Samenvatting Orgaansystemen Ademhaling. Ik heb dit vak gevolgd in blok 2 van het academisch jaar .
Bevat:
- Inleiding
- Mechanische eigenschappen
- Ventilatie en Perfusie
- Transport van gassen
- Regulatie
- Werkcollege 1
- Werkcollege 2
- E-module Spirometer
- Anatomie
- Microscopie
...
Inleiding
Water is een slecht medium voor diffusie. Zuurstof lost slecht op in water.
Platworm – diffusie
Rups – tracheeën
Axolotl – kieuwen
Kikker – longen en huid: positieve druk ademhaling, lucht wordt de longen ingeperst. O2 via
de longen opgenomen, CO2 via de huid uitgescheden
Vogels – longen en luchtzakken: lucht loopt bij de inademing tot aan de achterste luchtzak.
Bij uitademing gaat de lucht uit de luchtzakken de longen in. Eénrichtingsverkeer, met 1x uit
en in is de hele longinhoud ververst.
Tegenstroomprincipe in kieuwlamellen van kieuwfilamenten op
kieuwbogen.
Kenmerken van een goed respiratoir systeem
• Groot oppervlakte
• Druk verschil
• Dunne laag voor diffusie
• Vochtig
Cellulaire respiratie → cellen gebruiken O2
en produceren CO2 om ATP te genereren
Externe respiratie → O2 gaat via de
atmosfeer de longblaasjes en het bloed in,
CO2 wordt vanaf het bloed via de
longblaasjes afgevoerd naar de atmosfeer
In de pulmonaire bloedsomloop is de druk
overal redelijk laag, maar de flow is wel
hoog → low pressure high flow system. Per
tijdseenheid is er een halve liter bloed
aanwezig in de longen, waarvan 75 ml in de
capillairen zit. Capillairen lopen dicht om de
longblaasjes heen.
Neusholte/mond → trachea → bronchiën →
bronchiolen → alveoli. Diafragma is heel
belangrijk en werkt als belangrijkste
ademhalingsspier. Uitwisseling vindt alleen
plaats in de alveoli, in de luchtpijp en
bronchiën is geen ademhalingsepitheel
aanwezig.
De longen zijn omsloten door twee vliezen:
het viscerale pleura, wat om de longen
heen zit, en de pariëtale pleura dat
,verbonden is met de borstkas. Tussen deze twee vliezen is een intrapleurale ruimte die
gevuld is met vloeistof: vliezen kunnen goed langs elkaar bewegen, als de borstkas uitzet
gaan de longen mee/als de longen teruggaan naar hun oorspronkelijke vorm gaat de
borstkas mee. Tussen de twee vliezen heerst een lichte onderdruk.
Bij de alveoli zijn twee bloedsomlopen te
zien: de pulmonaire en de bronchiale
bloedsomloop. De longarterie van
pulmonaire bloedsomloop vervoert
zuurstofarm bloed langs de bronchiolen
op naar de alveoli. Veel kleine
longvenen vervoeren het zuurstofrijke
bloed terug naar het hart. De bronchiale
bloedsomloop ontspringt uit de aorta,
zuurstofrijk bloed in de bronchiale arterie
en zuurstofarm bloed in de bronchiale
vene. 50% van het zuurstofarme bloed
uit de bronchiale venen mondt uit in de
longvenen dat zuurstofrijk bloed bevat
(anastomose). De bronchiale bloedsomloop voorziet de cellen in de longen vooral van
voedingsstoffen (O2 is vaak al genoeg aanwezig).
Ademhalingsepitheel alleen aanwezig in de terminale ducten van de bronchiolen die naar de
alveoli toelopen en de alveoli zelf.
Cellen in de longen
• Alveolaire cel type I → grote
dunne platte cellen die zorgen voor
gasuitwisseling, hier ligt een dun
waterfilmpje op zodat de celen niet
uitdrogen.
• Alveolaire cel type II → cellen die
longsurfactant maken
• Capillair → endotheel cellen
• Macrofagen
Ademhaling is te onderscheiden in de buik- en de borstademhaling. Bij de buikademhaling is
het middenrif van belang, als dit contraheert plat het af en zorgt het voor een onderdruk in de
longen. Inspiratie gebeurt dus actief. Expiratie is altijd een passief proces, dat ontstaat nadat
spieren ontspannen en middenrif weer bolt. Bij de borstademhaling maak je gebruik van de
tussenribspieren, deze contraheren bij inspiratie en ontspannen bij expiratie. Bij inspiratie
gebruik je de externe tussenribspieren (bij en soms spieren in de nek), bij actieve expiratie
gebruik je de interne tussenribspieren (en buikspieren). Bij inademing wordt het volume van
de longen groter, waardoor de druk afneemt. Hierdoor wordt de buitenlucht aangezogen. Bij
ontspanning wordt het volume weer kleiner er wordt de druk in de longen hoger dan die
buiten.
, In rust is de druk in en buiten de long 1
atmosfeer = 760 mm Hg. Tussen de pleura
is een lichte onderdruk. Bij inspiratie plat
het middenrif, holte/volume wordt groter,
druk wordt lager. Druk in de longen wordt
lager dan de druk buiten. Lucht stroomt van
buiten naar binnen. Als de spieren
vervolgens weer ontspannen, komt het
middenrif omhoog en wordt de borstkas
kleiner. De druk neemt toe, volume wordt
kleiner. Lucht van hoge druk in de longen
naar buiten.
Wet van Boyle: P = 1/V.
Bij normale ademhaling is het verschil in druk slechts een paar mm Hg.
Wet van Dalton → totale druk van een
gas is de som van de individuele
gasdrukken
Ptotaal = PN2 + PO2 + PH2O + PCO2
Partiële zuurstof- en stikstofdruk uit te
rekenen als totale druk = 760 mmHg
(= 1 atmosfeer). PO2 = 160 mmHg.
PN2 = 600 mmHg.
Stikstof is een inert gas, wat we niet
opnemen in het bloed.
Op het moment dat je lucht inademt
verandert de partiële druk, omdat er
waterdamp (47 mmHg) aanwezig is
dat verdampt vanuit het slijm.
Ingeademde lucht:
PO2 = 150 mm Hg
PN2 = 563 mm Hg
In de alveoli veranderen de
gasdrukken omdat hier
uitwisseling van CO2 plaatsvindt.
PCO2 = 40 mm Hg.
In de uitgeademde lucht is nog
120 mm Hg aanwezig, best veel
van de ingeademde zuurstof wordt
dus weer uitgeademd.
Systemische bloedsomloop
Arterieel bloed: 95 PO2, 40 PCO2.
Veneus bloed: 40 PO2, 46 PCO2.
, Als je inademt (teugvolume = TV) kun je nog
extra inademen (inspiratoir reserve volume =
IRV). Als je uitademt ook (expiratoir reserve
volume = ERV), maar je krijgt nooit alle lucht uit
je longen (reserve volume = RV); er blijft altijd
ongeveer een liter lucht achter in je longen.
Deze reserve volume zorgt dat de longblaasjes
open blijven.
IC: inspiratoire capaciteit
VC: vitale capaciteit
TLC: totale longcapaciteit
FRC: functionele residuele capaciteit
Geslacht en bouw heeft invloed op
longcapaciteit.
Vrouw: 3-4 liter
Man: 5-6 liter
Allebei hebben ongeveer een restvolume van
een liter (20%).
Het restvolume beslaat bij ouder mensen
ongeveer 40% van de totale longcapaciteit.
Longen worden minder elastisch, helpt minder
goed mee om lucht uit de longen te krijgen.
Vitale capaciteit neemt af.
Methode 1 → vaak wordt helium gebruikt. Longvolume berekenen (V2) aan de hand van
concentratie en volume van extern bekende inhoud.
Methode 2 → heel diep uitademen en vervolgens zo diep mogelijk inademen. Adem
inhouden en dan uitademen. Hele longinhoud wordt niet ververst, om het restvolume te
verversen moet je 16 keer in- en uitademen. Geen uitwisseling van gassen in restvolume. De
concentratie van helium is daar C1 = 0. Laatste component valt weg. Alleen V3 = totale
volume is nog onbekend. Restvolume = totaal volume – inspiratievolume.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisetwoolschot. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.