Duidelijke, uitgebreide samenvatting voor het vak 'Ontwikkelingspsychologie (OWP), gegeven aan eerstejaars psychologie studenten aan de UU. Dit is de stof van het eerste deeltentamen, ik heb een ander document geüpload met de stof van het tweede tentamen, bij elkaar bevatten de samenvattingen het ...
● developmental psychology: studiegebied dat de verandering in de cognitieve,
sociale en andere capaciteiten van individuen wil begrijpen en verklaren. Ten eerste
door veranderingen in het waargenomen gedrag van het kind te beschrijven en ten
tweede door de processen aan het licht te brengen die aan deze veranderingen ten
grondslag liggen.
Nature VS. Nurture debat:
● nativism: het idee dat ontwikkeling primair wordt bepaald door erfelijke factoren,
oftewel genetica.
● empiricism: het idee dat ontwikkeling primair wordt bepaald door
omgevingsinvloeden.
Moderne psychologen bestuderen vooral hoe deze met elkaar samenhangen. Er is geen
theorie die een extreme kant goed kan onderbouwen. Interactie tussen erfenis en omgeving
is een actief dynamisch proces waaraan de zich ontwikkelende kinderen zelf een actieve en
vitale bijdrage leveren.
Veranderingen in ontwikkeling (continuous vs discontinuous)
● continuous development: een ontwikkelingspatroon waarin capaciteiten geleidelijk
en soepel veranderen.
● discontinuous development: een ontwikkelingspatroon waarin plotseling
veranderingen optreden, resulterend in kwalitatief verschillende stadia (perioden) van
ontwikkeling.
● critical period: een ontwikkelingsperiode (leeftijdscategorie) waarin specifieke
ervaringen essentieel zijn om de ontwikkeling op een typische manier te laten
plaatsvinden.
● sensitive period: een periode van ontwikkeling (leeftijdscategorie) waarin bepaalde
ervaringen belangrijk zijn voor typische ontwikkeling. Als die ervaringen zich in die
periode niet voordoen, kan er nog steeds een typische ontwikkeling plaatsvinden.
Domeinspecifieke of Domein-algemene ontwikkeling
● domain-general development: het idee dat ontwikkelingen een impact kunnen
hebben op een breder scala aan vaardigheden. (logisch denken)
● domain-specific development: het idee dat de ontwikkeling van verschillende
vaardigheden onafhankelijk (afzonderlijk) plaatsvindt en weinig impact heeft op
vaardigheden in andere domeinen. (wiskunde maakt niet beter in taal).
● levels of explanation: de manier waarop we ervoor kiezen om psychologische
vermogens (en de ontwikkeling van die vermogens) te beschrijven. Niveaus van
uitleg kunnen biologisch, gedragsmatig, sociaal en emotioneel zijn.
Bij sommige vormen van ontwikkeling weegt 1 niveau zwaarder, maar wetenschappers
moedigen steeds meer aan dat ontwikkeling waarschijnlijk wordt veroorzaakt door een
veelheid aan factoren op alle niveaus.
- Individuele context
Ontwikkelingspsychologen verschillen in hun nadruk op individuele karakters versus
situationele of contextuele invloeden. Deze individuele verschillen kunnen erg
belangrijk zijn en worden getest door kinderen hun gedrag in een soortgelijke situatie
1
, te testen (marshmallow test). Kinderen kunnen ontwikkelingsschade oplopen en hier
goed mee dealen, maar later problemen krijgen, een goede veerkracht hebben en
geen problemen later, of blijvende schade in het ernstigste geval.
- Culturele context:
Het vergelijken van ontwikkeling tussen culturen, is niet alleen een waardevolle
manier om te begrijpen hoe ontwikkeling kan variëren, maar geeft ook grote
aanwijzingen voor de heerschappij van de culturele omgeving over de ontwikkeling
van psychologische vermogens.
- Biologische perspectief:
Neuronen, cognitieve vermogens en genen.
- Ecologische perspectief:
Een perspectief dat het belang benadrukt van het begrijpen van niet alleen de
relaties tussen organismen en verschillende milieusystemen, maar ook de relaties
tussen dergelijke systemen onderling (microsysteem, mesosysteem, macrosysteem
+ exosysteem en chronosysteem volgens Bronfenbrenner).
- Lifespan perspectief:
Een visie op ontwikkeling als een proces dat doorgaat gedurende de hele
levenscyclus, van de kindertijd tot de volwassenheid en ouderdom. Deze neemt
belangrijke historische gebeurtenissen en age cohort ook mee in de theorie: dit
betekent een groep individuen die in hetzelfde jaar of in dezelfde algemene
historische periode zijn geboren. Deze kunnen dezelfde ervaringen hebben die
leiden tot dezelfde sociale veranderingen of problemen in die generatie.
Hoofdstuk 2: Theorieën in de OWP
pag. 14 - 32
Ontwikkelingstheorieën doen twee belangrijke dingen:
1. Ze helpen bij het organiseren en integreren van bestaande informatie in
samenhangende, interessante en plausibele verslagen van hoe kinderen zich
ontwikkelen.
2. Ze genereren toetsbare hypothesen of voorspellingen over het gedrag van kinderen.
Of een theorie stand houdt hangt voornamelijk af van hoe goed de empirische data is, hoe
nieuw de inzichten zijn en hoe snel er tegenhangende informatie komt (al bestaan
tegengestelde theorieën ook soms naast elkaar).
Historie:
- John Locke (17e eeuw): kind was tabula rasa.
- Leibniz en Descartes: kind heeft een beetje voorkennis, anders zijn situaties niet te
begrijpen. (interactie nurture en nature)
- William James en Behavioristen (19e eeuw): men leert door ervaringen en wordt
hierdoor ook gevormd.
● Behaviourism: school van de psychologie prominent in het begin van de 20e eeuw,
die de rol van leren in menselijk gedrag benadrukte en probeerde gedrag in
dergelijke termen te beschrijven. Gedragsveranderingen worden volgens
behavioristen gedreven door ervaring en deze gedragsveranderingen gaan
geleidelijk en continu. 2 belangrijke punten hierin:
2
, 1. Classical conditioning: een soort leren waarbij stimuli herhaaldelijk samen
worden gepresenteerd en twee individuen leren reageren op de onbekende
stimulus op dezelfde manier waarop ze reageren op de vertrouwde stimuli.
2. Operant conditioning: type leren dat afhangt van de gevolgen van gedrag;
beloningen vergroten de kans dat het gedrag zich voordoet, terwijl straf die
kans verkleint.
In de 20e eeuw kwam er kritiek op de theorieën van de behavioristen, en kwam de
maturational approach op. Dit was een vroege benadering om de ontwikkeling te verklaren
in termen van tijdschema's voor de ‘rijping’, vooraf bepaald door genetische overerving.
maturational theorieën zijn zeer invloedrijk geweest bij het verklaren van de opkomst van
kinderen met verschillende temperamenten. Ze zeggen dat het dus niet enkel allemaal van
je ervaringen afhangt.
Psychodynamics en ethology
● psychodynamics: in deze visie op ontwikkeling, die is afgeleid van de freudiaanse
theorie, vindt ontwikkeling plaats in afzonderlijke stadia en wordt deze grotendeels
bepaald door biologische drijfveren, gevormd door ontmoetingen met de omgeving
en door de interactie van de drie componenten van de persoonlijkheid: het id, ego en
superego.
- id: in de Freudiaanse theorie, de instinctieve drijfveren van de persoon; de
eerste component van de persoonlijkheid die evolueert, de id werkt op basis
van het plezierprincipe. Wordt langzamerhand meer gecontroleerd door het
ego.
- ego: in Freudiaanse Theorie, de rationele, controlerende component van de
persoonlijkheid, die probeert in behoeften te voorzien door middel van
passend, sociaal aanvaardbaar gedrag.
- superego: in de freudiaanse theorie, de persoonlijkheidscomponent die de
opslagplaats is van de internalisering van ouderlijke of maatschappelijke
waarden, moraal en rollen door het kind (kind ontwikkeld een geweten, en
past normen en waarden toe op zijn/haar acties).
Volgens Freud doorgaat het kind 5 stages van persoonlijkheidsontwikkeling:
1. Oral (0-1) → dingen in mond stoppen en eten
2. anal (1-3) → zindelijk worden, eerste ervaring met autoriteit en discipline.
3. phallic (3-6) → toename van seksuele driften wekt nieuwsgierigheid op en
maakt kinderen attent op genderverschillen. Periode is cruciaal voor de
vorming van genderidentiteit
4. latency (6 -12) → seksuele driften onderdrukt; nadruk op onderwijs en
beginnende zorg voor anderen.
5. genital (20-65)→ altruïstische liefde gaat samen met egoïstische liefde; de
behoefte aan reproductie van soorten ligt ten grondslag aan de
aanvaarding van volwassen verantwoordelijkheden.
Freud kwam met de belangrijke toevoeging dat vroege ontwikkeling ten grondslag kan liggen
aan gedrag op latere leeftijd. Voor hem heeft de manier waarop het kind de orale, anale en
fallische stadia onderhandelt een grote invloed op de emotionele ontwikkeling en de
persoonlijkheid van de volwassene.(onbevredigende oral = meer kans op roken).
3
, ● psychosociale theorie: Erikson's ontwikkelingstheorie waarin kinderen zich door
een reeks fasen ontwikkelen, grotendeels door het uitvoeren van taken waarbij ze in
interactie zijn met hun sociale omgeving.
● ethological theorie: een theorie die stelt dat gedrag moet worden gezien en
begrepen als voorkomend in een bepaalde context en met adaptieve of
overlevingswaarde (bv inprinten bij eenden, huilen & lachen). Centraal in de
ethologische gedachtegang staat de noodzaak om het gedrag en de mentale
processen van een organisme te zien en te begrijpen in relatie tot zijn biologie en het
ecosysteem waarin het functioneert. Er wordt voornamelijk gebruik gemaakt van
observatie van kinderen in hun natuurlijke omgeving, en er wordt gekeken naar de
behoeften van kinderen hierin. Het doel is om deze te beschrijven en classificeren.
John Bowlby was een belangrijke ethnologist, en kwam met de maternal deprivation
hypothesis, die inhield dat hechtingsbanden tussen kind en ouder in de eerste
levensjaren essentieel zijn voor een goed aangepaste sociaal-emotionele
ontwikkeling.
Grote theorieën in cognitieve ontwikkeling
● social learning theory: leertheorie die het belang van observatie en imitatie
benadrukt bij het verwerven van nieuw gedrag, waarbij leren wordt gemedieerd door
cognitieve processen. Kinderen leren niet alleen door klassiek en operante
conditioneren maar ook door observational learning: leren dat ontstaat door het
gedrag van anderen te observeren (Bandura: aandacht, opslaan in geheugen,
reproduceren en motivatie).
● Piagetian theory: theorie van cognitieve ontwikkeling waarin het kind actief op zoek
is naar nieuwe informatie. Piaget introduceerde een constructionistische theorie om
intellectuele ontwikkeling te beschrijven. Hij stelde voor dat het denken van kinderen
kwalitatief verandert met de leeftijd en dat het verschilt van het denken van
volwassenen. Ook kwam hij met 3 cognitieve stadia waar kinderen doorheen gaan.
Van een directe, self gefocuste waarneming tot het omgaan met complexe ideeën en
percepties.
● Sociocultural theory: Ontwikkelingstheorie voorgesteld door Lev Vygotsky, waarin
ontwikkeling wordt gezien als voortkomend uit de interacties van kinderen met meer
bekwame mensen, en de instellingen en instrumenten die door hun cultuur worden
geboden.
Behaviorisme heeft veel te danken aan Darwin; behaviorisme doet een beroep op evolutie
als een manier om de leermechanismen te verklaren waarmee dieren en mensen zich
aanpassen aan hun omgeving. Ethologische theorie heeft ook veel te danken aan Darwins
evolutietheorie, omdat deze probeert te begrijpen hoe onze erfenis ons adaptief gedrag
verschaft.
● Evolutionary psychology: een benadering die stelt dat kritische componenten van
psychologisch functioneren evolutionaire veranderingen weerspiegelen en cruciaal
zijn voor het voortbestaan van de soort.
Er zijn veel meer nativistische theorieën ontwikkeld, waarin modellen van ontwikkeling
worden verweven met biologische processen (aangeboren mentale structuren). Chomsky
(taal) was een voorbeeld van zo’n nativistische wetenschapper. Veel van deze
ontwikkelingstheorieën stellen dat, hoewel sommige aspecten van cognitief functioneren
aangeboren zijn, andere door ervaring zijn verworven.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lisavankeulen1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.79. You're not tied to anything after your purchase.