Deel 1: Context
Zakelijke instelling ontwikkelen:
grondbeginselen
Bedrijven/organisaties
Organisaties als open systeem
Staat niet op zichzelf (gesloten): onderdeel context/omgeving (interactie,
uitwisselingen)
o Qua kostenstructuur,… beïnvloed door context waarin organisatie
operationeel in is
o Rekening houden met micro- & macro-context
Systeem = groep componenten die interactie hebben met elkaar & afhankelijk van
elkaar om gedeeld doel te bereiken
Organisatie als open systeem
o Organisatie beïnvloed door externe factoren
o Middelen: mensen, kapitaal (mensen of geld), hulpbronnen
o Middelen ondergaan bepaalde transformatieproces output
o Outputs: producten, diensten (tastbaar of niet tastbaar)
o Industriële onderneming: tastbare goederen
o Handelsondernemingen: bv. retail industrie
Ander onderverdeling type bedrijven:
o Producenten (industriële onderneming) tastbaar
Bv. fabricage lucht- & gascompressoren bij Atlas Copco
Kapitaalintensief
Nood aan kapitaal/voldoende capaciteit om schaalvoordelen te
kunnen bekomen = toetredingsdrempel
o Dienstverleners niet-tastbaar
Bv. transportbedrijven in dienst v/e producent/industriële
onderneming, verzekeraars, groot- en detailhandel, …
Gaat vaak om gespecialiseerde kennis (marketing, accounting, etc.)
Arbeidsintensief
Handel wordt in deze tweedeling een dienstverlener
o In theorie onderscheid duidelijk in praktijk onderscheid steeds kleiner =
servitization
Opmerking: industriële ondernemingen (producenten) beginnen steeds meer
diensten aan te bieden
o “Simpelste” manier: dienst na verkoop
o Tegenwoordig servitizatie (servitization) = product uitgedacht in functie v/h
oplossen probleem voor klant
o Dienstverlening steeds groter component van producenten/maakbedrijven
o Bv. IBM = producent computers e.a., maar eveneens diensten zoals
systeemontwerp, consultancy, …
Doel organisaties
Winst creëren? = bedrijf of onderneming
Non-profit? = organisatie bv. scouts & gidsen
1
, o Géén winstuitkering
o Dienen wel op financieel efficiënte wijze te opereren! Break-even mét
ruimte voor investeringen
Doel elke organisatie/bedrijf = waardecreatie voor
klanten/consumenten/doelgroep
Wat is klantenwaarde?
KPW schema rode draad cursus
Superieure klantenwaarde
Waarde = prijs die de klanten willen betalen
o Sterk afhankelijk v/d perceptie klanten
Superieure klantenwaarde ALS
o Waargenomen voordelen v/h product/de dienst de verwachte voordelen
o Voordelen van jouw product/dienst voordelen product/de dienst van
concurrenten
o Horizontale as: comparison, kijken naar concurrenten
o Verticale as: puur over perceptie dat product beter is dan effectieve
waarde v/h product
Hoe creatie klantenwaarde aanpakken?
Voorbeeld: B2B bedrijven
o Hoe bijdragen aan winstgevendheid van je afnemer?
o Realisatie van DIRECTE kostenbesparingen bij afnemer door product/dienst
aan te bieden met lagere PRIJS = financieel voordeel
o Realisatie INDIRECTE kostenbesparingen (vb: dankzij jouw bedrijf kan klant
zijn voorraad verkleinen, efficiënter werken door nieuw besturingssysteem,
…)
o Bijdragen aan DIFFERENTIATIE v/d afnemer (impact op kerncompetenties
v/d klant, vb. producten van je klant worden innovatiever door materiaal
dat jij aanbiedt – Night vision BMW)
Waarom is klantenwaarde zo belangrijk?
Opbouwen marktgerelateerde activa (middelen) voor onderneming zoals
o Marktreputatie (vertrouwen door sterk merk, efficiency, innovatief, service
vriendelijkheid,…)
o Installed base (vb: Microsoft)
o Partnerrelaties (vb: terugkerende klanten in B2B relatie dankzij verbeteren
kerncompetenties v/d klant)
Marktgerelateerde activa leiden tot financiële waarde!
o Voortbestaan onderneming
o Zonder: geen klanten of winst
Schaalvoordelen, economies of scope, gemiddelde & marginale kost
Welke kostenvoordelen kunnen organisaties bereiken?
Schaalvoordelen/economies of scale
Gemiddelde kost (= kost per eenheid output) vermindert bij stijgende output
2
, o Reden?
Vaste kosten kunnen gespreid worden over bijkomende output
(en dikwijls) operationele efficiëntie stijgt, waardoor ook variabele
kosten lager zijn
o Dus
Wanneer gemiddelde kosten dalen met stijgende output =
schaalvoordelen
Wanneer gemiddelde kosten constant blijven t.o.v. veranderingen in
output = constante schaalopbrengsten
Wanneer gemiddelde kost stijgt met stijgende output (bv. nood voor
meer toezicht, onderhoud, overwerk) = schaalnadelen
Schaalvoordelen belangrijk component
o Verklaart fusies, overname, vergrotingen
o Na bepaald punt neemt af & stijgen vaste kosten terug
o Schaalvoordelen gerealiseerd: vaste kosten hetzelfde ongeacht hoeveel we
produceren
o Schaalnadelen = wanneer vaste kosten stijgen bij aantal producties
Schaalvoordelen geen lineair verloop op bepaald punt is er optimum: u-vormige
curve
o Reden?
Vaste kosten = onafhankelijk totale output, bedrijf bepaalde vaste
kosten (vb.: huur gebouw, machine, …)
Bij meer output kunnen deze kosten over grotere volumes verspreid
worden
Variabele kosten kunnen echter ook stijgen wanneer output stijgt
zoals loonkosten, materiaal, …
Dikwijls: wanneer output stijgt capaciteitsproblemen
Hierdoor ontstaan er “bottlenecks” waardoor variabele kosten
proportioneel sterker stijgen
Bv. operagezelschap moet op zoek naar extra zangers, nieuwe
kostuums, … wanneer er extra voorstellingen op het programma
staan
o Minimum efficient scale/minimale efficiënte schaal =. Punt waarop
schaalvoordelen uitgeput zijn (laagste punt op curve)
Economies of scope/voordelen van bereik
= vooral te maken met feit dat bepaalde onderneming bepaald iets
produceren maar dezelfde productiefaciliteit kunnen gebruiken om een ander
goed te produceren
o Totale kost 2 goederen moet kleiner zijn als som totaalkosten van elk
goederen apart
Bedrijf besparen dankzij breder bereik activiteiten
o Investeringen gemaakt in bv. kennis kunnen gebruikt worden tijdens
produceren/ontwikkelen van gerelateerde producten/diensten
o Bv. kennis nodig voor ontwikkelen chemisch mengsel nodig voor
produceren van industriële tape kan eveneens gebruikt worden voor
produceren van post-its
Berekening
o Relatieve totale kosten (TC) v/h produceren v/e verscheidenheid aan
goederen in 1 bedrijf
Vs.
o Relatieve totale kosten v/h produceren v/e verscheidenheid aan
goederen in 2 of meer aparte bedrijven
TC(Qx, Qy) < TC(Qx,0) + TC(0,Qy)
Gemiddelde & marginale kost
Marginale kosten = hoeveel additionele kosten moeten we maken om 1 extra
hoeveelheid v/e product te produceren niet hetzelfde als gemiddelde kosten!
TC = Total Cost AC = Average Cost MC = Marginal Cost
Q = hoeveelheid producten ∆Q = stijging in hoeveelheid producten
3
, Average cost (= gemiddelde kost)
o = TC(Q)/Q
o Gebruikt om schaalvoordelen uit te leggen
Marginal cost (= marginale kost)
o = [TC(Q + ∆Q) – TC(Q) ] / ∆Q
o Geeft mate waarin totale kost per eenheid stijgt wanneer output stijgt & dit
over specifiek bereik van eenheden
In deze grafiek: kan MC afgelezen worden
In deze grafiek: kun je totale extra kost berekenen indien productie omhoog gaat
Tot 10.000 producten produceren kost je $20 per product
o MC = $20
o Total Costs (TC) voor 10.000 producten = $200.000
Van 10.000 tot 20.000 producten produceren kost $30 per product
o MC = $30
o Extra kost van 10.000 tot 20.000 producten = $300.000
o Total Costs (TC) van 20.000 producten = $500.000
Voorbeeld schaalnadelen: wordt steeds duurder per eenheid!
Grafiek geeft weer:
o Bedrijf produceert 10.000 eenheden & heeft totale kost van 200.000 euro
MC voor het produceren van 0 – 10.000 eenheden
MC = (TC(Q + ∆Q) – TC(Q) ) / ∆Q
MC = 200.000/10.000 = $20
o Bedrijf produceert 10.000 eenheden EXTRA & heeft EXTRA kost van
300.000 euro
MC voor produceren van 10.000 tot 20.000 eenheden
MC = 300..000 = $30
o Bedrijf produceert nog eens 10.000 eenheden EXTRA & heeft EXTRA kost
van 600.000 euro
MC voor het produceren van 20.000 tot 30.000 eenheden
MC = 600..000 = $60
Zelfde voorbeeld maar nu grafiek totale kosten!
Zie powerpoint voor te kennen marginale kosten voor examen!
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AichaS. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.18. You're not tied to anything after your purchase.