Samenvatting biomedisch kader (1e jaar)
Kan zijn dat het wat versprongen is + de titels zijn normaal als je die afdrukt niet zo extreem groot en de nummers zijn normaal ook dezelfde kleur als de titel zelf.
1. Bouw en functie van een cel
Ons lichaam bestaat uit organen dat samen een orgaanstelsel
maken spijsverteringsstelsel, zenuwstelsel, …
Al deze stelsels hebben bepaalde organen, deze organen bestaan uit
cellen en die bestaan uit weefsels
2. Celschema
Cellen hebben een algemeen bouwplan, maar ze vertonen ook
verschillen dat komt doordat elke cel zijn eigen functie heeft en
daaraan zo goed mogelijk is aangepast
- Cellen bevatten een cytoplasma, omgeven door een celmembraan
o Het cytoplasma bestaat uit grondplasma en organellen
Het grondplasma bestaat uit gleiachtige vloeistof en verder uit een
groot aantal eiwitten, vetten, suikers & minderalen
3. Celorganellen en hun functie
In ons menselijk lichaam
De cel leeft door: voeding, zuurstof ze halen er energie uit
zit in het cytoplasma met organellen
- Chromosomen zijn verantwoordelijk voor de erfelijke eigenschappen
van het organisme. Ze worden steeds gekopieerd en aan de
dochtercellen doorgegeven
- Chromosomen bestaat uit een complex van DNA
(= erfelijk materiaal) en eiwitten
Binnen de celkern bevindt zich ook de nucleolus
- De nucleolus (= kernlichaam) speelt een rol bij de aanmaak van ribosomen
In de kernmembraan bevinden zich gaatjes de kernporiën
- Via de kernporiën kunnen grote moleculen de celkern in en uit
Eukaryote cellen ≠ prokaryote cellen
- Eukaryote cellen = een cel met een celkern
- Prokaryote cellen = een cel zonder een celkern
3.2. Mitochondriën
In de cellen wordt de energie uit voedsel omgezet in ATP (= energie),
het adenosinetrifosfaat.
- Het ATP fungeert in de cel als een opgeladen accu.
- ATP moleculen worden gemaakt in de mitochondriën uit een
dubbelmembraan, grondplasma, DNA en veel enzymen die het
mogelijk maken om de energie uit voedsel om te zetten in ATP.
DUS: mitochondriën produceren ATP voor de energievoorziening in de cel.
3.3. Ribosomen en ER
Informatie uit de celkern wordt omgezet in het cytoplasma vertaald
ribosomen vertalen die informatie uit de celkern in eiwitten.
- In het cytoplasma komen de ribosomen voor als losse bolletjes
maar ook gebonden aan een systeem met membranen.
- Het membranensysteem (ER = endoplasmatisch reticulum) staat in
verbinding met andere celorganellen.
2
,Orthopedagogie 1e jaar
Karel De Grote Hogeschool
- Op het ruw ER liggen veel ribosomen, op het glad ER liggen weinig ribosomen.
3.4. Golgi-systeem en de lysosomen
Golgi – systeem
- Bestaat uit op elkaar gestapelde membranen waaruit door afsnoering blaasjes
kunnen ontstaan.
- In het Golgi-apparaat worden stoffen bewerkt en opgeslagen.
Lysosomen = blaasjes met enzymen die stoffen kunnen afbreken.
- Lysosomen kunnen versmelten met voedselvacuolen.
- Lysosomen kunnen hun inhoud buiten de cel afgeven via een proces
exocytose
Golgi-complex Lysosomen
3.5. Cytoskelet
Ze krijgen een vorm van bewegelijkheid door eiwitdraden die aan de celmembraan en
de celorganellen vastzitten. Deze eiwitstructuur vormen het cytoskelet ofwel celskelet.
3.6. Functies van de cellen
4. Celmembraan
De celmembraan vormt de grens tussen grondplasma en de buitenwereld. Er vindt
voortdurend uitwisseling van stoffen plaats tss grondplasma en omgeving.
- Het celmembraan houdt ook stoffen tegen die niet binnen mogen.
3
, Orthopedagogie 1e jaar
Karel De Grote Hogeschool
- Via het celmembraan staan cellen in contact met andere cellen
- Het celmembraan bevat:
o Eiwitten
o Dubbele fosfolipidenlaag
o Cholesterol
4.1. Dubbele fosfolipidenlaag
Alle membranen in de cel, dus ook de celmembraan, bestaan voornamelijk uit een
dubbele laag fosfolipiden.
Fosfolipiden =
Bestaan uit: een glycerolmolecule met daaraan 2 vetzuren,
een fosfaatgroep en een aminozuur (choline)
- Hydrofiel = ze trekken water aan en stoten vet af
Voorbeelden: choline en fosfaat
- Hydrofoob = ze stoten water af en trekken vet aan
Voorbeelden: vetzuren
4.2. Membraaneiwitten
= poorten van het celmembraan
Receptoreiwitten:
- Gevoelig voor specifieke extracellulaire (buiten de cel gelegen) stoffen die zich
aan eiwitten binden waardoor de activiteit van de cel wordt gewijzigd.
o Voorbeeld: door binding van insuline gaan cellen meer glucose opnemen.
Kanaaleiwitten
- Zorgen voor transport van water, ionen en andere opgeloste stoffen doorheen het
vetgedeelte van het membraan.
o Voorbeeld: verplaatsing van Ca doorheen dit kanaal nodig om spieren te
laten samentrekken en zenuwimpulsen voor te geleiden.
Dragereiwitten
- Binden zich aan opgeloste stoffen en vervoeren deze door het plasmamembraan
heen.
o Voorbeeld: brengen van Na en K in en uit de cel.
Herkenningseiwitten
- Maken aan het imuunsysteem kenbaar of de cel al dan niet lichaamseigen is en of
deze afwijkend of
gezond is.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elinedenie. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.