste typen weefsel
zichtbaar.
Angiografie  Hiermee kan men afwijkingen in de hartholten en in de bloedvaten opsporen. Nadat
een contrastvloeistof in de bloedbaan is gespoten kunnen de hartholten en de bloedvaten
vervolgens door middel van röntgenfoto’s zichtbaar worden gemaakt. Zo ontstaat het angiogram.

, Magnetic resonance imaging ( MRI )  De te onderzoeken persoon wordt in een tunnel geschoven
die een zeer sterke magneet bevat, waarmee de waterstofatoomkernen in het lichaam
gemagnetiseerd worden. ( de kernen gaan in een bepaalde richting bewegen) ook komt er vanuit de
MRI-tunnelradiogolven uitgezonden waardoor de waterstofatoomkernen gaan meetrillen
(resoneren). Zodra de radiogolven getopt zijn geven de waterstofatoomkernen de trilling energie af
als signalen.
Echografie/echoscopie  beeldvormend onderzoek met behulp van ultrageluidstrillingen. Hierbij
wordt via een sonde hoogfrequentie geluidsgolven het lichaam ingezonden. De golven worden door
de organen en weefselstructuren weerkaatst en vervolgens geregistreerd. De computer zet de
weerkaatste golven om in een beeld.
Doppelonderzoek  hierbij wordt ook gebruik gemaakt van geluidsgolven waarmee je vooral de
stroomrichting en de stroomsnelheid van het bloed in de bloedbaan geregistreerd.
Endoscopie  hierbij wordt gebruik gemaakt van een optische sonde ( dit is een flexibele staaf
voorzien van een minicamera. Hiermee kunnen vrijwel alle holle organen en de grote gewrichten van
binnen bekeken worden.
 heb je inzicht in de reductieniveaus en organisatieniveaus binnen de anatomie en fysiologie;
 begrijp je dat het reductieniveau van orgaanstelsels ook zijn beperkingen heeft;
 weet je wat bedoeld wordt met het inwendige en uitwendige milieu van het menselijk
lichaam;
Cellen, celvloeistof, weefselvloeistof en lymfevloeistof zijn het inwendig milieu van een organisme.
Met behulp van homeostatische regelmechanismen wordt het inwendig milieu constant gehouden.
Longen en het spijsverteringsstelsel behoort tot het uitwendige milieu.
 weet je wat homeostase betekent;
 ken je de basisfuncties van de tien orgaanstelsels in het menselijk lichaam;
circulatiesysteem  lichaamscellen kunnen alleen goed functioneren als hun directe omgeving, de
interstitiële vloeistof, tijdig ververst wordt. Dit gebeurt met een transportsysteem  het
circulatiestelsel. Dat is een buizensysteem waarin een waterige vloeistof zit. Deze vloeistof, het
bloed, transporteert gassen, voedingsstoffen en afvalstoffen. Het circulatiesysteem zorgt voor de
bloedsomloop. Het circulatiestelsel bestaat uit het bloedvatenstelsel, het lymfevatenstelsel en het
afweersysteem.
lymfevatenstelsel  transporteert lymfe met daarin voedingsstoffen, kleine plasma-eiwitten, witte
bloedcellen, zouten en bloedgassen. Ondersteunt de werking van het bloedvatenstelsel. Zorgt voor
immuniteit van het lichaam.
bloed  transporteert bloed dat bestaat uit bloedcellen, plasma-eiwitten, hormonen, zouten,
bloedgassen, voedingsstoffen en afvalstoffen.
ademhalingssysteem  het ademhalingsstelsel maakt gaswisseling tussen het inwendige en
uitwendige milieu mogelijk. De luchtwegen en longen zijn essentiële delen van het
ademhalingsstelsel.
spijsverteringsstelsel  Om het inwendige milieu in weefsels te kunnen voorzien van
voedingsstoffen, moet het bloed die voedingsstoffen kunnen betrekken uit het uitwendige milieu.
Het circulatiestelsel staat daartoe in contact met een systeem dat voedingstoffen uit het uitwendige
milieu opneemt en geschikt maakt voor overdracht aan het milieu  dit systeem is het
spijsverteringsstelsel.
uitscheidingsstelsel  zodra de afvalstoffen in het circulatiestelsel zijn opgenomen, moet het bloed
gezuiverd worden van de vaak giftige afvalstoffen. Het circulatiestelsel staat in contact met de
zuiveringsfilters in de nieren. De nieren zijn essentiële delen van het urinewegstelsel, dit stelsel voert
veel afvalstoffen, opgelost in water naar het uitwendige milieu af.
voortplantingsstelsel  een belangrijk kenmerk van het leven is echter ook soorthandhaving, dat wil
zeggen dat dat wij als mens ervoor moeten zorgen dat we nakomelingen krijgen en dat onze soort
niet uitsterft.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hannaabrahamse. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.10. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

71498 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.10
  • (0)
  Add to cart