Ook een negen halen? samenvatting leerboek Wat is onderzoek
6 views 0 purchase
Course
MTO1
Institution
Hogeschool Zuyd (HZ)
Book
Wat is onderzoek?
In deze MTO1 samenvatting staat alles dat je nodig hebt voor het tentamen van de hoofdstukken 1 t/m 4 en 7 en 9 t/m 12. Deze samenvatting is geschreven door mijzelf en gebaseerd op het leerboek Wat is onderzoek? 6e druk van Nel Verhoeven.
Het vak MTO (methode technieken onderzoek) wordt in het ...
Samenvatting MTO1: wat is onderzoek? Nel verhoeven.
Hoofdstukken: 1, 2, 3, 4, 7, 9 , 10, 11, 12
Hoofdstuk 1
1. Onderzoek doen = analyseren van een probleem of situatie volgens een bepaald stappenplan. Met
behulp van hulpmiddelen die daarvoor ontwikkeld zijn. De hulpmiddelen zijn: uitgangspunten,
instrumenten en aanwijzingen. (zijn de basis voor het project en geven sturing en houvast).
Door de situatie of het probleem op deze manier te benaderen, kun je antwoord geven op vragen en
problemen oplossen. Werken volgens een stappenplan is een systematische aanpak. Dus onderzoek
is het systematisch verzamelen, verwerken en analyseren en presenteren van gegevens met als doel
kennis te verwerven over een bepaald deel van de werkelijkheid.
Onderzoek doe je om:
1. vragen te beantwoorden
2. problemen aan te pakken.
3. Alles duidelijk op een rijtje te zetten.
Beginpunt= het idee van het onderzoek, tijdens het onderzoek werk je bronnen en informatie etc. uit
om bepaalde verwachtingen te ontwikkelen voor de uitkomst. Vervolgens verzamel en verwerk je de
gegevens en kom je tot het eindpunt.
Eindpunt= je rapport/ beroepsproduct. Aan het eind kijk je terug (evaluatie) en blik je vooruit
(aanbeveling). En je beoordeelt de reis. Je deelt daarnaast ook ervaringen met collega’s.
Welke stappen je in een onderzoek moet zetten, deze stappen zijn overal hetzelfde. Zowel bij
eenvoudige als complexe onderzoeken. Bij het uitvoeren van een onderzoek moet je alle opgedane
kennis en vaardigheden in praktijk brengen, en je moet een over-view ontwikkelen over je
onderzoek.
Bij een informele observatie (dagelijks leven) laat je je leiden door je eigen referentie kader om
conclusies te trekken. Je gaat er onbewust van uit dat anderen net zo doen als jij.
Bij een systematische observatie (door onderzoekers gebruikt) doe je observeren met een
vastgesteld stappenplan, zonder van tevoren een uitkomst in gedachte te hebben.
1.1 Praktische aandachtspunten: Voor een onderzoek maak je eerst een onderzoeksplan->
probleemstelling formuleren, kijkt of andere mensen al eerder onderzoek erna gedaan hebben en
wat hun conclusie was. Je bepaalt de deadline en hoeveel budget daarvoor nodig is. je overlegt met
je opdrachtgever, medeonderzoekers en begeleider.
1.1.1 Methodologie = basisprincipes (normen) van onderzoek doen. Er zijn 2 hoofdtypen van
onderzoek:
1. Fundamenteel, hierbij beantwoord je meestal vragen om kennis(vragen) te ontwikkelen.
Onderzoek is intern gericht.
2. Praktijkgericht, hierbij houd je je bezig met het oplossen van praktijkproblemen/vragen.
Onderzoek is extern gericht.
1.1.2 Kennisvraag= vraag die je met behulp van fundamenteel onderzoek beantwoordt en die in het
onderzoek kennis oplevert.
Praktijkvraag= afkomstig uit de dagelijkse praktijk, uit de samenleving. Het antwoord levert
handvatten op waarmee je praktijkproblemen kunt oplossen.
,1.1.3 Kwalitatieve methode= de onderzoeker voert onderzoek uit in het veld, in de werkelijkheid. De
onderzoeker onderzoekt de onderzochte personen (onderzoekseenheden) in de omgeving als geheel
= holisme. Het is interpretatief van aard, dus niet of nauwelijks cijfermatig (observaties & interviews)
Kwantitatieve methode= gebruik je cijfermatige (numerieke) informatie: gegevens (kenmerken) in
cijfers over objecten, organisaties en personen. Met deze getallen (waarde) kun je een objectieve
meting uitvoeren. (meten is weten). Gericht op toetsing en hypothesen.
Kwalitatief Kwantitatief
Nadruk op betekenis/context Ja Nee
Aantal onderzochten Weinig Veel
Gegevens per onderzochte Veel Weinig
Soort gegevens Diepgaand Oppervlakkig
Objectief meetbaar (numeriek) Nee Ja
Statistisch generaliseer-baar Nee mogelijk
Triangulatie= probleemstelling aanpakken met meerdere onderzoeksmethoden.
Mixed methods-benadering= onderzoek waarbij kwalitatieve en kwantitatieve methoden worden
opgezet, dus gemixt.
1.1.4 inductief onderzoek= theorie- ontwikkelend onderzoek, dus onderzoeker doet aan de hand
van observaties uitspraken. Verrichten vaak kwalitatief onderzoek. Het is dus theorievormend. Een
leidend principe daarbij is iteratie (herhaling) dit leidt tot hogere kwaliteit van resultaten.
Deductief onderzoek= theorie toetsend onderzoek. Onderzoeker formuleert verwachtingen aan de
hand van theorieën en modellen. Je toets of jouw model theorie geldig is voor de door jou
verzamelde gegevens. Het is dus theorie toetsend.
1.2.1 onderzoekers verschillen op:
1. houding moet:
1. onafhankelijk zijn
2. het onderzoek moet open zijn
3. Je bent eigenaar van het onderzoek, gedraag je ernaar. Je legt verantwoording af over je
resultaten.
4. je moet onderzoekend zijn, De wetenschappelijke houding is van belang omdat
onderzoeksresultaten sterker komen te staan.
2.kennis: je moet altijd weten welke onderzoeksmethoden er zijn, welke criteria ze hebben en wat
de voor- en nadelen van het toepassen zijn. Je hebt altijd kennis nodig.
1. methodologisch
2. inhoudelijk
3. vaardigheid: krijg je door het doen van onderzoek door er actief mee bezig te zijn. Je past je
kennis toe.
1. ervaring
2. structuur
3. toepassen van technieken en instrumenten.
, 1.2.2 verschillende kwaliteitscriteria voor uitvoering en interpretatie van onderzoek: betrouwbaar,
toetsbaar en generaliseerbaar.
1. betrouwbaarheid: de mate waarin het onderzoek vrij is van toevallige fouten. De opdrachtgever
gebruikt de resultaten voor het nemen van belangrijke beslissingen in een organisatie of voor het
maken van beleid. Het onderzoek moet van goede kwaliteit zijn. Onderzoek dat iemand opnieuw
uitvoert moet tot dezelfde resultaten leiden, dus het onderzoek is moet toetsbaar zijn: resultaten te
krijgen over zaken die waarneembaar zijn in de werkelijkheid bij kwantitatief onderzoek:
1. herhaalbaar
2. weerlegbaar= andere onderzoekers moeten een idee of verwachting d.m.v. goed onderzoek
bevestigen of weerleggen
3. eenduidig
4. openbaar
Generaliseerbaar= geldig voor grote groep-> domein zo groot mogelijk.
Hoog informatiegehalte en specifiek onderwerp. Daarnaast geldig in andere situaties (inhoud)
Informativiteit= het informatiegehalte van je uitspraken moet maximaal zijn (voornamelijk
kwantitatief onderzoek).
Validiteit= de mate waarin onderzoek vrij is van systematische fouten. Externe validiteit-> wanneer
de uitspraken precies volgens alle voorwaarden getoetst zijn, kunnen ze geldig verklaard worden
voor een grote groep of andere situaties= generaliseren. Deze generaliseerbaarheid vormt de
externe validiteit. Er zijn 2 soorten:
1. Statisch generalisatie= de onderzoeker toetst d.m.v. statistische testen (kwantitatief) of een
bepaald resultaat generaliseerbaar is. (technisch dus)
2. Inhoudelijke generalisatie= onderzoekers streven naar vergelijkbaarheid van de resultaten in
soortgelijke situaties. ( kwalitatief)
1.2.3 onderzoek moet:
Zuiver = juiste conclusies kunnen trekken (interne valide)
Uitvoerbaar zijn= je moet over voldoende hulpmiddelen beschikken, gegevens kunnen verzamelen
en analyseren en op tijd kunnen rapporteren.
Goed meten (begripsvalide) meten wat je meten wil.
Praktisch toepasbaar:
Bruikbaar zijn= praktisch relevant moet zijn.
Efficiënt zijn= alle kosten in verhouding tot resultaten moeten staan en het tijdspad haalbaar is.
1.3 onderzoek cyclus:
1. ontwerpen= probleemstelling of onderzoeksvraag opstellen, ontwerp hoe je de onderzoeksvraag
gaat beantwoorden en met welke methoden, welke tijd en welke middelen en wie er betrokken zijn.
2. gegevens verzamelen
3. analyseren
4. evalueren en adviseren.
1.4 als alle fasen van het onderzoek doorlopen zijn, eindig je met een verslag waarin je
verantwoording aflegt van de gebruikte onderzoeksmethoden en waarin je resultaten presenteert.
Deze resultaten kun je samenvatten in een bruikbaar instrument voor de opdrachtgever=
beroepsproduct. Deze varieert per vakgebied, per onderwerp en per probleemstelling.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SimonsS. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.64. You're not tied to anything after your purchase.