SWK7: Orthopedagogiek
Literatuur: Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen
Hoorcollege 1 (H1 en H2): Normaal of niet-normaal
Ontwikkelingspathologie = de wetenschappelijke discipline die onderzoekt hoe psychische
stoornissen ontstaan en zich ontwikkelen.
Drie belangrijke thema’s:
1. Vroeger en nu bij het veranderen van gedrag spelen niet alleen actuele
veranderingen en eisen een rol, maar ook vroegere ervaringen.
2. Een dynamisch gezichtspunt of we gedrag normaal of wenselijk vinden, hangt
samen met de ontwikkelingsopgaven die een kind op een bepaalde leeftijd heeft.
3. Een uniek individu met unieke ervaringen niet alles heeft bij iedereen invloed, en
bovendien is die invloed niet bij iedereen even groot.
Classificatie = een persoon herkennen, er een naam aangeven en indelen in een categorie.
(Ontwikkelings)psychopathologie heeft als doel afwijkend gedrag goed in kaart te brengen.
Een classificatiesysteem kan dan helpen om niet alleen onderscheid te maken tussen
verschijnselen, maar ook om overeenkomsten te signaleren en zowel oude als nieuwe
verschijnselen in te delen.
Een voorbeeld van een classificatiesysteem is DSM (een omvangrijk classificatiesysteem voor
psychische stoornissen). Om te kunnen bepalen of iemand een psychische stoornis heeft, is
het nodig om af te spreken welke symptomen die stoornis kenmerken. Dit is wat in de DSM
gebeurt. Hierbij gaat het om observeerbaar gedrag en innerlijke kenmerken. De symptomen
beschrijven de stoornis, ze verklaren die niet. DSM beschrijft ook welk aantal symptomen in
welke mate en gedurende welke termijn aanwezig moet zijn wil er sprake kunnen zijn van een
stoornis. Hoe meer symptomen iemand heeft, hoe ernstiger het is.
DSM bevat categoriale (de symptomen zijn wel of niet voldoende aanwezig) en dimensionale
(mate van de ernst) indeling.
Classificatie is onvoldoende om te weten welke hulp iemand nodig heeft, hiervoor is
diagnostiek nodig.
Diagnostiek = een aanzet om te kunnen verklaren en begrijpen wat hulpverleners zien bij een
kind. Als er een diagnose is gesteld, is het van belang daarna te weten te komen hoe deze is
ontstaan. Een diagnose is nodig om een kind toegepaste hulpverlening te bieden, ook voor het
gezin. De hulpverlener probeert de problemen te classificeren door drie waarom-vragen te
stellen:
1. Waarom heeft dit kind deze klachten op dit moment gekregen?
2. Waarom blijven juist deze problemen en klachten bestaan?
3. Wat zegt het over dit kind en zijn gezin dat deze problemen er zijn en blijven
ontstaan?
Het diagnostisch en hulpverleningsproces begint met een intakegesprek. Deze neemt een
anamnese af: hij brengt de voorgeschiedenis van de problemen op grond van de informatie die
hij krijgt van ouders en het kind.
Hierna komt observeren, het psychodiagnostisch onderzoek (vragenlijsten, testen) en
lichamelijk onderzoek (alleen door een arts).
, Een hulpverlener gebruikt bij zijn werk kennis over wat we ‘normaal’ en ‘abnormaal’ gedrag
vinden gezien de leeftijd van een kind. Deze kennis wordt verzameld met behulp van
epidemiologisch onderzoek.
De epidemiologie werkt veel met het begrip prevalentie: het percentage van een groep
kinderen (of volwassenen) dat een bepaalde stoornis heeft op een bepaald moment in de tijd.
Een theoretische reflectie: enige kennis van statistiek is nodig om onderzoek op waarde te
schatten.
We proberen evidence based te werken, maar het bewijs is soms flinterdun.
Een methodische reflectie: om te bepalen of iets klopt of niet, gebruik je de empirische cyclus.
Dit is de wetenschappelijke methode voor het nemen van een onderbouwd besluit.
Een persoonlijk-professionele reflectie: iedere discipline kan zijn eigen bijdrage leveren aan
diagnostiek.
Verantwoord werken vraagt doorlopende reflectie.
Onderzoek = hypothesen toetsen
Stap 1: je neemt wat waar
Stap 2: je formuleert een idee over wat je ziet
Stap 3: je maakt voorspellingen toetsbaar (deductie) en kiest instrumenten om je interpretatie
te toetsen (operationalisatie)
Stap 4: je voert je onderzoek uit
Stap 5: je koppelt de gevonden gegevens terug naar je hypothesen
Wanneer toets je hypothesen?
- Om de volgende stap in het zorgproces te onderbouwen
- Je onderzoekt hypothesen die verschil maken voor je handelen
- Bij complexere vragen doe je een beroep op specialisten
- Ook als er specialisten aan het werk zijn, lever je je bijdrage
Wanneer heeft iemand hulp nodig?
Kwantitatief:
- Frequentie (het gebeurt vaker)
- Duur (hoelang speelt het al)
- Ontwikkelingsverloop (langdurige terugval)
- Intensiteit (het is opvallend heftig)
- Omvang (het komt in meerdere situatie voor)
- Ongebruikelijkheid (het komt weinig voor)
Kwalitatief:
- Lijden (iemand voelt zich erg ongelukkig)
- Onvrijheid (iemand is de macht over zichzelf kwijt)
- Geen empathie (je kan je er niet in inleven)
- Sterke afwijking
- Een herkenbaar beeld
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aniekmiddelburg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.65. You're not tied to anything after your purchase.