Dit is een samenvatting van het vak Klinische psychologie (fase 2 TP) dat ik gemaakt hebt in het academiejaar . Met deze samenvatting was ik er de eerste keer door.
Gaat het over abnormaliteit? (Uitzonderlijk? Anders? waar ligt de grens?)
• Het aantal mensen dat ooit met een psychische stoornis te maken krijgt is klein >
onwaar ½ krijgt er mee te maken
• Psychische problemen zoals depressie kunnen door mensen uit verschillende culturen
verschillend worden beleefd > waar, bij Westen symptomen bij alle mensen hetzelfde,
maar bij Chinese cultuur zijn de somatische symptomen erger
• Een paar honderd jaar geleden kon je bij wijze van ‘uitje’ een kijkje nemen bij de
bewoners van het plaatselijke gesticht > waar, vroeger waren er
krankzinnigheidsgestichten. Er waren echt erge omstandigheden waarin de mensen
leefde en er kon publiek tegen betaling naar kijken
DE TERM KLINISCH
• Een sub discipline
• Andere sub disciplines > arbeids– en organisatie psychologie, school – en pedagogische
psychologie
• Grootste groep: 50%
POGING TOT DEFINIËRING
Waar houden klinisch psychologen zich mee bezig? = houdt zich bezig met psychologische
kennis en praktijk zoals die gebruikt wordt bij cliënten met psychosociale en
gezondheidsproblemen
Doel = mensen helpen om problemen op te lossen en hun helpen bij het proberen aan te
passen aan dagelijks leven
Hoge gezondheidsraad: De autonome ontwikkeling en toepassing van theorieën,
methoden en technieken van de psychologie als wetenschap in de bevordering van de
gezondheid, de screening, psychologische diagnose en assessment van
gezondheidsproblemen en de preventie van en interventie bij deze problemen bij mensen
,Doel: Als overzicht om de attitudes van klinische psychologen op te lijsten zodat als ze
zelfstandig aan de slag kunnen, ze al deze vaardigheden bezitten (niet kennen)
Handboek: De tak van de psychologie die zich bezighoudt met de beschrijving, de oorzaken
en de behandeling van psychische stoornissen om het geestelijk welzijn te bevorderen (wel
kennen).
Probleem – met welk afwijkend gedrag houden we ons bezig?
• Problemen/afwijkend gedrag kan je situeren op een continuüm (van weinig naar veel
problemen).
• Stepped-care principe centraal: patiënten krijgen geen zwaardere zorg dan strikt
noodzakelijk
• 1ste lijn dient als poortwacht
• Bij intense, complexe stoornissen wordt er met een multidisciplinair team gewerkt.
• Groen (Risico, biopsychosociaal, chronisch uitbehandeld) = PC werkt zelfstandig
• Roos (biopsychosociaal complex, chronisch probleem) = PC met behulp van klinisch
psycholoog
• Rood (complexe psychische stoornis) = Klinisch psycholoog, psychiater
NORMAAL VS ABNORMAAL
ONDERSCHEID: WAT IS AFWIJKEND?
• 3 gevalsbeschrijvingen (casussen)
• Terrein van de psychopathologie (= deel van klinische psychologie/pathologie dat zich
bezighoudt met terrein van afwijkende gedragingen, gedachten, emoties)
• Wie komt ermee in aanraking? (Komt redelijk vaak voor (ooit in het leven 43%,
afgelopen jaar 18%)
• Wanneer is iets afwijkend?
o Opsomming van symptomen
o Diagnostische criteria (symptomen die aan bepaalde voorwaarden moeten
voldoen, voor aleer ze passend zijn bij bepaalde stoornissen)
NEVID: 6 FACTOREN
Wanneer is er sprake van afwijkend gedrag?
1. Uitzonderlijk: opvallend en onconventioneel gedrag (vb. dingen zien of horen die er niet
zijn, paniek op de bus, goed zijn in een sport want dat is niet onconventioneel gedrag)
2. Sociaal afwijkend: het overtreden van morele normen
3. Foute perceptie/interpretatie: irrationeel/onbegrijpelijk gedrag (vb. mensen die
stemmen horen en daarom niet eten)
4. Aanzienlijk emotioneel lijden
5. Ongepast of contraproductief gedrag (vb. alcoholgebruik, teveel gamen waardoor niet
slapen)
2
, 6. Gevaarlijk gedrag (gevaar voor onszelf of andere vb. zelfmoord, schieten..)
> niet noodzakelijk om aan alle 6 criteria te voldoen om van afwijkend gedrag te spreken,
meestal gaat het over een combinatie. Soms is 1 factor zo duidelijk aanwezig, dat je ook al
kan spreken van afwijkend gedrag.
DEFINITIE
Het gaat altijd om een combinatie van factoren waarbij…
1. Veroorzaakt lijden (bij persoon zelf of bij omgeving)
2. Tast functioneren aan (schoolvlak, werkvlak..)
3. Risico op dood, pijn, verlies vrijheid
DEFINITIE DSM-5
Een psychische stoornis is een syndroom, gekenmerkt door klinisch significante symptomen op
het gebied van cognitieve functies, de emotieregulatie en het gedrag van een persoon, dat
een uiting is van een disfuncties in psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen die
ten grondslag liggen aan het psychisch functioneren. Ze gaan gepaard met een significant
lijdensdruk en beperkingen in het functioneren.
Uitsluitende omstandigheden: (in drie gevallen spreekt men toch niet over afwijkend
gedrag/mentale stoornis)
1. Een te verwachten cultureel aanvaarde reactie op een bepaalde gebeurtenis (vb. er is
sprake van een rouwreactie als er iemand sterft)
2. Langdurig deviant gedrag van politieke, religieuze of seksuele minderheden (vb.
iemand is lid van greenpiece en overtreed de wet, maar als het past binnen die groep
beschouwen we het niet als een psychische stoornis)
3. Uitvloeisel van conflict tussen individu en maatschappij (vb. acties van kunstenaars die
emoties wil uitdrukken)
CULTURELE ASPECTEN VAN AFWIJKEND GEDRAG
• Abnormaal gedrag en psychische stoornissen kunnen in verschillende culturen anders
geuit worden – vb. angst in Westerse versus Afrikaanse cultuur
• Mogelijks andere termen voor of andere invulling (symptomen) van psychische
stoornissen – vb. depressie in Westerse versus Oosterse cultuur
• Symptomen zijn soms erg gelijkend, ondanks culturele verschillen – vb. Schizofrenie
MODELLEN
• Verschillende invalshoeken om naar afwijkend gedrag te
kijken
• Waar ligt de grens? Hoe kunnen we beslissen?
• Controverses: masturbatie? homoseksualiteit? Is dat
afwijkend?
STATISTISCH MODEL
, • Alle menselijke eigenschappen zijn normaal verdeeld (meeste mensen scoren
gemiddeld op een bepaalde eigenschap)
• Abnormaliteit = extreem hoge of lage scores
• Continuüm = gemiddelde en standaarddeviaties
o Problemen: Grens?
o Niet alles is normaalverdeeld (vb. soms is de gemiddelde score gewoon heel
laag waardoor je geen normaalverdeling hebt. Maar ook iets dat weinig
voorkomt kan je moeilijk toepassen)
o Geen onderscheid volgens wel – geen lijden ( vb. laag scoren op angst, maar
geen problemen tonen)
DUS: Als een persoon een aantal std onder/boven het gemiddelde scoort, spreken
we van abnormaal. Het geeft een goed aanknopingspunt, maar geldt enkel bij
eigenschappen die normaalverdeeld zijn en rekening houden met lijden!
MEDISCH MODEL
• Oorzaken van stoornissen:
o Somatogeen of psychogeen
Somatogeen = sprake van een bepaalde lichamelijke aandoening (vb.
afwijking in hormonen)
Psychogeen = stoornis wordt veroorzaakt door bepaalde psychologische
mechanisme (vb. over persoonlijkheid, bepaald door traumatische
gebeurtenis in jeugd..)
• Onderliggende mechanismen bestrijden
• Grens = aantoonbare ‘ziekte’ of niet
• Kritiek
o Patiënt passief (patiënt wordt als ziek beschouwd en verteld over zijn
symptomen, maar de inbreng van de patiënt is zeer beperkt)
o Vaak geen duidelijk onderliggend mechanisme (is er wel echt sprake van een
ziekte?)
o Stigmatisering (= overtuigd zijn dat er echt iets met je mis is, waardoor het
alleen maar slechter kan gaan)
DUS: Het geeft ook een goed aanknopingspunt, maar alleen als er sprake is van
een duidelijke somatische oorzaak.
LEERMODEL
• Stoornissen zonder duidelijke organische stoornis (<> medisch model)
4
, • Stoornissen ontstaan door verkeerd leerproces (vb moeilijke opvoeding of opjagen
omdat je de bus gaat missen zorgt voor paniekaanval en wordt je telkens paniekerig als
je een bus moet nemen)
• Spreken van een probleem ipv een ziekte/abnormaliteit
• Schema:
o Geen diagnose maar een leerdoel, geen patiënt maar leerling
o Leerdoel = therapeut en leerling bespreken waar ze samen naar toe willen
o Geen stigmatisering
o Cliënt niet passief
o Criterium = eigen verantwoordelijkheid van cliënt
o Grens abnormaal/normaal kan cliënt zelf opzich nemen. Zolang de cliënt de
inspraak kan behouden wordt hij/zij niet als ziek beschouwd
• Kritiek: niet altijd bruikbaar (enkel bruikbaar als de verantwoordelijkheid nog aanwezig
is, anders voorkeur aan medisch model waarin de therapeut beslissingen zal nemen).
POPULATIE
EPIDEMIOLOGISCH ONDERZOEK
= houdt zich bezig met voorkomen en de spreiding van de stoornissen binnen en tussen
bepaalde populaties.
Populatie: kinderen, adolescenten, volwassenen, ouderen, gezinnen waarin abnormaal gedrag
voorkomt.
=> niet enkel stoornissen maar ook chronisch, terugkerend disfunctioneren
• Cijfers gebaseerd op gezondheidsenquête België vanaf de leeftijd van 15j
• Gaat over psychische problemen en niet over diagnoses
• Maakt gebruik van brede zelfrapportage instrumenten die kunnen wijze op het
mogelijks bestaan op aandoeningen
• Screenen naar zijn er bepaalde problemen aanwezig, maar niet spreken van echt een
psychische stoornis
PREVALENTIE VAN PSYCHISCHE STOORNISSEN
• 33% psychisch onwelbevinden (slecht in je
vel zitten)
• 18% reële kans op psychische aandoening
• Belangrijke conclusie: psycho-emotionele toestand afgelopen decennium minder goed
in vergelijking met 2001-2008
Gevolgen (zowel voor persoon als voor omgeving)
o sociale gezondheid: isolatie
o ziekteverzuim
o schadelijke gedragingen
, o fysieke gezondheid: medische
aandoeningen
o soms levensbedreigend door drugverslaving, geweld en zelfmoord
Op ogenblik afname enquête:
• 10% depressieve klachten
• 11% angstklachten
• 7% (mogelijks) eetstoornis
• 16% psychotrope medicatie (gebruiken in de afgelopen twee weken vb. anti
depressiva, slaap en kalmeer middelen)
ZELFDODING 14% ooit en 4% laatste jaar ernstig aan gedacht
4,3% ooit en 0,2% laatste jaar poging zelfmoord
GESLACHT Vrouwen vatbaarder voor bepaalde stoornissen
(angst, depressie, eetstoornissen, maar niet voor
externaliseerde pathologie zoals
gedragsstoornissen, middelenmisbruik en ook
niet voor zelfmoordgedachten en -pogingen)
GEWEST Vlaams Gewest significant beter dan in Brussel
en het Waals Gewest
SOCIAALECONOMISCHE STATUS Lager geschoolden frequenter mentale
problemen
LEEFTIJD gemiddeld 21 jaar bij ontstaan psychische
stoornis
18 – 24 jaar meest kwetsbare groep
BEHANDELING
• België bij de koplopers wat betreft gebruik psychofarmaca
• Bij depressie: 81% wordt opgevolgd, 67% behandeling met psychofarmaca en maar
43% krijgt psychotherapie
• Maar wel sprake van een positieve evolutie – duidelijke daling van geneesmiddelen
door de psychotherapie
PREVALENTIECIJFERS TIJDENS DE CORONACRISIS
Ze zijn er wel door beïnvloed de cijfers van psychische problemen zijn sterk gestegen in de
lockdown dan in 2018. Maar in juni zijn deze ook weer een klein beetje gedaald, maar niet
voldoende om de vergelijking met 2018 te weerstaan. Ze zijn in Juni 2020 nog steeds
verhoogd tegenover 2018.
Risicofactoren op psychische klachten:
• Jongvolwassenen
• Vrouwen met kinderen
• Alleen wonen of in eenoudergezin
• Sociale uitkering ontvangen en financiële onzekerheid
TAKEN BINNEN KLP
6
,DIAGNOSTIEK
• Classificatie: namen geven en ordenen tussen andere stoornissen (omschrijving &
plaatsgeving binnen een bepaald systeem)
• KLP volgt vaak medisch model
o Syndromen (groep van symptomen)
o Symptomen (uiting/kenmerk/signaal van een psychische stoornis)
• Diagnose: vaststelling, onderscheiding en omschrijving van stoornissen
• Diagnostiek: proces om diagnose te bereiken (gebruik van vragenlijsten, testing,
registratieopdrachten)
• Diagnose kan gebeuren adhv DSM (=diagnostical & statistical Manual of Mental
disorders')
• Kan ook volgens diagnostische cyclus volgens diagnostisch procesmodel:
INLEIDING
PSYCHOPATHOLOGIE
INLEIDING
OMSCHRIJVING EN SITUERING
Psychopathologie
• “de wetenschap of studie van het geestelijk of psychisch lijden”
• “het geheel van psychische stoornissen”
• Domein van psychologie en psychiatrie die zich bezig houdt met alle psychische
stoornissen
Handboeken > 2 indelingen:
1. Psychologie van het pathologische (syndroombenadering) =
handboek
Syndromen = beeld van een psychische stoornis waarbij alle symptomen
samenhangen, maar geen ziekte omdat er vaak geen lichamelijke oorzaak bij is. Je
vertrekt vanuit een klinische beeld/overkoepelende beeld.
2. Pathologie van het psychische (symptoombenadering) = vandaag
, Symptomen = algemene psychische processen die bij elk van ons aanwezig zijn, die
we ook in het normaal functioneren vinden. Maar wat als het pathologisch wordt? We
vertrekken vanuit de symptomen en vanuit kleinere eenheden. Vb. proces van
emotieregulatie die verkeerd loopt.
Verhouding tussen de psychopathologie en psychiatrie:
• Wederzijdse beïnvloeding (kennis en kunde/praktijkwerkende)
• In psychiatrie: het individu staat centraal (praktijk). Hoe is het dagdagelijks werken
met de patiënt?
• In de psychopathologie: het algemeen geldende staat centraal (theorie). Algemene
principes waarbij we richtlijnen naar voor brengen die binnen de psychiatrie kunnen
gebruikt worden om vb diagnoses te stellen .
NORMALITEIT VS PATHOLOGIE
Toch kennen stoornissen veel variaties, dit komt door
• Pathogene elementen (algemene kenmerken van
een stoornis)
= Algemene kenmerken van een stoornis en zijn kenmerken die aanwezig moeten zijn
om de stoornis te kunnen diagnosticeren – oorzakelijke rol
Vb. psychose is een algemeen kenmerk hallucinaties. Zonder dit kenmerk kan je nooit
spreken over psychose
• Pathoplastische elementen (tijd- en plaatsgebonden invloeden)
= Kenmerken die veranderen afhankelijk van tijd en plaats. Afhankelijk van de context
Vb. psychose – vroeger in sommige culturen speelde religie een grotere rol, dan is de
inhoud van de wanen waren vaker religieus getint.
Continuüm: idem als gezondheid versus ziekte
• Polaire/categoriale opvatting is niet goed hanteerbaar (zwart/wit) (iemand is ziek of
niet ziek, onderscheid is moeilijker te maken, daarom dimensionale opvatting)
• Dimensionale opvatting weerspiegelt de werkelijkheid beter
BEGRIPPEN
• Klinisch beeld = Is het beeld dat direct door de arts of hulpverlener zichtbaar is. Alle
observeerbare kenmerken die de cliënt vertoont als die bij jou als hulpverlener komt bv bij
depressie zie je iemand die neerslachtig is, veel stress heeft
• Prevalentie
= Frequentie van het voorkomen van een bepaalde aandoening op een specifiek moment
binnen een omschreven populatie
= Oude en nieuwe gevallen in een totale populatiegroep – als het over alle nieuwe
gevallen gaat = incidentie.
• Symptoom (>< diagnostisch criterium) = Ziekteteken of uiting, signaal, kenmerk van
een pathologisch proces
8
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aureliexsol. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.98. You're not tied to anything after your purchase.