Samenvatting economie LWEO Vwo 6 Wereldeconomie h1 t/m 6. Ondersteund door plaatjes, schema's en verbanden tussen begrippen (dikgedrukt/onderstreept) staan aangegeven. Mocht je nog vragen hebben kan je me natuurlijk altijd een berichtje sturen.
WELVAART
Armoedegrens – minimaal bedrag om menswaardig te kunnen leven
Welvaartsindicator – bbp per inwoner (gemiddelde primaire inkomen)
Zegt niets over verdeling > Gini-coëfficiënt
Informele sector wordt niet meegerekend
Probleem van prijsverschillen > koopkrachtpariteit (hoeveel kost standaardpakket goederen)
HDI is welvaartsindicator die niet alleen gebaseerd is op inkomen
INTERNATIONALE ORGANISATIES
IMF wil internationaal betalingsverkeer soepel laten verlopen (deviezen – landen met valutatekort helpen)
Wereldbank verstrekt leningen met zachte voorwaarden aan ontwikkelingslanden
UNCTAD stimuleert wereldhandel door ontwikkelingslanden
UNDP doet onderzoek en organiseert projecten voor armoedebestrijding
H2 – HET INTERNATIONALE ECONOMISCH VERKEER
2.1 GLOBALISERING
Globalisering – internationale vervlechting van het economisch verkeer
Arbeidsdeling > ruiltransacties over landsgrenzen heen = internationale/buitenlandse handel
2.1.1 GOEDERENVERKEER
Invoer en uitvoer (waarde goederen) gaan gepaard met een geld stroom vanuit en naar het buitenland
Saldo op de handelsbalans = uitvoerontvangsten – invoerbetalingen (handelsoverschot/-tekort)
Waarde import/export = volume x prijs (soms ook diensten meegerekend)
2.1.2 DIENSTENVERKEER
Dienstenverkeer – geldstromen die met diensten (vervoersdiensten en reisverkeer) te maken hebben
invoer
Invoerquote= x 100 %
bbp
uitvoer
Uitvoerquote= x 100 %
bbp
Als ze beide 0 zijn > gesloten economie/autarkie (hoe hoger hoe opener de economie)
Uitvoerquote toegevoegde waarde (vanwege wederuitvoer dus import eraf halen)
Wederuitvoer als het tijdelijk Nederlands eigendom is, doorvoer als dit niet zo is
2.1.3 KAPITAALVERKEER
1) Buitenlandse beleggingen – investeerder wil inkomen verdienen/vermogen vergroten (geen zeggenschap)
2) Directe buitenlandse investeringen – investeerder wil zeggenschap
Transactie in aandelen (voor zeggenschap), investeringen in ontroerend goed en onderlinge leningen
Traditionele industrielanden investeren veel in elkaar/ontwikkelingslanden
, MOTIEVEN OM PRODUCTIE NAAR BUITENLAND TE VERPLAATSEN
Multinational – onderneming die in buitenland investeert/produceert (voor grondstoffen/arbeid/kapitaal)
Outsourcing – taken volledig uitbesteed aan bedrijf in ander land
Offshoring – productieproces verplaatst naar ander land maar multinational blijft eigenaar
Dichter bij afzetmarkt produceren (hoge transportkosten)
Hoge invoerheffingen omzeilen
Gastland wil dat ze vestigen vanwege werkgelegenheid en kennisoverdracht (menselijk kapitaal)
2.2 HANDELSTHEORIE
Vrijhandel als de internationale handel niet wordt belemmerd (door protectionistische maatregelen)
2.2.1 DE COMPERATIEVE-KOSTENTHEORIE
Uitgangspunt: waarde van product wordt alleen bepaald door arbeid nodig om het te maken
Als beide landen een absoluut kostenvoordeel hebben > specialisatie en buitenlandse handel
1 land met 2x absoluut voordeel > opofferingskosten berekenen > comparatief voordeel > specialiseren
Totale productie neemt toe t.o.v. autarkie > maakt ruil mogelijk
2.2.2 DE OORZAKEN VAN KOSTENVERSCHILLEN/INTERNATIONALE CONCURRENTIEPOSITIE
1) Natuurlijke hulpbronnen – klimaat en aanwezigheid van grondstoffen
2) Arbeid – loonkosten/sociale rust/arbeidsproductiviteit (kwaliteit arbeid)
Loonkosten per product = loonkosten per werknemer/arbeidsproductiviteit
3) Kapitaal – kwaliteit/hoeveelheid machines/installaties/gebouwen/infrastructuur
Schaalvoordelen als bij vergroting productie de kostprijs daalt (bij hoge constante kosten)
Productiefactor meer aanwezig dan in andere landen > comparatief voordeel
PRODUCTIEDIFFERENTIATIE
Theorie gaat uit van homogene goederen maar in werkelijkheid productdifferentiatie
2.2.3 DE WELVAARTSTHEORIE
Protectionistische maatregelen – bevoordelen binnenlandse bedrijven t.o.v. buitenlandse concurrenten
1) Tarifaire protectie heeft invloed op de prijs van een product (invoerheffingen/uitvoersubsidies)
Van autarkie naar vrijhandel: Pw ligt lager > meer consumentensurplus
Vraag neemt toe tot Q4 & aanbod daalt tot Q1 > verschil = import
Overheid stelt invoerheffing in > Ph ligt in het midden
Vraag neemt af tot Q3 & aanbod stijgt tot Q2 > minder groot verschil/import
Stuk links van A verschuift van consument naar producent
Rechthoek voor bestaande, driehoek voor nieuwe aanbieders
A verloren door importheffing, C door minder vraag (Q4-Q3) (deadweight loss)
B is opbrengst importheffing en verschuift van consument naar overheid
2) Non-tarifaire protectie heeft geen invloed op prijs (quotum of administratieve belemmering)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lottevanderlee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.