1.1 In een gegeven situatie zender, boodschap, medium/kanaal en ontvanger toepassen
De boodschap kun je in 4 aspecten onderscheiden:
- Zakelijk aspect: de beschrijving van feiten, de informatie in de boodschap
- Expressief aspect: het gevoel, de emotie die de zender via de boodschap uit
- Relationeel aspect: de verhouding van de zender en ontvanger tot elkaar
- Appellerend aspect: het beroep op de ontvanger om iets te doen
Een boodschap ontstaat in de gedachten van iemand die zijn boodschap omzet in een code die voor
de ontvanger begrijpelijk is. Dit omzetten van gedachten in woorden en beelden door de zender
noemen we encoderen. De ontvanger ze de boodschap vervolgens weer om in gedachten
(decoderen). De reactie van de ontvanger noemen we feedback. Als de zender dan weer op die
feedback reageert, spreken we van terugkoppeling.
In het zender-boodschap-medium-ontvangermodel heeft de ontvanger een vrij passieve rol. Dat
klopt niet met de praktijk want een ontvanger komt altijd tot een persoonlijke selectie en verwerking
en dus ook tot een eigen interpretatie en betekenis van de boodschap.
1.2 In een gegeven situatie interpersoonlijke communicatie toepassen
Bij interpersoonlijke communicatie zijn mensen in elkaars nabijheid. Dit is bijvoorbeeld het geval bij
communicatie tussen twee personen, twee groepen, of een combinatie hiervan. Er treedt interactie
op. Voorbeelden: discussie, onderwijsleergesprek, verkoopgesprek en interview.
1.3 In een gegeven situatie de organisatieplaats van de afdeling Communicatie met de begrippen
staf- en lijnfunctie toepassen
De afdeling Communicatie kan in een organisatie als staffunctie opgenomen zijn. Ze valt dan onder
de directie en rapporteert daaraan. De afdeling Communicatie kan in een organisatie ook als
lijnfunctie worden opgenomen. Ze valt dan onder een bepaalde dienst of sector.
1.4 in een gegeven situatie argumenten bedenken voor de positionering van een afdeling
Communicatie in de lijn of als staffunctie
Als je als communicatieafdeling voornamelijk de directie en MT adviseert, is het handig om als
staffunctie opgenomen te worden. De staffunctionaris heeft uitsluitend adviesbevoegdheid. Hij
adviseert de managers zodat deze over bepaalde zaken beslissingen kunnen nemen.
Lijnfunctionarissen zijn betrokken bij het maken en uitvoeren van het beleid en beslissingen (op alle
niveaus in de hiërarchische structuur van de organisatie). Lijnmanagers hebben in tegenstelling tot
staffunctionarissen beslissingsbevoegdheid.
1.5 in een gegeven situatie aan de hand van stappen een eenvoudig communicatieplan opstellen
Bestaande uit:
1. Organisatie- en communicatievraag
Wat is de organisatievraag?
Hoe kan de communicatie bijdragen aan het oplossen van de communicatievraag?
2. Interne analyse
Wat zijn de missie, de visie en de collectieve ambitie?
Wat zijn de structuur en de cultuur van de organisatie?
3. Externe analyse
Met welke trends en ontwikkelingen heeft de organisatie te maken?
,Wie zijn de concurrenten?
4. Stakeholders/doelgroepen
Welke betrokkenheid en invloed hebben de stakeholders?
Welke segmentatie passen we toe bij de doelgroepen?
5. Positionering
Wat maakt onze organisatie of ons merk onderscheidend?
6. Propositie
Wat is onze belofte?
Wat zijn daar de bewijzen voor?
7. Strategie
Wat communiceren we wanneer, hoe en met wie?
8. Concept
Welk creatief idee is bepalend voor alle uitingen in tekst en beeld?
9. Content
Wat zijn onze thema’s en welke middelen gaan we benutten?
Hoe zorgen we voor engagement en interactie?
10. Middelen
Welke online en offline communicatiemiddelen zetten we in?
Hoe zorgen we dat de middelen elkaar versterken via een crossmediale aanpak?
11. Tijd
Wanneer en hoe vaak aan we communiceren?
12. Budget
Welk budget hebben we tot onze beschikking?
-
, Corporate communicatie
2.1 in een gegeven situatie argumenten voor de keuze van een organisatie voor een branded,
endorsed of monolithische identiteit bedenken
Branded identiteit
Bij branded identiteit zijn dochterondernemingen zelfstandig in hun symboliek en communicatie. Zij
voeren een eigen (huis)stijl. Het lijkt voor buitenstaanders alsof ze niets met het moederbedrijf te
maken hebben. Dat beperkt het risico voor het moederbedrijf bij het floppen van een (nieuw)
product. Bovendien geeft het consumenten het idee dat er keuze is tussen verschillende
productenten en merken. Een voorbeeld is Pepsico (Lay’s, Pepsi).
Als merken van dezelfde organisatie eigenlijk niets met elkaar te maken hebben, een andere
doelgroep aanspreken of elkaar aanvullen, is het vaak niet verstandig één naam te voeren. Toyota
spreekt andere autorijders aan dan luxemerk Lexus. Daarom positioneert Toyota Lexus als een apart
brand.
Een nadeel van branded identiteit is dat de losse merken dus niet profiteren van de naam van het
moederbedrijf. Een ander nadeel is dat budgetten voor marketing oplopen, want elk merk moet
apart in de markt gezet worden.
Endorsed identiteit
Bij de endorsed identiteit hebben de dochterbedrijven een eigen stijl, maar de identiteit van het
moederbedrijf blijft zichtbaar. Een endorsed identiteit creëert eenheid in verscheidenheid en maakt
verscheidenheid binnen een eenheid mogelijk. De zichtbaarheid van het moederbedrijf noemen we
ook wel parent visibility. Een voorbeeld van deze identiteit is Nestlé of Unilever.
Monolitische identititeit
Bij de monolitische identiteit hanteren het moederbedrijf en de dochterbedrijven één naam en stijl.
De organisatie is direct te herkennen en gebruikt overal dezelfde symbolen en huisstijl. Dat heeft en
groot voordeel bij de promotie: een nieuw product of nieuwe dienst is snel bekend tegen relatief
lage kosten want het valt onder een bekend merk.
2.2 in een gegeven situatie argumenten voor de ontwikkeling van een nieuwe of aanpassing van
een bestaande huisstijl bedenken
Een krachtige huisstijl geeft vorm aan de gewenste identiteit. Een sterke huisstijl communiceert de
kernwaarden, zorgt voor herkenning en creëert onderscheid ten opzichte van de concurrentie. De
totale visuele identiteit bepaalt voor een groot deel de beeldvorming over een organisatie.
Ook voor kleine organisaties is een sterke huisstijl belangrijk. Zeker bij een beperkt
communicatiebudget is het zinnig om relatief veel te investeren in een krachtige en opmerkelijke
huisstijl die makkelijk te herkennen is.
Wanneer pas je de huisstijl aan?
Als de kernwaarden van je bedrijf niet meer aansluiten bij je organisatie. Ook kan het zo zijn dat het
logo of de complete huisstijl verouderd is en toe is aan vernieuwing. Of als je je bijvoorbeeld wil
richten op een grotere doelgroep of een andere doelgroep.
Restylen of vernieuwen van de huisstijl is een kostbare zaak. Er zijn meestal duidelijke oorzaken voor
verandering zoals en ingrijpende herpositionering of een fusie. De organisatie kan de huisstijl
geleidelijk invoeren of in één keer alles aanpassen. Als het financieel en organisatorisch mogelijk is,
verdient alles in één keer aanpassen de voorkeur. Er wordt dan zowel intern als extern een duidelijk
, statement gemaakt: dat was toen en dit is nu. Ontwerpen van een nieuwe huisstijl vereist specifieke
kennis die bijna nooit in de eigen organisatie aanwezig is. Daarom is de rol van de
communicatieprofessional meestal sturend en coördinerend.
Een huisstijl bestaat uit:
1. Naam/logo
Een naam die veel zegt over wat je doet, heeft grote voordelen omdat de organisatie dan minder
hoeft uit te leggen wat ze doet. Een verklarende naam lijkt de beste keuze, maar kan ook lastig zijn.
Op langere termijn kan zo’n naam beperkend werken als je bijvoorbeeld je diensten of producten wil
uitbreiden (Carglass). Een goede naam is herkenbaar, goed te onthouden en makkelijk uit te spreken
en te schrijven.
Een logo kan bestaan uit 2 onderdelen: een beeldmerk en een woordmerk. Bij sommige
woordmerken is de herkenbaarheid zo groot, dat als er een ander woord zou staan, je nog steeds aan
het merk zal denken.
Een beeldmerk is een symbolisch herkenningsteken van een organisatie. Denk aan de M van
McDonalds. Een beeldmerk wordt bijna altijd gecombineerd met een woordmerk. Toch kan een
beeldmerk ook los gebruikt worden.
Naast een logo hebben sommige merken een zogenoemd extra element. Denk aan de clown van
McDonalds. Hij is ook naamgever van de stichting en staat in vrijwel elk restaurant.
2. Kleurgebruik
Kleur toont het karakter van de organisatie. Kleuren neem je sneller op dan teksten. Een organisatie
let bij haar keuze op de symbolische, emotionele en signaalwaarde van een kleur.
De symbolische waarde betekent dat mensen betekenis geven aan kleur en er gevoel bij hebben.
Deze associatie kan per cultuur en tijd verschillen. Zo is in het westen wit maagdelijk en in oosterse
culturen is wit een rouwkleur.
De emotionele waarde wordt iets meer individueel bepaald. De gemoedstoestand, de leeftijd en het
referentiekader van mensen beïnvloeden de emotionele waarde van kleuren.
De signaalwaarde houdt in dat kleuren inlichtingen geven aan mensen. Denk aan verkeersborden,
maar ook aan pakken karnemelk (rood) en melk (blauw).
3. Typografie
Typografie gaat over de lettertypes die een organisatie gebruikt. De lettertypes voor online kunnen
verschillen van offline omdat je van een scherm anders leest.
4. Beeldgebruik
Beeld is een krachtig element om associaties en emoties aan het merk te verbinden. Om de
herkenning te creëren is het van belang dat de kernwaarden terugkomen in het beeldgebruik. Een
merk moet de doelgroep eigenlijk direct herkennen door alleen naar het beeld van een advertentie
te kijken.
2.3 in een gegeven situatie de argumenten voor een programma van eisen opstellen/bedenken
voor een nieuwe huisstijl
Een iemand of teammoet in de gaten houden of de huisstijl consequent wordt toegepast. Er worden
formats gemaakt voor veelvoorkomende middelen zoals mails, brieven, online gebruik als apps en
dergelijke. Ook kun je een huisstijlmanual maken en die op intranet plaatsen. In die huisstijlmanual
staat onder andere welke opmaak wordt gebruikt bij briefpapier, visitekaartjes, brochures,
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kiiimster. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.14. You're not tied to anything after your purchase.