LKT HELE uitgebreide samenvatting (veel blz.) kennisbasistoets Nederlands (recent)
33 views 4 purchases
Course
Nederlands Kennisbasistoets
Institution
Hogeschool De Kempel (Kempel)
Book
Basiskennis taalonderwijs
In deze hele uitgebreide samenvatting van Nederlands binnen de kennisbasistoets (recent) zijn alle onderdelen uitgebreid terug te vinden van hoofdstuk 1 tm 11. Hierin word alles duidelijk beschreven met voorbeelden en oefenvragen.
Basiskennis Nederlands
Hoofdstuk 3 Mondelinge taalvaardigheid
Bij mondelinge taalvaardigheid zijn verschillende strategieën nodig:
- Spreekstrategie: Kinderen moeten verwoorden wat ze zien of iets beschrijven
- Luisterstrategie: goed naar elkaar luisteren en nieuwe informatie benoemen.
Als leerkracht moet je dan ook van verschillende strategieën kennis hebben. Ook
belangrijk hoe de mondelinge taalvaardigheid van kinderen loopt, hoe taalontwikkeling?
3.1.1. Theorieën over taalverwerving
Verschillende theorieën over hoe kinderen hun taal hebben verworven:
- Behaviorisme: Stroming binnen de psychologie die ervan uitgaat dat kinderen hun
taal leren door intimitatie. Kinderen bootsen de taal in hun omgeving na. Goedkeuring
speelt hierbij een belangrijke rol. Kinderen produceren zinnen die ze nog nooit
gehoord hebben. (Ik ben gevald) Daarnaast worden de meest frequente woorden (de,
ik en die) niet als eerste geleerd door kinderen. Dit zijn de concrete ZN en WW die
verwijzen naar dingen en acties uit de directe omgeving. Het voorbeeld van ouders is
hierin wel noodzakelijk om de taal te leren. Vanaf 6 jaar lukt het kinderen niet om dan
nog een taal te leren wanneer dit mist (Wolfskinderen)
- Creatieve constructietheorie: Het leren van taal of wel het mentalisme. Men gaat er
van uit dat kinderen taal simpelweg imiteren, maar zelf over een aangeboren
taalvermogen beschikken waarmee ze op een creatieve manier zinnen kunnen bouwen.
Een feit hierin is dat elk kind elke willekeurige taal kan leren. Met het aangeboren
taalleervermogen is een kind in staat om zelf structuur te ontdekken in taal en kan het
ook zinnen vormen die het nog nooit eerder heeft gehoord. De volgorde waarin een
kind zich een taal eigen maakt wordt bepaald door biologische rijping. Binnen de
creatieve constructietheorie wordt de nadruk gelegd op de creatieve manier waarop
een kind met behulp van taalvermogen zelf zijn taal construeerde. De aandacht voor
het taalaanbod raakte wat op de achtergrond.
- Interactionele benadering: het belang van het aangeboren taalleervermogen, maar
het taalaanbod van de omgeving en de interactie tussen kind en andere
moedertaalsprekers is belangrijk bij het leren van taal. Taalaanbod is hierin afgestemd
op de mogelijkheden van het kind. Ouders spreken op een hogere toonhoogte,
articuleren duidelijker en gebruiken korte zinnen. Dit geeft het kind de mogelijkheid
om allerlei hypotheses op te stellen over de betekenis van woorden en regels van de
taal. Hierbij zal het kind fouten maken naar het leren van taal.
3.1.2. Eerste taalverwerving
Op verschillende niveaus van taal ontwikkelt een kind zich. Hierbij begint het met
fonologisch niveau met vormen van spraakklanken (ah, ah, of buh, buh) Kinderen
ontwikkelingen zich ook op het morfologische niveau waarbij het gaat om de manier waarop
woorden gevormd worden. Kinderen maken zich geleidelijk aan de regels voor de opbouw
van de woorden. (Gevald gevallen) Op semantisch niveau leren de kinderen meer over de
betekenis van woorden. Ze leren niet in een keer de betekenis van een woord. (Alle dieren =
paard) Op syntactisch niveau leren kinderen de regels over het combineren van woorden.
(Waar bal waar is de bal?) Op pragmatisch niveau maakt een kind de regels eigen voor het
gebruik van taal en communicatie tussen mensen. (Leren bijv. dat het netter is om te vragen
Mag ik er even langs i.p.v. aan de kant)
,Een kind is bij het leren van een taal in het taalproces met alle niveaus tegelijk bezig. In het
taalverwervingsproces van een kind onderscheiden we de volgende periode:
- De prelinguale periode (0-1 jaar)
- De linguale periode
o Vroeglinguale periode (1 tot 2,5 jaar)
o Differentiatiefase (2,5 tot 5 jaar)
o Voltooingsfase (5 tot 9 jaar)
De prelinguale periode (0-1 jaar)
De periode voordat een kind zijn eerste woordjes spreekt. De periode loopt vanaf de geboorte
tot aan ongeveer het eerste levensjaar. Je kunt niet spreken van taal, omdat een kind nog geen
systeem van symbolen en regels hanteert waarmee het kind een bepaalde boodschap kan
overbrengen. Het kind produceert klanken. Ondanks dat het geen taal te noemen is toch
belangrijk in de taalontwikkeling. Het huilen is hierin een voorbeeld. Hierdoor kan het kind
een signaal afgeven honger te hebben. Een ouder kan hierop dan reageren.
Na 6 weken beginnen baby’s zich actief met taal bezig te houden. Ze luisteren naar
stemgeluiden en beginnen ook zelf klanken te produceren. Dit word ook wel het vocaliseren
genoemd. Een kind ontdekt de klank van taal en oefent zijn spraakmechanisme en dat is weer
een stap op weg naar gesproken woord.
Na 4 maanden begint een kind steeds meer te experimenteren met het maken van geluid. De
klanken varieren en verschillen in toonhoogte, luidheid en duur. Hierin ontstaat het vocaal
spel. een kind oefent in eerste instantie voor zichzelf, maar ouders spelen hier soms ook op in.
Door met je kind in gesprek te gaan leert het kind een basisprincipe van communicatie,
namelijk het reageren op elkaar.
Na 7 maanden begint de fase van het brabbelen. Een kind herhaalt klankgroepen (dadadaa) als
kinderen beginnen met brabbelen, neemt de variatie in klankgroepen toe en is een zinsmelodie
te ontdekken. Het brabbelen lijkt hierin steeds meer op de taal van de volwassenen. Een kind
oefent in deze fase dan ook met verschillende aspecten van taal: articulatie, klankstructuur,
zinsmelodie en communiceren met anderen.
Linguale periode
Het kind gaat naar het eerste levensjaar woorden en zinnen als communicatiemiddel
gebruiken. Deze bestaat uit verschillende fases:
De vroeglinguale periode (1 t/m 2,5 jaar)
Het brabbelen gaat over naar betekenisvol taalgebruik. De woorden zijn sterk gebonden aan
een specifieke context (bijv. woord bal). De woorden worden hierin vaak niet helemaal
correct uitgesproken. Dit komt omdat het spreekmechanisme van een kind nog niet zover is
ontwikkeld dat het alle klankencombinaties kan uitspreken. De woorden zijn hierin verbonden
met gebeurtenissen of acties. Gaandeweg ontdekt een kind dat je met woorden ook kunt
verwijzen naar concrete voorwerpen uit de werkelijkheid. Als een kind in andere situaties
auto kan gebruiken, dan wanneer hij een auto ziet, dan heeft het kind de verwijzende functie
van taal ontdekt. Een kind kan hierin al heel goed het karakter van de zin weergeven, door
bijv. te ontdekken door nee te schudden. Het kind zit in deze fase van de eenwoordzin. Aan
het einde van deze fase is het kind al in staat een eigenschap aan een voorwerp te koppelen
(bijv. bij een kachel warm zeggen).
De eenwoordfase duurt bij de meeste kinderen ongeveer een half jaar. Op 1,5 jaar beginnen
kinderen woorden te combineren waardoor we spreken van een tweewoordzin. Hierbij maken
kinderen een enorme sprong in hun taalvaardigheid. Hierdoor kan het kind ook allerlei relaties
aangeven. Vanaf dit moment gaan de regels voor de volgorde van woorden een rol spelen en
,begint het kind met het leren van grammatica. (Telegramzinnen: Die hier, mama zitten, in
roeren) De klankvorm van woorden is hierin nog niet correct. Medeklinkers achter elkaar zijn
hierin nog moelijker en worden vereenvoudigd.
De periode word gevolgd naar de meerwoordzin. Een kind kan nu al zinnen maken met meer
dan 2 woorden. Sommige kinderen gaan van de periode van eenwoordzin vloeiend naar
zinnen van twee, drie of meer woorden. Andere kinderen gaan stap voor stap te werk en
combineren eerst slechts twee woorden. De woordenschat maakt hierin een grote groei door.
(tweede verjaardag 500 woorden kennis) Dit zijn vooral inhoudswoorden. Functiewoorden
zijn hierin vaak onbekend.
De differentiatiefase (2,5 tot 5 jaar)
Het taalgebruik van kinderen begint steeds meer op volwassenen te lijken. De
taalontwikkeling heeft zich voornamelijk voorgedaan op het fonologisch, semantisch en
syntactisch niveau, maar vanaf nu leert het kind ook allerlei morfologische en pragmatische
aspecten van taal. Kinderen leren woorden van vorm kunnen veranderen en die
vormverandering ook wat betekent. Ze spreken over dingen die niet in hun directe omgeving
voordoen. De taalontwikkeling wordt gedifferentieerder. Een kind krijgt hierin ruimtelijk
inzicht, tijdsbesef en leert op een gedetailleerde manier dingen waar te nemen. Dit hangt
samen met de taalontwikkeling. Als een kind het tijdsbesef doorheeft dan is het ook in staat te
ontdekken dat je de verleden tijdvorm hebt. Het taalaanbod wordt daarnaast sterk uitgebreid
door school of bijv. de crèche.
Rond de 3e verjaardag neemt de actieve woordenschat van een kind enorm toe. Kinderen leren
hierin functiewoorden te gebruiken. Hierdoor verdwijnen dan ook de telegramstijl.
In de differentiatiefase ontdekken kinderen ook dat de vorm van een woord belangrijke
informatie bevat. Hierin leren zij allerlei morfologische principes als het meervoud,
verkleinwoorden en vervoegingen.
De voltooiingsfase (5 tot 9 jaar)
In de voltooiingsfase leert een kind er niet zo spectaculair veel nieuwe dingen bij. Alle
processen die in de vorige fase zijn begonnen worden nu uitgebouwd. Het verschil tussen
kinderen en volwassen in hierin de woordenschat. Op het gebied van morfologie moet een
kind nog heel wat leren. onregelmatige vormen of sterke werkwoorden blijven hierin lastig.
Op het syntactische niveau is het voor kinderen lastig om langere zinnen te vormen. Vooral
passieve zinnen blijven moeilijk. Op het pragmatische niveau zien we dat een kin als
volwaardige gesprekspartner functioneert. Hierin kunnen kinderen manipuleren en taalgrapjes
maken. De taalontwikkeling in deze fase is niet meer zo ongedwongen en spelenderwijs als in
de voorafgaande fase. Dit omdat de school ermee bemoeit.
3.1.3. Tweedtaalverwerving
Het leren van een tweede taal is anders dan het leren van een eerste taal. Hierin heb je 2
vormen:
- Simultane tweetaligheid: iemand spreekt 2 talen tegelijkertijd. Als kinderen voor hun
3e levensjaar beginnen met het leren van een tweede taal, dan rekenen we dit nog tot
de simultane taalverwerving.
- Successieve taalverwerving: kinderen leren een tweede taal nadat ze een eerste taal
hebben geleerd. Hierin leert iemand de tweede taal altijd met zijn kennis van de eerste
taal. Hierdoor treden er soms interferentiefouten op. Dat zijn fouten die voortkomen
uit de verschillen tussen een eerste en tweede taal. (Bijv. Turks kent geen verschil
tussen een ie en i maar ook bijv. geen lidwoorden) Bij het leren van een tweede taal
, zijn er grote verschillen in tempo. Als iemand weinig in aanraking komt met die taal
kan het som jaren duren voordat iemand de taal kan spreken. Ook zijn er verschillende
taalvaardigheid. Iemand die een eerste taal leert, wordt meestal een volwaardige
taalgebruiker, zeker op het syntactisch niveau. Voor tweedetaalleerders is het lang niet
altijd het geval. Hun taalvaardigheid ligt vaak onder het niveau van iemand die
dezelfde taal als moedertaal heeft. Iemand die een tweede taal spreekt, houdt ook van
een licht accent.
Overeenkomsten tussen het leren van een eerste en tweede taal:
- Net als bij het leren van een moedertaal verloopt ook de tweede taalontwikkeling in
een aantal stappen en leert iemand geleidelijk aan de taal correct te spreken.
3.2. Spreek- en luisterstrategieën
Kinderen hanteren al vroeg verschillende strategieën. Denk bijv. aan het vragen van een
koekje. Kinderen gebruiken hierin verschillende spreekstrategieën.
3.2.1. Spreekstrategieën
Een spreekstrategie is een manier van spreken die iemand hanteert om een bepaald spreekdoel
te bereiken. Je hebt hierin verschillende. Elke strategie heeft te maken met de manier waarop
de deelnemers aan de communicatie elkaar beschouwen en benaderen. Het is lastig om de
spreekstrategieën precies te typeren. De volgende stappen zijn van belang:
- Oriënteren op de inhoud
- Doel en publiek bepalen
- Plannen
- Presenteren
- Reflecteren op doel en inhoud
De volgorde van de stappen kan soms verschillen, maar ze komen wel voor bij het houden
van een monoloog. Hierbinnen kan een persoon weer andere strategieën gebruiken, zoals:
- Een gespreksvorm hanteren
- Presentatietechnieken hanteren
- Een bepaald taalgebruik hanteren
3.2.2. Luisterstrategieën
De luisterstrategieën zijn wat makkelijker te typeren. We kennen 4 verschillende
luisterstrategieën:
- Globaal luisteren: je probeert globaal te volgen wat de spreker te vertellen heeft. Het
gaat om het begrijpen van de informatie. Ook wel begrijpend luisteren genoemd. Dit is
begrijpend luisteren bij de kleuters is een goede voorbereiding op het begrijpend lezen.
- Intensief luisteren: dit gaat een stapje verder. Je probeert dan ook alle details van een
verhaal in je op te nemen, zodat je een zo volledig mogelijk beeld krijgt van wat de
spreker te vertellen heeft.
- Kritisch luisteren: nog een stapje verder. Je probeert om tijdens het luisteren een
mening te vormen. Je wilt beoordelen of het verhaal van de spreker waar of juist
misleidend is. Je bent erop gespitst tegenstrijdigheden te ontdekken of punten te
bevragen.
- Gericht luisteren: dit pas je toe wanneer je geïnteresseerd bent in bepaalde aspecten
van een verhaal. Je moet als luisteraar goed weten wat je wil weten en als het over een
ingewikkeld onderwerp gaat moet je er goed in thuis zijn om selecterend te kunnen
luisteren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kimvhg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.38. You're not tied to anything after your purchase.