Samenvatting colleges Orgaansystemen Nieren. Ik heb dit vak gevolgd in blok 2 van het academisch jaar .
Bevat:
- Hoorcollege 1 t/m 6
- Werkcollege 1 t/m 3
- Microscopie voorcollege
- Microscopie
- Anatomie
HC 1 & 2
2 belangrijke functies van nieren
• Excretie van afvalstoffen → bloedplasma wordt gezuiverd in de nier, filtratie in de
glomeruli en secretie in de tubuli, metabole zuren/ureum/creatinine/etc. moeten
uitgescheden worden. Als er veel bloedplasma gefiltreerd wordt, moet er ook veel
geresorbeerd worden.
• Reabsorptie van nutriënten, water en elektrolyten → door proximale tubuli
Merg is opgedeeld in lobben. In de glomerulus (capillair) wordt het plasma naar buiten
geperst en opgevangen door het kapsel van Bowman. Nier lichaampje = glomerulus + kapsel
van Bowman. Stroomt door proximale tubulus in de schors. Dan stroomt het naar beneden in
het merg, en weer naar boven naar de schors. De lussen van Henle liggen dus grotendeels
in het merg. Daarna komt het in de distale tubulus. Proximale en distale tubulus zijn allebei
gekronkeld. Urine uit meerdere urinebuisjes wordt verzameld in de verzamelbuis.
Verzamelbuis komt uit het puntje van een lobje, zij stromen uit op de nier kelkjes. De urine
stroomt door naar de nierbekken, en via de ureter naar de blaas.
, Bloed komt aan vanuit een directe vertakking
van de aorta. Arteriën lopen tussen de lobjes in
naar de buitenkant van het schors (arteria
interlobularis). Maakt een scherpe knik op de
overgang van schors naar merg (arteria
arcuata), arterie loopt precies op de grens
tussen schors en merg. Hier maken ze weer een
knik tot interlobulaire arteriën. In de schors
worden ze glomeruli. Bloed dat niet gefiltreerd
wordt loopt óf mee met de lus van Henle (vasa
recta), óf het vormt een netwerk om de
proximale en distale tubuli (peritubulaire
capillair).
Het eerste capillair is een glomerulus, vanuit
daar kan het een tweede capillair vormen in het
merg (vasa recta), óf het tweede capillair ligt in het schors (peritubulaire capillair).
Dat wat in je urine verschijnt is het resultaat van: excretie = filtratie - reabsorptie + secretie.
Vanuit een capillair rondom de proximale tubuli kunnen stoffen uit het bloed gesecreteerd
worden naar het urine.
Er stroomt heel veel bloed door de nieren. 99.5% van
het glomerulaire filtraat (GF) wordt weer geresorbeerd.
Dat wat in de blaas verschijnt is maar een 0.5% van
wat oorspronkelijk in het kapsel van Bowman terecht
kwam. 1 liter urine = 200 L GF. Filtratie fractie
(hoeveelheid van het bloed dat door de glomeruli
stroomt dat gefiltreerd wordt, FF) = 20%, er moet dus
1000 liter (renal plasma flow, RPF) bloedplasma door
de glomeruli stromen. Hematocriet waarde = 0.5, er
moet dus 2000 liter (bloedstroom) bloed door de
glomeruli stromen voor 1 liter urine. GFR = glomerular
filtration rate / minuut.
V urine = urine stroom (ml/min)
[Z] urine = concentratie Z in urine
(mmol/L)
Je weet niet hoeveel mmol er per
minuut naar buiten komt.
C z = volume bloed dat per minuut van
het stofje wordt geklaard, klaring Z
[Z] plasma = concentratie Z in
bloedplasma
Mmol van stof Z dat het bloed per
minuut verlaat
Klaring = hoeveel bloedplasma dat per minuut volledig gezuiverd wordt van een stof,
mmol/min.
, RPF berekenen: De klaring van PAH is gelijk aan
de renale plasma flow. Alle bloed wordt volledig
gezuiverd van PAH. Zowel via filtratie als actieve
secretie.
Bloeddruk in de glomeruli is hoog, duwt bloedplasma
naar buiten. Filtratie barrière lijkt uit twee cellagen te
bestaan: endotheel cellen van het bloedvat en epitheel
cellen genaamd podocyten → hebben “voetjes” die in
elkaar grijpen, filtratie spleetjes tussen deze voetjes. 3e
laag is extracellulair → basaal membraan dat tussen de
twee cellagen in ligt. De hoogste selectiviteit ligt in de
filtratiespleetjes.
Oppervlakte van glomerulus is groot en er zijn veel
glomeruli: veel filtratie. Glomeruli zijn relatief hoog in
permeabiliteit. De krachten die plasma naar buiten
duwen zijn ook relatief groot (Starling krachten).
Hierdoor is de GFR hoog.
Filtratiespleet wordt opgevuld door extracellulaire eiwitten, vormen een zeef en bepalen wat
er doorheen kan. Elke mutatie in deze eiwitten leidt tot een bloedeiwit verlies → proteïnurie.
Bloedeiwitten belangrijk voor colloïd osmotische druk, oedeem vorming als dit verstoort is.
Dit kan gebeuren als de nieren bloedeiwitten uitscheiden.
Filtratie barrière is negatief geladen. Een positief molecuul in het bloedplasma wordt
aangetrokken door de negatieve lading van de filtratie barrière. Negatieve moleculen (zoals
albumine) blijven in de bloedbaan.
4 krachten (Starling krachten) spelen een rol
• PGC = hydrostatische druk = bloeddruk
• Pi BS = filtrerende druk, oncotische druk = colloïd
osmotische druk, aanzuigende osmotische werking van
eiwitten in het kapsel van Bowman. Zo goed als 0
omdat er bijna geen eiwitten gefiltreerd worden.
• Pi GC = colloïd osmotische druk van het
bloedplasma, aanzienlijk.
• PBS = hydrostatische druk van de urine in het
kapsel van Bowman (urinedruk)
Colloïd osmotische druk in efferente arteriole is hoog, omdat veel al gefiltreerd is. In een
normaal capillair neemt de bloeddruk af, wordt lager dan de colloïd osmotische druk
waardoor er resorptie plaatsvindt. In de glomerulus is dit anders, aan het eind van de
glomerulus is de bloeddruk amper afgenomen, nogsteeds filtratie.
, Deze constante bloeddruk in de glomerulus
wordt veroorzaakt door een sphincter (sluitspier)
in de efferente arteriole, die de efferente arteriole
een beetje dichtknijpt en de bloeddruk hiervoor
dus hoog houdt.
Colloïd osmotische druk stijgt, maar komt niet
boven de hydrostatische druk uit.
In het peritubulaire capillair vindt alleen resorptie plaats.
Bloeddruk is hier laag, colloïd osmotische druk is hoog.
GFR berekenen: GFR is gelijk aan de
klaring van creatinine/inuline. Vrije filtratie
en geen resorptie of secretie van
creatinine, hierdoor is de hoeveelheid die
gefiltreerd wordt gelijk aan de hoeveelheid
die in de urine voorkomt.
Bij een verminderde GFR (nierfalen) hoopt
creatinine op in het bloed.
Filtratie fractie = GFR/RPF (C creatinine / C PAH)
Je wil dat GFR redelijk onafhankelijk is van de bloeddruk, door
autoregulatie blijven GFR en RPF redelijk constant. Bij een
onder en boven waarde dalen/stijgen ze mee met de
bloeddruk, daartussen blijven ze constant.
Direct → myogene reflex
Als de bloeddruk stijgt komt de afferente arteriole op spanning
te staan, mechanisch-gated calcium kanalen gaan open,
[Ca2+]i neemt toe in de gladde spiercellen. Dit leidt tot
vasoconstrictie van de afferente arteriole. Hoge bloeddruk dringt niet door in de glomerulus.
Indirect → tubulo-glomerulaire feedback (TGF)
Macula densa detecteert veranderingen in de tubulaire flow van urine en heeft effect
op de weerstand van de afferente arteriole. Feedback van distale tubulus op
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisetwoolschot. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.51. You're not tied to anything after your purchase.