100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Psychopathologie II, Klinische psychologie, diagnostiek en behandeling. $6.94
Add to cart

Summary

Samenvatting Psychopathologie II, Klinische psychologie, diagnostiek en behandeling.

 10 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van de tentamenstof voor Psychopathologie II, cursus aan de Universiteit van Utrecht.

Preview 3 out of 19  pages

  • March 4, 2022
  • 19
  • 2018/2019
  • Summary
avatar-seller
Maartje van Loef
UU


Psychopathologie II Samenvatting
Simon, de Hullu, Smeets & van der Molen (2018). Klinische
Psychologie, Diagnostiek en behandeling. Noordhoff Uitgevers (3e
editie). Groningen, Houten, The Netherlands.
Hoofdstuk 1: psychodiagnostiek
Instrumenten:
- Onderzoeksgesprekken
- (gedrags)observaties
- Psychologische tests en vragenlijsten
Stepped-care-model: afhankelijk van de ernst en de hardnekkigheid van de klachten kan worden
gekozen voor een meer uitgebreid psychodiagnostisch onderzoek.
Zodra een psycholoog een behandelrelatie heeft opgebouwd met een cliënt, is het raadzaam om
psychodiagnostische vragen door een collega te laten afnemen. Daarmee wordt rolverwarring
voorkomen tussen de cliënt en de behandelaar.
Diagnostische cyclus:
- Klachtenanalyse: wat is de aanleiding voor onderzoek aanvraag, wat verwacht de aanvrager
van het onderzoek, wat is de hulpvraag van de cliënt? Leidt tot verhelderende diagnose.
- Probleemanalyse: wat is het probleem, welke symptomen en hoe erg, wat is al bekend,
welke theorie zou mogelijk de klachten kunnen verklaren? Anamnese en heteroanamnese.
Onderdelen probleemanalyse:
 Gestandaardiseerde klachteninventarisatie: symptoomvragenlijsten, routine outcome
monitoring (ROM) procedure, outcome questionnaire (OQ45).
 Speciële anamnese: intakegesprek, luxerende factoren, interferentie.
 Psychiatrische anamnese: systematisch samenvatten van symptomen:
verschijning/psychomotoriek, oriëntatie, aandacht/geheugen, waarneming,
spraak/denken, stemming/affect, persoonlijkheid.
 Observatie tijdens onderzoeksgesprekken
 Biografische anamnese en heteroanamnese
 Huidig functioneren
 Beschrijvende diagnostiek: onderkennende diagnostiek: beschrijving maar geen
verklaring. Classificatie met dsm-5 is onderdeel.
- Verklaringsanalyse: waar komen de klachten vandaan, welke hypothesen kunnen worden
gesteld, hoe kan onderzoeksvraag worden geoperationaliseerd, wat is het antwoord op de
onderzoeksvragen?
 Onderzoeksvraagstelling en hypothesen
 Keuze van instrumenten en methode. COTAN: kwaliteit van instrumenten.
 (semi) gestructureerd interview.
 Capaciteitentests.
 (zelfrapportage) vragenlijsten
 Indirecte methoden: bvb IAT of projectieve tests, minder sociaal wenselijk antwoord.
 Structurele persoonlijkheidsinterview en dynamische persoonlijkheidsdiagnostiek.
 Uitvoering van het onderzoek
 Interpretatie van de resultaten: vergelijking met normgroep.
 Integratie van de onderzoeksresultaten
 Terugkoppelingsgesprek
- Indicatieanalyse: wat is de beste aanpak, wat voorspellen de resultaten voor de toekomst,
wat is de beste behandelkeuze?
 Predictie.
 Indicatie

, Maartje van Loef
UU

 Gebruik van psychodiagnostisch onderzoek in de behandeling.
Confirmation bias: neiging informatie te zoeken en als zodanig te interpreteren die de eerste
klinische indruk bevestigt.

Hoofdstuk 3: transdiagnostische benadering
Intakeverslag: beknopt, geëindigd met dsm diagnose en globaal behandelvoorstel.
Stoornisspecifieke/diagnosespecifieke benadering: werkwijze waarbij de DSM diagnose een centrale
rol speelt. Comorbiditeit is hierbij een probleem, want welke behandeling gebruik je? Of voor welke
stoornis eerst?
DSM is eigenlijk een classificatiesysteem, omdat het (zoals een diagnostisch systeem) geen
uitspraken doet over etiologie, beloop en prognose. Daardoor wel sprake van veel comorbide
stoornissen.
DSM is categoriaal, niet dimensionaal: hebben of niet hebben, terwijl subklinische problemen door
elkaar kunnen bestaan. Spreek soms van ‘trekken van…’.
Transdiagnostische visie: meer richten op aspecten van de problematiek of behandeling die de
specifieke stoornissen en behandelingen overstijgen of die zij gemeenschappelijk hebben.
Transdiagnostische kenmerken van psychotherapie:
- Traditionele transdiagnostische elementen:
3 therapeutische niveaus: wat moet cognitief/gedragsmatig veranderen (aangrijpingspunt),
hoe kan het veranderingsproces het beste worden gefaciliteerd (context), en is het wenselijk
om ook andere personen in te schakelen (systeem).
- Transdiagnostische aspecten op het niveau van de therapeutische context:
Therapeutische relatie: attitude/relationele vaardigheden. Empathie, echtheid,
onvoorwaardelijke acceptatie. Collaborative empiricism & didactische coach-pupil model:
therapeut gaat samen met client op zoek naar factoren die de problemen veroorzaken en in
stand houden.
Common-factors benadering: schrijft aan diagnosespecifieke technieken slechts een
beperkte rol toe, belangrijk zijn de gemeenschappelijke factoren die in elke therapie
aanwezig moeten zijn: vertrouwelijke relatie cliënt/behandelaar, context waarbinnen genezig
wordt verwacht, behandeling loopt voor de patient volgens een geloofwaardige rationale,
behandeling borduurt voort op een rationale en vraagt bij patient en therapeut om actie.
Gestructureerde behandeling, adequate patiënt participatie, behandelintensiteit.
- Transdiagnostische aspecten op het niveau van het therapeutisch aangrijpingspunt:
Geïndividualiseerde zoekschema’s voor diagnostiek en interventiekeuze: met behulp van een
functieanalyse (FA): hypothese over de factoren die problematisch gedrag in stand houden.
En een betekenisanalyse (BA): hypotheses over de persoonlijke associaties die
verantwoordelijk zijn voor de disfunctionele betekenissen die de patient aan feitelijk niet-
problematische situaties of gebeurtenissen toekent.
Idiosyncratische probleemanalyses (individuspecifiek) zijn niet alleen voor afstemming van
behandelrichtlijnen, maar ook om aanvullende behandeldoelen aan te wijzen.
COMET: competitive memory training: zelfwaarderingsverstekende interventie.
Transdiagnostische op informatieverwerkingsprocessen gerichte interventies: cognitieve bias
modificatie training. Voor aandachtsbias, interpretatiebias, geheugenbias.
Veerkrachtbevorderende transdiagnostische interventies: goed welbevinden bevordert de
veerkracht.
Recente transdiagnostische ontwikkelingen:
- Samenvoegen en onderling integreren van afzonderlijke protocollen:
Unified protocol: 5 modules voor motivatieverstrekking, informatieverstrekking en
terugvalpreventie:
1. Bewustwording van emotionele ervaringen
2. Cogn flexibiliteit en vermogen om te herinterpreteren
3. Tegengaan gedragsmatige/emotionele vermijding

, Maartje van Loef
UU

4. Identificering van lichamelijke sensaties en leren verdragen
5. Interoceptieve/ situationele exposure aan emotionerende triggers.
Enhanced CBT: eetstoornissen, langere behandeling.
- Netwerkmodel voor psychopathologie:
Netwerkmodel: niet een onderliggende specifieke stoornis stuurt de symptomen aan, maar
in netwerken georganiseerde symptomen zichzelf en elkaar onderling.
Netwerkanalyse: niet vaststellen van generieke emotionele ziekte, maar adequaat
behandelplan voor individuele klachten.
Experience sampling method: uitvraging van symptomen op willekeurige momenten om
fluctuatie in beeld te brengen.
Hoofdstuk 9: angststoornissen
Nog geen screeningsinterviews voor dsm V, anxiety disorders interview schudule for dsm-IV. Ook
zelfrapportagevragenlijsten verschaffen informatie over ernst en beloop.
Bij specifieke fobie: exposure. Bij paniekstoornis: combi met farmacologisch.
Antidepressiva zijn eerste keuze voor farmacologische behandeling. SSRI’s en SNRI’s.
Eerste voorkeur voor alle angststoornissen in CGT (exposure gericht).
Begin behandeling: registratieopdrachten, met als doel:
- Beeld krijgen van aard en frequentie van problemen.
- Gegevens verzamelen voor casusconceptualisatie.
Betekenisanalyse (problematische situaties/emoties worden geanalyseerd) en functieanalyse
(probleemgedrag wordt geanalyseerd).
Betekenisanalyse (BA): klassiek leerparadigma. Op zichzelf niet-beangstigende situaties of objecten
kunnen zo angstaanjagend worden.
CS (hond)  US/UR- representatie (gebeten worden)  CR (angst).
Relatie tussen cs en us/ur:
- Sequentiële verbanden: ene situatie voorspelt de andere situatie. (meestal).
- Referentiële verbanden: als een situatie de herinnering aan een eerdere gebeurtenis
activeert. Gaat minder om verwachting op nieuwe vernedering/angst.
Exposure vaak bij sequentieel, bij referentieel vaak herevaluatie van de us/ur representatie
(herstructureringstechnieken of EMDR).
Functieanalyse:
Context (discriminatieve stimuli (Sd))  gedrag (operant (R))  (vermeende positieve consequenties
van het gedrag (Sr-pos). OF feitelijk negatieve consequenties van het gedrag (Sr-neg).
Nadruk bij FA ligt bij:
Vermijdingsgedrag: voorkomen (passieve vermijding) of opheffen (actieve vermijding) van
confrontatie met gevoelsmatig maar niet daadwerkelijk bedreigende situaties (CS).
Veiligheidsgedrag: voorkomen van het optreden van de gevreesde ramp als confrontatie met de
beangstigende situatie niet voorkomen of opgeheven kan worden.
Bij exposure is opheffen van dit gedrag noodzakelijk: ervaren dat wat wordt gevreesd niet
daadwerkelijk optreedt en dat de angst niet nodig is.
Cognitieve herstructureringstechnieken: correctie van verstoorde info verwerking. 2 soorten:
- Verbale methoden zoals socratisch dialoog en het gedachteschema, waarbij door het stellen
van vragen argumenten worden verzameld die voor en tegen de angst oproepende
gedachten pleiten.
- Gedragsexperimenten om angst oproepende gedachten of opvattingen in het echt te
onderzoeken op hun houdbaarheid.
Exposure: disfunctionele verwachting over het optreden van negatieve gebeurtenissen ontkrachten.
- In vivo: blootstelling aan specifieke situaties, bvb reizen met OV.
- Interoceptief: blootstelling aan lichamelijke sensaties, zoals hartkloppingen.
- Imaginair: blootstelling aan beelden, gedachten of gevoelens.
Streven naar een zo krachtig mogelijke disconfirmatie van de verwachtingen van de patiënt (US/UR)
zodat de angstreacties (CR) uiteindelijk afnemen extinctie.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maartjevanloef. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.94. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.94
  • (0)
Add to cart
Added