Inleiding bestuursrecht
samenvatting
Week 1 – Inleiding bestuursrecht en Awb, de 3 B’s:
bestuursorgaan
Bestuursrecht = ziet op de verhouding tussen overheid en burgers -> kleine aspecten zoals uitkering,
sociale huurwoning, maar ook grote thema’s zoals stikstofcrisis.
Eenzijdige rechtshandelingen = overheid kan eenzijdig rechtspositie van burgers vaststellen
en oefent macht uit om algemeen belang te behartigen
Functies van het bestuursrecht:
1) Instrumentele functie = overheid haalt bevoegdheden uit de wet: bestuursrecht is het recht
van het bestuur -> geeft bevoegdheden aan overheid om algemeen belang te behartigen en
publieke taak te vervullen
2) Normerende functie = waarborg voor de overheid, zorgvuldig en gelijk behandelen, normen:
bestuursrecht is het recht voor het bestuur -> geeft regels waaraan het bestuur zich moet
houden (algemeen beginsel van behoorlijk bestuur)
3) Waarborgfunctie = rechtsbescherming van burgers tegen de overheid: bestuursrecht is het
recht tegen het bestuur
Algemeen bestuursrecht = bestuursrecht met algemeen geformuleerde regels.
Bijzonder bestuursrecht = bestuursrecht met regels die ingaan op specifieke gevallen, inhoudelijk
(niet opgenomen in Awb)
Algemene wet bestuursrecht bevat: omgevings-, vreemdelingen-, mededingings-, onderwijs,
gezondheidsrecht en sociale zekerheid.
Awb bestaat uit wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Awb moet
uniformeren en bevat algemene regels voor de overheid: specifieke regels voor een bijzonder
rechtsgebied staan in de bijzondere wetgeving (hoofdregels Awb, precieze criteria in bijzondere wet).
Ontwikkelingen codificatie bestuursrecht: groei bevolking, technische ontwikkelingen, opkomst
verzorgingsstaat -> groeiende behoefte aan actief overheidsoptreden
Het bestuursrecht was van oudsher vooral bijzonder bestuursrecht, maar dat was ontoegankelijk en
verschillend -> oplossing: Awb opgebouwd vanaf 1994 in tranches met als doelen:
1) Bevorderen van eenheid
2) Systematiseren en vereenvoudigen
3) Codificeren van jurisprudentie
4) Regelen van algemene onderwerpen die niet goed passen in bijzondere regelgeving
Gelaagde structuur/opbouw = wetten in de Awb zijn opgebouwd van algemeen naar specifiek. Ook
altijd eerst kijken naar algemeen en dan door naar specifiekere bepalingen.
Gelaagde opbouw rechtsbescherming: H1 begrippen, H6 algemene bepalingen bezwaar en
beroep, H7 bijzondere bepalingen bezwaar, H8 bijzondere bepalingen beroep
Gelaagde opbouw besluitvorming: H1 begrippen, H2 algemeen verkeer, H3 besluiten
algemeen, H4 besluiten bijzonder, H5 één type besluit (handhaving)
De Awb kent verschillende soorten regels:
1) Dwingend recht = afwijking van Awb in beginsel niet mogelijk (behalve door formele
wetgever; regering + SG, ,maar alleen indien dit noodzakelijk is)
2) Regelend recht = Awb bevat hoofdregel, maar staat afwijking uitdrukkelijk toe (‘tenzij bij
wettelijk voorschrift anders is bepaald’)
, 3) Aanvullend recht = bijzondere wet bevat hoofdregel, maar wanneer daarin niets staat dan
geldt Awb (‘bij het ontbreken van zulke voorschriften’)
o Vangnetbepaling: terugvallen op Awb als bijzondere regeling niks bepaalt.
4) Facultatief recht = bijzondere wetgever kan een bepaling uit de Awb van toepassing
verklaren: geldt in principe niet, tenzij ergens in wetgeving staat dat het wel geldt.
Het bestuursrecht kent drie kernbegrippen:
1) Belanghebbende: art. 8:1 Awb
2) Besluit: art. 1:3 Awb
3) Bestuursorgaan: art. 2:4 Awb
Het Awb is alleen van toepassing op het handelen van bestuursorganen: geen bestuursorgaan dan
geen besluit, geen besluit dan ook geen bestuursrechtelijke rechtsbescherming bij bestuursrechter.
Bestuursrechter vs. civiele rechter:
Bestuursrechter is laagdrempelig: geen verplichting advocaat, lage griffierrechten, relatief
informele procedure
Procedurele rechtvaardigheid bij bestuursrechter: lage eisen aan beroepschrift, actieve rol
van bestuursrechter, ongelijkheidscompensatie ( = rechter houdt rekening dat burger geen
juridische achtergrond heeft, benoemt zelf wetsbepaling waardoor burger dat niet hoeft te
doen)
Bestuursorgaan
Art. 1:1 lid 1 Awb:
A: orgaan van rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld A-orgaan
B: ander persoon of college met enig openbaar gezeg bekleed B-orgaan
A-organen zijn voor al hun handelingen (ook privaatrechtelijke en feitelijke) gebonden aan de Awb.
B-organen alleen aan Awb gebonden voor zover zij hun publiekrechtelijke bevoegdheden uitoefenen.
A-orgaan = orgaan + publiekrechtelijke rechtspersoon
1. Publiekrechtelijke rechtspersoon: genoemd in art. 2:1 BW en soms in bijzondere wetten
o 2:1 BW: de staat, provincies, gemeenten en waterschappen bezitten
publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid
Lid 2: andere lichamen waaraan deel van overheidstaak is opgedragen
bezitten rechtspersoonlijkheid als dit bij of krachten de wet volgt
o Privaatrechtelijke rechtspersonen (art. 2:3 BW: verenigingen, coöperaties,
onderlinge waarborgmaatschappijen, nv’s, bv’s en stichtingen) hebben wel
rechtspersoonlijkheid, maar kunnen nooit A-orgaan zijn -> meestal opgericht door
notariële acte (2:4 BW)
o Voorbeeld: art. 7:1 Mediawet 2008: Commissariaat voor Media heeft
rechtspersoonlijkheid, belastinginspecteur, KNMI
2. Orgaan = onderdelen van rechtspersonen die taken uitvoeren
o Organen van de Staat: ministers en staatssecretarissen
o Organen van gemeenten: college B&W, gemeenteraad, burgemeester
o Organen van provincies: gedeputeerde staten, provinciale staten, Commissaris van
de Koning
o Organen van waterschappen: dagelijks bestuur, algemeen bestuur en dijkgraaf
o Publiekrechtelijke rechtspersonen doen niks, de organen wel (formuleren ‘de
gemeente doet …’ wordt fout geteld -> formuleren welk orgaan dat doet).
o Bepalen of iets een orgaan is als het een zelfstandige plaats en functie in de wet
heeft en dus wettelijke taken uitvoert
B-orgaan = ander persoon of college +met enig openbaar gezag bekleed
, 1. Ander persoon of college = natuurlijke personen, privaatrechtelijke rechtspersonen (art. 2:3
BW)
2. Met enig openbaar gezag bekleed = zijn (voor een deel van hun activiteiten) bevoegd
eenzijdig rechten of plichten voor een ander in het leven te roepen of bindend vast te stellen.
Er zijn twee manieren om openbaar gezag te verkrijgen:
o Wettelijk openbaar gezag: op basis van een wettelijk voorschrift, kunnen eenzijdig
de rechtspositie van burgers bepalen.
Bijvoorbeeld Apk-keuring door garage, afgeven internationale rijbewijzen
door ANWB
o Buitenwettelijk openbaar gezag (staat op gespannen voet met legaliteitsbeginsel)
Als overheid een ‘stroman’ inzet mag geen ander rechtsregime gelden dan
wanneer de overheid die taak zelf uitvoert -> een door de overheid
opgerichte stichting die overheidsgeld moet verdelen is ook gebonden aan
bepalingen van de Awb
Voorbeeld: uitspraak Stichting bevordering kwaliteit leefomgeving Schiphol
(stichting is opgericht door provincie Noord-Holland en NV Luchthaven
Schiphol. Het bestuur van stichting kan in schrijnende gevallen een uitkering
in nature verstrekken voor ervaren hinder van vliegverkeer: bestuur wijst
een aanvraag om uitkering af -> is bestuur van stichting een b-orgaan?).
Hieruit komen 2 cumulatieve criteria voor buitenwettelijk openbaar gezag:
Inhoudelijk vereiste = de criteria voor geldverstrekking moet in
beslissende mate door één of meer a-organen worden bepaald (in
dit geval heeft bestuur vd stichting de regelementen gemaakt en niet
de overheid, dus voldoet niet aan criterium).
Financieel vereiste = de te verstrekken geldelijke uitkeringen of
voorzieningen worden in overwegende mate (2.3 of meer)
gefinancierd door één of meer a-organen (in dit geval 50% van
overheid, dus niet voldaan aan dit vereiste)
Voorbeeld: uitspraak Stichting bevordering kwaliteit leefomgeving Schiphol is
geen b-orgaan. Degene van wie de aanvraag om uitkering is afgewezen kan
dus niet bij de bestuursrechter terecht, want geen beslissing van
bestuursorgaan.
De rechtspersoon is het privaatrechtelijke aanspreekpunt: sluit overeenkomsten, aansprakelijk uit
onrechtmatige daad.
Het bestuursorgaan is het publiekrechtelijke aanspreekpunt: neemt besluiten.
Art. 1:1 lid 2 Awb geeft aan wie géén bestuursorganen zijn, bv. wetgevende macht, Staten-Generaal,
Raad van State, algemene rekenkamer etc.
Stappenplan bepalen of er sprake is van een bestuursorgaan:
1) Is er sprake van een a-orgaan (art. 1:1 lid 1 onder a Awb)?
a. Is er sprake van een publiekrechtelijke rechtspersoon?
b. Is er sprake van een orgaan?
2) Is er sprake van een b-orgaan (art. 1:1 lid 1 onder b Awb)?
a. Is er sprake van wettelijk openbaar gezag?
b. Is er sprake van buitenwettelijk openbaar gezag?
i. Wordt voldaan aan het inhoudelijke vereiste?
ii. Wordt voldaan aan het financiële vereiste?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller irisvzanten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.52. You're not tied to anything after your purchase.