Samenvatting van de hoorcolleges van het vak sociologie voor psychologie studenten gegeven door Bram Peper, Herman de Regt, Erwin Gielens en Peter Achterberg gegeven in 2022.
Sociologie
Hoorcollege 1 introductie
Sociologie vs. psychologie
Psychologie: kijkt naar het individu (psyche) en zoekt een individuele verklaring (binnen de
psyche).
Sociologie: kijkt naar hoe een individu gevormd wordt door de omgeving (buiten de psyche)
en zoekt naar een sociale verklaring (buiten de psyche), maar er is geen perfect onderscheidt.
Margaret Thatcher: “there is no such thing as society: there are individual men and women and
there are families”. Hiermee kan je echter niet verklaren waarom mensen vaak hetzelfde doen,
mensen lijken het dus wel fijn te vinden om op elkaar te lijken en ergens bij te horen.
Sociologie
Doet systematisch onderzoek naar de menselijke samenleving.
Onderzoekt menselijke patronen van denken, voelen en handelen.
Bekijkt hoe we in het bijzondere het algemene kunnen zien.
Voor- en nadelen van de sociologie
voordelen
Debunking: niet alles wat we denken is altijd waar, we kunnen nagaan wat er wel en wat er
niet klopt aan het alledaagse denken.
Begrip: beter begrip van de omstandigheden waar we in zitten (en waarom).
Empowering: laat zien dat sommige groepen benadeeld worden wat mobiliserend kan
werken door die groep extra steun te geven.
(H)erkenning: sociologie kan iemand helpen herkennen/erkennen dat je een onderdeel bent
van de samenleving.
Nadelen
Alles verandert altijd.
Sociologen zijn ook mensen: je moet een bepaalde afstand bewaren tot de mensen die je
bestudeerd, maar het houden van afstand is lastig en als je te veel afstand houdt is het lastig
om je in te leven.
Sociologie wordt onderdeel van maatschappelijk debat: dingen die je zegt als socioloog
(wetenschapper) krijgen snel een politieke lading, waardoor er vaak een nieuw jargon
ontwikkeld moet worden omdat begrippen vervuilen in de dagelijkse discussie.
Durkheim: zegt dat een mens uit twee elementen bestaat, namelijk het individuele element
(gebaseerd op zijn eigen biologische ‘zijn’) en het sociale element (mensen willen ergens bij horen en
een onderdeel vormen van een samenleving, deze samenleving heeft invloed op je gedrag, normen
en waarden). Hij gaf hierbij het voorbeeld zelfmoord, dit is de meest individuele daad die er is, maar
wordt toch sterk sociaal bepaald.
Wat is sociologie
Sociologie is het onderzoeken, beschrijven en verklaren van de manier waarop mensen
samen leven, hierbij wordt er niet alleen gekeken naar de cijfers maar ook naar het verhaal
erachter.
Er wordt onderzoek gedaan naar de interactie tussen mensen en wordt gezocht naar
algemeen sociaal gedrag door individuen op te delen ik hokjes en op zoek te gaan naar
overeenkomsten en verschillen tussen die hokjes.
1
, Sociologie lijkt vaak een opendeur, maar achteraf lijken veel dingen heel logisch maar het
moet wel eerst onderzocht worden.
Er wordt gekeken naar het daadwerkelijke functioneren van de samenleving, waarmee je
gedrag kan voorspellen en sturen.
Sociale verbeelding
De sociale verbeelding zegt dat er persoonlijke en sociale problemen zijn, wanneer een
persoonlijk probleem zoals werkloosheid voorkomt bij een groot deel van de bevolking wordt
het een sociaal probleem. Dit zorgt ervoor dat je je bewust wordt van hoe de samenleving
werkt.
Manier van denken (theorieën) en manier van doen (methoden).
Je leert kritisch te kijken naar dingen die als vanzelfsprekend aangenomen worden.
Sociologie vs. common sense
Zygmunt Bauman: er zijn 4 elementen waarin de sociale wetenschap zich onderscheid van common
sense.
1. Responsible speech: regels van verantwoorde argumentatie.
2. Size of the field: het overstijgen van de eigen sociale wereld.
3. Making sense: het verklaren en interpreteren van menselijk gedrag door te kijken naar de
verschillende figuraties en instituties waarin mensen zijn ingebed.
4. Defamiliarize: het vermogen om bekende en vanzelfsprekende zaken ter discussie te stellen.
3 niveaus van de sociologie
Micro: kleine groepjes (bv. familie en vrienden).
Meso: kantoor en universiteit.
Macro: overheid en land.
En de interactie tussen deze 3 niveaus.
3 hoofdvragen van de sociologie
Hoe is sociale (wan)orde mogelijk?
Hoe is sociale (on)gelijkheid mogelijk?
Hoe werkt het proces van rationalisering (modernisering) van de wereld?
Ontstaan van de sociologie
Sociologie is ontstaan in de periode van verandering van de agrarische samenleving naar een
industriële samenleving. Hierin zijn verschillende stadia te onderscheiden, namelijk: jagers en
verzamelaars, nomadische samenleving, agrarische samenleving, industriële samenleving en
postindustriële samenleving.
Deze indeling is gebaseerd op de ontwikkeling van technologie, en dus moet je oppassen voor
sociaal determinisme want technologie is neutraal (de mens bepaald hoe het gebruikt wordt),
de 5 stadia zijn geen opeenvolgende stadia of stadia van vooruitgang, technologie kent zijn
grenzen (niet voor alles een oplossing), technologie produceert nieuwe problemen en
technologische vooruitgang stelt grenzen aan milieu.
Sociologie als sociaal verschijnsel
Maatschappelijke veranderingen:
Economisch veranderingen: groei van het kapitalisme en de industriële revolutie.
Politieke veranderingen: Franse revolutie (vrijheid, gelijkheid en solidariteit).
2
, Kerkelijke ontwikkeling: de kerk is minder belangrijk is het sociale leven (nog wel in het
individuele leven).
Groei van steden en het ontstaan van problemen.
De ontdekking van de samenleving:
Opkomst van de moderne wetenschap (herwaardering empirische waarneming).
De ontdekking van de samenleving.
De sociologie als studie van de samenleving.
Auguste Comte: bedacht de term sociologie en de wet der drie stadia:
Theologische stadium: alles kan verklaard worden met goden en geesten.
Metafysische stadium: verklaring door abstracte, filosofische speculatie over de natuurlijke
orde.
Wetenschappelijk stadium: wetenschappelijke verklaring door objectieve waarneming.
19e eeuw
Herbert Spencer: survival of the fittest, alleen de beste blijft over (en niet de best aangepaste
zoals Darwin zei).
Beschavingsarbeid: de midden en hogere klassen gaan zich bekommeren om de situatie van
de arbeiders (bv. door ze volksopvoeding te geven en een verenging op te richten om ervoor
te zorgen dat arbeider hun salaris mee naar huis namen i.p.v. is de kroeg verbruikte).
Toenemen vertrouwen in de wetenschap.
Meer aandacht voor sociale Quastie: ellende die voortkwam uit urbanisatie en
industrialisatie.
Paradigmata
Paradigmata: verschillende visies op de werkelijkheid die naast elkaar bestaan.
Thomas Kuhn: wat geïnteresseerd in hoe verschillende ideeën in de wetenschap ontstaan en stelde
de Kuhn Cycle op die bestaat uit 5 stadia:
1. Normale wetenschap: met de bestaande theorieën kun je de meeste vragen beantwoorden.
2. Model drift: op een gegeven moment kun je de vragen niet meer beantwoorden.
3. Model crisis: er ontstaat een crisis in het wetenschapsmodel.
4. Model revolution: er ontstaat een nieuw model.
5. Paradigm change: het paradigma verschuift en de wereld is inzichtelijker geworden.
4 paradigmata in de sociologie
1. Structureel-functionalistisch paradigma.
2. Conflictparadigma.
3. Symbolisch interactionistisch paradigma.
4. Rationele keuze paradigma.
Problemen met paradigmata
Sociologie staat niet los van de positie van de onderzoeker in de samenleving maar maakt
daar deel van uit, dit bepaalt de kijk op de samenleving.
Een compleet beeld/theorie van hoe de samenleving werkt bestaat niet, het is altijd beperkt
en selectief.
Sociologische benaderingswijzen
Positivistische sociologie
Volgens natuurkundige principe (fysieke, biologische en materiële wereld).
Op zoek naar wetmatigheid.
Nadruk op empirische feiten (meten is weten).
Objectiviteit en repliceren
3
, Deductief (van algemeen naar bijzonder).
Humanistische sociologie
Betekenis van menselijk gedrag en symbolen (focus op de betekenis die mensen aan hun
handelingen toeschrijven).
Begrijpen en subjectief interpreteren.
Inducties (van specifieke waarnemingen naar een algemene conclusie).
Deelnemersperspectief: de onderzoekers hebben contact met mensen en ze kunnen
inventariseren hoe die mensen hun bestaan inhoud geven.
Kritische sociologie
Laat zich leiden door de noodzaak tot sociale verandering en is gericht op het beter maken
van de samenleving.
Heeft kritiek op het positivisme: wetenschap/feiten zijn niet neutraal.
Theorie
Een samenhangend stelsel van uitspraken over hoe en waarom
specifieke feiten met elkaar verbonden zijn.
Een theorie is een onderdeel van een paradigma.
Gender en onderzoek
Gender (zowel de persoonlijke kenmerken als sociale posities) hebben invloed op onderzoek, er zijn 5
manieren waarop gender onderzoek kan beïnvloeden:
1. Androcentrisme: een vraagstuk wordt alleen vanuit het mannelijke perspectief bekeken.
2. Overgeneraliseren: er wordt alleen data van mannen verzameld, maar met deze data wordt
wel een conclusie getrokken over de hele populatie.
3. Genderblindheid: er wordt helemaal geen aandacht besteedt aan gender.
4. Meten met twee maten: voor mannen en vrouwen worden verschillende normen
gehanteerd.
5. Interferentie: het geslacht van de onderzoeker kan het onderzoek verstoren.
Twee benaderingen volgens verschillende sociologische perspectieven:
Structureel-functionalistische analyse: de maatschappij is een complex systeem dat uit veel
afzonderlijke maar geïntegreerde onderdelen bestaat. Gender is een middel waarmee het
sociale leven georganiseerd kan worden.
Conflictsociologische analyse: gender gaat niet alleen om gedragsverschillen maar ook om
machtsverschillen. De conventionele opvattingen over gender zorgen ervoor dat de
samenleving niet soepel functioneert en creëren tweedracht en spanningen.
Hoorcollege 2 Karl Marx
Karl Marx richtte zich op de hoofdvraag: hoe is sociale ongelijkheid mogelijk?
Politiek na Marx
Na Marx bestonden er twee groten politieke systemen (het kapitalisme en socialisme/communisme)
Kapitalisme (bv. VS) Socialisme/Communisme (bv. Sovjet-Unie)
Privé-bezit Alle leden in samenleving gelijk
Winst Publiek bezit
Marktwerking Collectieve doelen
Economisch productief Planeconomie
Economische ongelijkheid Economische minder productief
Minder economische ongelijkheid
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliasistermans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.34. You're not tied to anything after your purchase.