Samenvatting van de tentamenstof van rechten van de module empowerment gegeven in leerjaar 2 van de opleiding social work. Inclusief de bronnen van internet en het boek.
Les 1: Staatsrecht
Wetten bevatten rechtsregels die door de overheid zijn vastgesteld. Een wet komt tot stand
wanneer de regering en de Staten-Generaal met een wetsvoorstellen instemmen. De
hoogste wet in Nederland is de Grondwet (Gw). Hierin staan onder andere de grondrechten.
Grondrechten zijn bedoeld om de vrijheden van burgers te waarborgen en zijn aanspraken
en vrijheden die de burger heeft tegenover de overheid. De grondrechten vormen het
fundament voor een menswaardige samenleving. Er zijn twee soorten grondrechten:
Klassieke grondrechten zijn grondrechten waarop de overheid geen inbreuk mag
maken, tenzij de wet haar die bevoegdheid geeft. Klassieke grondrechten
beschermen de burgers tegen de overheid: de overheid is passief. Burgers kunnen
zich beroepen op deze grondrechten bij een rechter. Bijvoorbeeld: vrijheid van
meningsuiting en vrijheid van godsdienst.
Sociale grondrechten vormen een opdracht voor de overheid om voor de burgers te
zorgen: de overheid is actief. Burgers kunnen zich hierop niet beroepen bij een
rechter. Bijvoorbeeld: recht op gezondheidszorg en sociale zekerheid.
Er zijn beperkingen aan de grondrechten. Hoewel vrijheid van meningsuiting een grondwet
is, mag je geen haat zaaien of oproepen tot geweld. Je hebt het recht om te demonstreren,
maar deze moet niet de openbare orde en veiligheid aantasten.
Hannah Ahrendt over beperkingen van mensenrechten.
Mensenrechten zijn voor iedereen, grondrechten zijn voor burgers. Ben je geen burger van
de samenleving, dan geen rechten. We hebben geen wereldsamenleving, maar
samenlevingen. Vluchtelingen die buiten de samenleving vallen hebben niets. Duw je
mensen buiten jouw groep of samenleving, dan hoef je er ook niets mee.
In rechtsbronnen kun je terugvinden welke regels gelden.
Rechtsbron: Wet- en regelgeving
Tot de rechtsbron ‘wet’ behoren wetten en lagere regelgeving in Nederland, en de hogere
regelgeving van de EU.
Rechtsbron: Jurisprudentie
Jurisprudentie ontstaat doordat algemene regels in de diverse wetten en in de overige
regelgeving moeten worden toegepast in individuele situaties. De rechter heeft als taak om
te bepalen hoe de regels zijn bedoeld. De rechter vult zelf de normen in die niet duidelijk
genoeg in de wet staan. Dus als antwoorden niet duidelijk te vinden zijn in het recht, vind je
deze terug in jurisprudentie (ook wel rechtersrecht genoemd).
Rechtsbron: Gewoonterecht
De regels van het gewoonterecht zijn niet ergens vastgelegd, maar ontstaan in de loop der
tijd door het gebruik ervan in algemene kring. Deze regels komen maar weinig voor. Een
gewoonte die in strijd is met het recht valt niet onder het gewoonterecht.
,Rechtsbron: Verdragen
Verdragen zijn afspraken tussen twee of meer staten die op papier zijn gesteld en die gelden
in de staten die partij zijn bij het verdrag. De staten moeten verklaard hebben ermee
akkoord te gaan. Verdragsregels staan boven de rechtsregels die in Nederland zijn gemaakt.
Iedereen kan zich direct beroepen op een verdrag, ook al staan deze niet in de wet.
IVBPR (Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, Verenigde
Naties, 1966)
EVRM (Europees verdrag voor de rechten van de mens, Raad van Europa, 1950)
Sommige rechtsregels zijn regels van dwingend recht: hier mag niet vanaf geweken worden.
Andere rechtsregels geven partijen de mogelijkheid om zelf dingen nader te regelen. Dit
heet semidwingend recht. Er zijn ook regels die alleen gelden als specifieke afspraken
ontbreken. Dit wordt aanvullend recht genoemd. Niet alle regels hebben dezelfde
rechtskracht (= geldigheid, juridische kracht). Verdragen hebben de hoogste rechtskracht.
Sociaal contract (Thomas Hobbes, John Locke en Jean-Jacques Rousseau)
Hobbes, Locke en Rousseau probeerden de maatschappelijke samenleving te verklaren
vanuit het idee dat mensen ooit zonder regels en in onbeperkte vrijheid in een soort
natuurtoestand leefden. Om verschillende redenen, maar altijd uit eigenbelang, hebben
deze mensen een contract met elkaar gesloten. De contractfilosofen hebben verschillende
ideeën over de inhoud van dit contract, maar hebben gemeen dat de mensen in het sociaal
contract bepaalde vrijheden opgaven, zoals het recht om voor eigen rechter te spelen.
Individuele vrijheidsrechten werden deels overgedragen aan de gemeenschap, wat leidt tot
democratie, of aan een soeverein.
Rechtsstaat
Een rechtsstaat is een staat waarin vrijheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid heel
belangrijk zijn. Het doel van de rechtsstaat is om burgers te beschermen tegen
machtsmisbruik van de overheid. De overheid mag vrijheden en rechten van de burger niet
zomaar beperken of afpakken. Er worden grenzen gesteld aan de uitoefening van
staatsmacht. Kenmerken:
1. Legaliteitsbeginsel: geen bevoegdheid zonder wet
2. Scheiding van machten
3. Waarborging van grondrechten
4. Rechtsspraak door onafhankelijke en onpartijdige rechters
5. Democratiebeginsel: overheidsoptreden moet aanvaardbaar en legitiem zijn. Keuzes
worden gemaakt door een gekozen volksvertegenwoordiger waarbij ook rekening
wordt gehouden met minderheidsgroepen.
Het tegenovergestelde van de rechtsstaat is de politiestaat of de totalitaire staat.
Een politiestaat is een staat waarin de overheid doet wat zij wil. De overheid houdt zich niet
aan regels en kan bijvoorbeeld bepaalde burgers voortrekken. Ook kan zij mensen opsluiten
in de gevangenis, zonder dat daar een rechter aan te pas is geweest.
Een totalitaire staat gaat nog een stap verder. In een totalitaire staat bemoeit de overheid
zich met alles en iedereen. De overheid is oppermachtig, de burger heeft geen privacy,
kritiek wordt genadeloos afgestraft, mensen verdwijnen spoorloos. Als iemand hier iets van
zegt, loopt hij zelf ook groot gevaar. Noord-Korea is een voorbeeld van een totalitaire staat.
,Legaliteitsbeginsel
Zowel de overheid als de burgers van een staat zijn gebonden aan de wet. Als de overheid
dwang wil toepassen (= ingrijpen in de rechten en vrijheden van de burgers) dan moet de
bevoegdheid daartoe in de wet staan.
Scheiding van machten (trias politica)
Charles Montesquieu (1689-1755) bedacht de trias politica, omdat hij
zag dat personen of organisaties met veel macht vaak misbruik maken
van hun macht. Daardoor kreeg hij het idee om de macht te verdelen.
We hebben in Nederland drie machten:
1. De wetgevende macht (regering: koning en ministers en
Staten-Generaal: Eerste en Tweede kamer)
Maakt algemene regels (wetten) en controleert de
uitvoerende macht.
2. De uitvoerende/bestuurlijke macht (regering, provincies en gemeenten)
Voert de algemene regels (wetten) uit en is verantwoordelijk voor het dagelijks
bestuur.
3. De rechterlijke macht (rechters)
Controleert de uitvoering van de wet en doet uitspraak over geschillen.
Soms spreken we ook van een vierde macht: de pers (media). Zij geven informatie, vormen
een opinie, zijn een spreekbuis van de bevolking en oefenen controle uit op de politiek.
Onafhankelijke en onpartijdige rechtsspraak
De rechters worden voor het leven benoemd (onafhankelijk). De rechters doen uitspraken
zonder invloed van de andere machten (onpartijdig).
Democratische rechtsstaat (parlementaire democratie)
Een vorm van democratie waarbij burgers kunnen stemmen op volksvertegenwoordigers in
het parlement (Eerste en Tweede Kamer) die het land besturen. De burgers kiezen wie het
land regeert. Naast kenmerken van een rechtsstaat wordt voldaan aan de volgende
kenmerken:
Er is een volksvertegenwoordiging (parlement, provinciale staten en gemeenteraad)
die gaan namens ons het land besturen.
Er is een grondwet waaraan iedereen zich moet houden en wij hebben grondrechten.
Democratische besluitvorming (er wordt overlegd of gestemd op voorstellen).
Er zijn vrije, eerlijke en geheime verkiezingen.
Er wordt gestreefd naar politieke gelijkheid en vrijheid voor iedereen.
Er is een maatschappelijk middenveld (non-gouvernementele organisaties).
Er zijn vrije media.
Werking parlementaire democratie
Burgers stemmen op de leden van de Tweede Kamer. De leden van de Eerste kamer worden
indirect gekozen. Dit vormt het parlement. Het parlement (Eerste en Tweede Kamer)
controleert de regering (Koning en de ministers) en het kabinet (ministers en
staatssecretarissen).
, Kiesrecht
Een democratie wordt onder andere gekenmerkt door vrije, geheime en algemene
verkiezingen, waarbij het volk een volksvertegenwoordiging kiest.
Procedure
Kiezers stemmen op een kandidaat die op het stembiljet staat. Zij krijgen daarvoor een
oproep. Er is geen stem- of opkomstplicht. Voor de kandidaatstelling gelden regels. De
stemmen worden in ieder stembureau geteld en de uitslagen per gemeente verzameld.
Stemmen
Iedereen die stemgerechtigd is, kan zijn stem uit brengen. Wie niet zelf kan stemmen, kan
iemand anders machtigen. Een stembureau is verantwoordelijk voor een ordelijk verloop en
voor het tellen van de stemmen. Het bestaat uit minimaal drie leden die door burgemeester
en wethouders worden benoemd.
Voorkeurstem = stemmen die niet op de nummer 1 van de kandidatenlijst (de lijsttrekker)
worden uitgebracht, maar op een andere kandidaat van dezelfde lijst.
Kiesstelsel = de manier waarop de volksvertegenwoordiging wordt gekozen.
Drie manieren waarop je direct invloed kunt uitoefenen op het landsbestuur:
• Demonstratie
• Petitierecht
• Referendum
Politieke stromingen
Christendemocratie Sociaal democratie Liberalisme
Waarden Geloof, naastenliefde en Gelijkwaardigheid en Economische en
samenwerking solidariteit persoonlijke vrijheid
Doel Een samenleving waarin Eerlijke verdeling van Vrijheid voor mensen
mensen goed voor inkomens, kennis en om te doen en laten
elkaar zorgen en respect macht. Bescherming wat ze willen en het
hebben voor het Woord van zwakkeren beschermen van deze
van God (de Bijbel) (werklozen, vrijheid
gehandicapten)
Komt vooral op voor Gezinnen met kinderen Mensen met weinig Werkende burgers en
en christelijke geld en mensen met ondernemers en
instanties, zoals minder bedrijven
christelijke scholen
Rol van de overheid Beperkt, alleen als er Actief ongelijkheid Passief, alleen zorgen
geen andere hulp is tegengaan voor veiligheid
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jasmijnvanveen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.